donderdag 7 april 2011

7 april

Van hier vertrokken wij naar het paleis van de kroonprins waar dezelfde ceremonie plaatsvond, doch niet voor de kroonprins zelf, maar voor drie daartoe benoemde Rijksraden. Het paleis van de Nisnomar of kroonprins is fraai gelegen op een heuvel, waar men zich enigermate een denkbeeld van de uitgestrektheid van het keizerlijk paleis kan vormen, maar geenszins van de stad, waarvan onze ogen het einde niet kon bereiken. Wij zouden ons heden zeer goed met de afgelegde complimenten kunnen tevredenstellen; maar toen begon pas de lastige en zeer vermoeiende audiëntie bij 13 Rijksraden, die ook alle binnen de muren van het paleis wonen. Zij lieten ons overal door hun Gokaro’s of secretarissen ontvangen, met de verontschuldiging, dat die Heren nog in het paleis waren. Maar het is meer waarschijnlijk, dat zij achter de schuiven zaten te gluren om ons des te vrijer te kunnen opnemen. Er was althans achter de schermen zoveel beweging en gedrang, dat wij met zekerheid moesten veronderstellen dat er een aantal mensen verscholen zaten, om ons te zien. Bij een van die bezoeken met dit vermoeden tot zekerheid gebracht, omdat er plotseling een schuif bezweek, en er een heleboel vrouwen voor de dag kwamen, die ook even schielijk wisten te vluchten, en zeker veel op hun rekening hebben gekregen omdat ze op die wijze de étiquette van onze ontvangst hebben geschonden. Bij elk van deze bezoeken werden pijpen, tabak, groene gemalen thee en grote borden met banket voor ons klaargezet. Het laatste werd door de Japanners zorgvuldig ingepakt, en in onze hassambakko’s meegenomen. Men vroeg op verschillende plaatsen om de hoed en de degen van het Opperhoofd en onze horloges te mogen bezichtigen. Terwijl ik de aangename plicht had om bij ieder bezoek enige vellen papier met roodaarde [rood krijt] te beschrijven, wat mij, behalve door de vermoeienissen van de dag, ook door de zittende houding op de matten tenslotte vooral zeer moeilijk, ja bijkans onmogelijk werd. Het was half tien 's avonds toen wij van deze eervolle plichtplegingen thuiskwamen, en toen moesten wij nog een aantal bezoeken en gelukwensen afwachten, als was het of men door complimenten onze krachten en gezondheid op de proef wilde stellen; want het werd op het laatst een koortsachtige beweging, waaronder menigeen bezweken zou zijn.

Geen opmerkingen: