vrijdag 30 april 2010

Zondag 30.

Ik ontving een Schriftelijke communicatie van Dr von Siebold van zijn waarschijnlijk veblijf te Jedo na volbragt gezantschap, hetwelk ik voor notificatie aannam.

De Audiënties morgen zullende plaats hebben, deed ik alles daar toe gereedmaken.

Namiddags wierd mij dezelve door den Onder Tolk officieel aangekondigd. Hij zegde dat de Opp. Banjoost die gewoonlijk die bekendmaking doet, in dienst uit was, doch later bij mij zoude komen.

Daar het intusschen laat was geworden, en ik mij nog niet zeer wel bevond en wenschte vroegtijdig mij ter ruste te begeven om morgen vroegtijdig gereed te kunnen zijn, stuurde ik een mijner Dienaren naar den Onder Tolk (de Opper Tolk almede niet te huis zijnde) om te vragen wanneer de Opp banjoost zou komen en te zeggen dat de zoo den Opp Banjoost ook nog lang mogt uitblijven ik als dan zou verzoeken om verschoont te wezen van hem te ontvangen dewijl ik ongesteld was en naar bed wenschte te gaan, dan de Onder Tolk liet mij zeggen dat de Opp. Banjoost spoedig zou komen en dat het noodig ware hem te ontvangen. – Ook kwam werkelijk kort daarna den Opp. Banjoost, die mij door den Onder Tolk liet zeggen dat de Gouverneur mij liet weten dat indien ik den Gouverneur iets te verzoeken had of een brief over wilde geven, ik mij daartoe aan hem Opp. Banjoost moest wenden, doch daar in het Paleis en in de wacht van 100man de K. Dwarskijker en de Kommissaris der Vreemdelingen tegenwoordig waren wanneer ik mij mondeling of schriftelijk aan den Gouvr adresseeerde zulks groote ongelegenheid zou veroorzaken. Ik begreep dadelijk de bedoeling en daar de tolk een en andermaal dat dezelfde herhaalde en er op aandrong dat ik er op zou antwoorden vergenoegde ik mij te zeggen dat ik het gehoord en verstaan had. – Waarna de Opp. Banjoost vertrok.

donderdag 29 april 2010

Zaturdag 29.

Steeds veel, doch minder aanloop dan tevoren, en hoezeer nog ongesteld, kon ik mij niet onttrekken eenigen voorname personen te ontvangen.

‘S avonds bezocht mij de Prins van Nakats met een kleine gevolg *en onderhield zich enige tijd met mij. Hij bragt mij eenige kleinigheden ten geschenk en vertoonde mij eenige horlogies en aardigheden, door hem meegebragt.

woensdag 28 april 2010

Vrijdag 28.

Alnog veel bezoek even gelijk de vorige dagen, doch welke ik uit hoofde van ongesteldheid en schrijfwerk voor het grootst gedeelte niet ontving.

dinsdag 27 april 2010

Donderdag 27.

De Opp. Tolk zegt mij dat de Audiëntie voor zeker op den 1ste aanstaande was bepaald, omdat op diën dag de Lhr van Kiesjoe Audiëntie zou hebben.

Alnog veel aanloop van Nieuws gierigen, welke veelal door de menigten die te gelijk komen zeer lastig zijn, daar de kamers dikwijls opgepropt met menschen zijn. Doch allen gedragen zich steeds zeer ordentelijk – De Vorst van Satsuma stelde op mijne bede* zijn voorgenomen bezoek uit tot na de Audiëntie.

maandag 26 april 2010

Woensdag 26.

Had heden veel bezoek van Japansche hoogere en lagere Ambtenaren en particulieren, ook van Vrouwen, om mijne woning, meubelen, kleeding enz. te bezigtigen. De K: Landsheerlijke, en andere Docters kwamen even gelijk vorige dagen in onze woning. De meesten bragten geschenken mede van kleinigheden.

zondag 25 april 2010

Dingsdag 25.

Omstreeks half acht Ure had er eene zeer hevige aardbeving plaats die nagenoeg 10 seconden lang duurde. Ik vernam bij die gelegenheid dat er voor eenige dagen drie op eenen dag hebben plaats gehad, waarvan ik echter geenen bemerkt heb doordien den huizen zeer ligt van hout zijnde gebouwd, buiten dat dikwijls schudden.

De Opp Tolk kwam mij aan den buitenkant afvragen of ik de kaarten aan Z. K. M wilde afstaan.Ik herhaalde wat ik vroeger den K. Hof astronomist geantwoord had, dat de kaarten volkomen ter beschikking van Z: K: M: waren en ik het mij het eenen hooge eer en geluk zou achten indien hoogst dezelve die wel gunstig geliefde aan te nemen.

Later kwam den Opp. Tolk mij kennis gegeven, Dat de Keizer de Kaarten zou aannemen. – Ook zegde hij mij binnenkants, vernomen te hebben, dat de Audientie waarschijnlijk den 1e Mei zou plaatshebben, doch dat zulks niet zeker was.

zaterdag 24 april 2010

Maandag 24.

De Opp. tolk op bracht mij een Opgaaf van de verdeeling van de Jedosche Verkoop waarbij aan deze Hospes 3 Ir Laken Schairood doch aan die van de Miako en Ozakka geen Laken van die kleur was bedacht, terwijl alsmede aan denzelven den geheelen verkoop van den vijfden Tempelheer, die naar ik vernam reeds sedert eenigen jaren vacant is, was toegedacht. Hij wilde ook de overschietende Einden van de Stukken Laken ter waarde van $ 880, aan den RekenGouvr (of geld kamer zo het heette) afgegeven tegen denzelfden prijs. Ik verzette mij tegen dat misbruik, doch daar waarschijnlijk het belang van anderen daarin betrokken is, bleef hij volhouden en dit is al weder een van de duizenden misbruiken die de Tolken hebben weten in te voeren.

Namidagsdaags kwamen geheel binnenkants[= onoficieel], de Zoon van de Keizerlijke Dwarskijker, waarbij de Secretaris van dien Ambtenaar hoofdzakelijk paraisfeerde[?]. De Tolken hadden mij verwittigd dat hij behandeld behoordde te worden als een Gouvn Secretaris en alsof ik niet wist dat de Zoon van de K. dwarskijker in zijn gezelschap ware. Bij hem waren nog twee Zoons van ged. Ambtenaar van 11 en 13 jaar.

Ik ontving ze met en behandelde de bezoekers met de meeste onderscheiding, liet Thee, Konfituren en verschillende soorten van Likeuren en fijne spijzen aanbieden. Liet hem alles zien wat in mijne Kamers was. De Secretaris verzocht om een weinig Eau de Cologne op een doek. ik gaf hem een flacon daarvan. En toen hij vervolgens verzocht om wat Konfituren voor zijn Meester te mogen meenemen, liet ik twee potten daarvan halen die ik hem aanbood, waarbij ik een Fles Anisette voegde daar hem die Likeur zeer scheen te bevallen, welke een en ander hij zeer snel opnam. Hij bedankte mij op de beleefste wijze. – Bij het vertrek gaf ik aan de twee jongere Zonen van de K. Dwarskijker ieder een Lapje Goudstof (tot eene Jap. brieventasch) en een kleine toneelkijker.

De secretaris was een zeer wellevend en, zoo het mij toescheen, een knap man. Hij gaf mij herhaalde malen zijne bekommering ter kennis dat hij mij misschien lastig viel en beklaagde dat ik eene vermoeiende reis had afgelegd en dat mijne tegenwoordige afzondering en eenzaamheid xxxxxxxx en vooral het uitstellen der Audiëntie mij verdriet mogt veroorzaken.
Ik beantwoordde die de beleefdheid met te zeggen dat de reis niet in aanmerking bij mij kwam, dat men zich die ligtelijk kon getroosten, wanneer men daarvoor tot de hooge eer en het geluk hoopte te geraken in de tegenwoordigheid van Z: K: M: toegelaten te worden en dat ik het uitstel ter Audiëntie slechts daarom betreurde omdat het veroorzaak was door het ongeluk dat de Keizerlijke famielje had getroffen. – Bij gelegenheid dat hij mijn Staatiekleeding op zijn verzoek zag, welke hij zeer bewonderde – zegde ik hem, dat ik die kleding waarnaar ik twee jaren had moeten wachten, uit Holland ontboden had, alleen om daarmede voor den Keizer te verschijnen en die daarna niet meer zou aantrekken. Dat een en ander Scheen hij met genoegen te hooren. – Hij bleef ruim een Uur tijds bij mij. –

Heden was mij de toeloop van Menschen om mijne woning te zien allerlastigst, daar mijn Kamers zoo vol waren, dat ze elkander verdrongen. Tevergeefs heb ik reeds eenige reizen[?] orde daar in trachten te Stellen en last aan de dienaren gegeven om niemand buiten mijne permissie te laten binnenkomen en daartoe den namiddag bepaald. De toeloop wordt dagelijks meer en lastiger

vrijdag 23 april 2010

Zondag 23.

De Vrijheer van Nakats kwam om 7 Ure des avonds bij mij met twee zijner zonen (een 9 en den ander 13 jaren oud) twee zijner Bijvrouwen en vijf harer dienstmeiden. De prins bood mij een zeer fraai hondje aan en twee Bloemheesters en ook de Jonge Prinsen en de bijvrouwen deden mij geschenken van enige kleinigheden dat ik beantwoordde met aan den Prins vier Sitsen Gordijnen met daartoe behoren de vergulde knoppen, aan den Jonge Prinsen een rarekiekastje en, ieder een lapje goudstof en een kijkertje en aan de Dames en Dienstmeiden zijden gebloemde Doeken, Ringetjes en Spelden met Steentjes enz. De Prins en zijn gezelschap bragten den avond bij ons door en Soupeerden met ons, om middernacht naar vertrok dezelve

donderdag 22 april 2010

Zaterdag 22.

Voormiddags bezochten mij de Keiz. Doctors Katsragawa Hoken (Botanicus) Kone Roan en twee anderen. Beide genoemden benevens de voor Nagazakki gedispiciëerende Reparatie mr Ootska Hatsiro, bleven bij ons eten.

‘S avonds kwam de Keizerlijke Hof Astronomist Takahashi Sakzeimon om de landkaarten ter vertoning aan Z. M. den Keizer af te halen. Hij had namelijk mij voorgisteren door een der Tolken laten vragen of ik mijne Landkaarten van de Vier W. deelen wel zou willen afstaan, dan zou hij Z. K. M. voorstellen om die te kopen en zoo dit niet, zou hij ze voor zich zelven overnemen. Ik liet hem antwoorden dat de Kaarten volkomen tot Z. M. beschikking waren, dat ik hem verzocht dezelve uit mijnen naam Z. M. aan te bieden en dat ik het mij tot eene bijzondere eer en geluk zou rekenen indien hoogstdezelve de kaarten gunstig geliefde aan te nemen, doch dat ik anders niet voornemens was, die te verkopen. – En daar hij mij gister had laten verzoeken om de kaarten Z. M. te mogen vertonen, kwam hij die heden afhalen. Hij bezichtigde die nogmaals en ik nam daaruit aanleiding, om hem op de kaart van het Krijk Holland, aan te wijzen de vermeerdering van grondgebied van dat Krijk door de overwinning van Waterloo. Hij verwonderde zich daarover. Ik verhaalde hem kortelijk dat de 17. Provinciën oudstijds tezamen hadden een land uitmaakten en gezamenlijk tegen den Koning van Spanje waren opgestaan, daar zij zich voornamelijk omdat hij hen omtrent den Godsdienst wilde dwingen. Dat tien dier Provinciën echter zich weder hadden onderworpen en onder Zijne heerschappij waren teruggekomen, doch dat de 7. overige het xxx de Holland, na eenen 84 jarigen oorlog door dien Koning van Spanje ware vrij verklaard en als onafhankelijke staat erkend, en hoe die 17. provinciën na eenige veranderingen van heerschappij ten gevolgen van deze veldslag van Waterloo thans verenigd met bijvoeging van het G: Hertogdom Luxemburg het Koninkrijk Holland uitmaakten. –

Hij deed mij vervolgens verscheidene vragen betrekkelijk de krijgskunst dewijl gaf hij mij te kennen, hij mijne militaire betrekking kende en dat ik gedurende den Oorlog had gediend, en hij liet zich op eene vleijende wijze over mijnen militaire rang uit, hetwelk mij een nieuw bewijs opleverde hoezeer de krijgsstand in Japan ge in aanzien en geëerd is. Hij vroeg mij het een en ander wegens mijne zonen en scheen reeds meer van hen te hebben vernomen, daar hij mij op eene zeer verpligtende wijze zegde mij het geluk te benijden van zulke voortreffelijke kinderen te hebben, hij vroeg mij den naam van mijne derde zoon en teekende dien op als ook dat Z. M.. de Koning hem ter belooning van zijn loffelijk gedrag bij de over winning van Palembang tot Ridder der militaire W: orde had benoemd. Het kwam mij voor als of hij nog Hij vroeg mij ook zeer omstandig of men in Europa in het gevecht ook even gelijk de Japanezen schilden gebruikten, of die tegen de kogels bestand waren, welke soort van groot geschut en welke andere wapens wij gebruikten, of ik ook werken over de artillerie had en diergelijke vragen meer, die het mij voorkwamen dat hij op hogere last deed. Ik beantwoordde die alle omstandig en zegde dat ik thans geen den militaire werken meer bezat, hebbende die alle aan mijne zonen gegeven, doch dat zoo hij mij geliefde op te geven welke soort van boeken hij verlangde ik hem die zou bezorgen. Dat wij in Holland voortreffelijke werken over alle de bijzondere deelen van der Krijgskunde hadden en die voor hem zou ontbieden. Hij verzocht mij hem heen werken over de Artillerie te bezorgen hetgeen ik hem beloofde te zullen doen. Hij had mij de eerste maal dat hij bij mij kwam eene wereldkaart (Plani Sphere)

laten zien naar een Europese in Japan in het koper gegraveerd, met de namen in Japansche karakters die mij goed was in[?] gevallen en bewijst de vorderingen bewijst dien den Japanezen in de Europese kunsten en wetenschappen maken. Hij had de kaart onder zijn toezigt doen vervaardigen en zegde mij voornemens te zijn om uit mijn kaarten Japansche kaarten samen te stellen. Ik sprak hem van den Atlas van Malthe Brun, die hem zeer nuttig zou kunnen wezen tot zijn voornemen, en beloofde hem een zodanige Atlas te zullen bezorgen, waartoe hij mij ook verzocht. Toen ik de Kaarten van den Werelddeelen, die in mijne kamer tegen den muur hingen liet afnemen, vroeg hij mij of de Kaart van het Krijk Holland er niet bij behoorde. Ik antwoordde neen, doch dat zoo hem die aangenaam mogt wezen, ik hem die als een Geschenk voor hem zelven zou aanbieden en Steldde ze hem ter hand. Hij bedankte mij zeer en verzocht mij achterop dezelve mijne naam te stellen en dat het hem tot een aandenken was vereerd. Waaraan ik voldeed – Waarnaar hij vertrok.

woensdag 21 april 2010

Vrijdag 21.

Heden niets van eenig belang. Steeds veel aanloop om mijne kamers te zien enz.--onder anderen vier vrouwen van de Nagazakkische Gouverneurs met hunne Kinderen famieljes, Dienstmeiden enz. – aan welke ik eenige kleine snuisterijen in geschenk aanbood en op likeur en Konfituur de onthaaldde.

dinsdag 20 april 2010

Donderdag 20.

Voormiddags kwam de opp. Tolk en wr Scriba mij verwittigen dat beide de Stolpen te kort waren voor de Lampen. De eerste zegde mij dat nu mijn brief daarover (zie 16e) geheel abuis ware, ik begreep dadelijk dat zij gaarne gezien hadden dat ik mijn’ brief terug vroeg die zij naar alle vermoedens nog onder zich hebben gehouden. – Ik begaf mij naar het pakhuis en zag dat de glazen bol en het lange glas op de lampen waren geplaatst, welke ik deed afnemen, en toen bevonden zich de stolpen hoog genoeg. Ik nam aanleiding daarin om den Tolken te doen opmerken dat mijn brief zeer goed was, dewijl het nu bleek dat de Stolpen alleen geschikt waren, om de lampen te dekken, wanneer men die niet gebruikte, daar buitendien wanneer men al eens de stolp op de lampen zetten wilden terwijl die brand, de vlam zou uitgaan dan wel de Stolp breken. – De tolken schenen geheel verslagen en verlegen, daar wederom een hunner slechte streken mislukt is, en zijn mij gaarne de stolpen hadden doen terughouden Zoo als zij mij mij vroeger schriftelijk aangeraden hebben. Ik geloof dat zij nu zeer in verlegenheid zijn gebragt.

Namiddags omstreeks half vijf ure kwam de opp. Tolk mij berigten dat de Audiëntie tot na de 20e Japansch (26 dr) was uitgesteld.

’s avonds om acht Uren hadden wij eenen zéer sterke aardbeving. De schudding duurde eenige Seconden.

Alle dezer dagen zeer vele mensen om mijnen Kamers te bezigtigen

's avonds eenige K. Docters mij bezoeken.

maandag 19 april 2010

Woensdag 19.

De Opper Tolk verzocht mij namens den Gouvr om twee lange pijpen, die ik hem deed geven en een Tapijt dat ik echter niet heb. ‘s avonds kwam de Vrijheer van Nakats, en soupeerde bij mij met den keizerlijke Docters Botanicus en Kone Roan

zondag 18 april 2010

Dinsdag 18.

De Reparatie meester kwam 's namiddags mij bezoeken.

‘s avonds kwam (binnenkant) Takahashi Sakzeimon, Hof Astrologist, mij bezoeken. Hij bezigtigde mijne Landkaarten van den Vier Werelddeelen en die van het K rijk Holland, den chronometer en onderhield zich met den Doctor. [Von Sibold] over de observatiën enzovoort. – Hij soupeerde vervolgens bij mij met den keizerlijke Doctors Botanicus en Gentak den Zoon enz.

Men dacht heden dat de Audiëntie zal uitgesteld worden.

Kreeg heden geschenken van de Dames van den ouden Landsheer van Satsuma en daaronder van den oude Minnen der Keizerin enige kleinigheden die mij gezegd wierden haar van die vorstin geschonken te zijn.

zaterdag 17 april 2010

Maandag 17.

Kwam de Opp. Tolk mij berichten dat de gGeschenken aan het Paleis bezorgd waren door de Opp. Banjoos.

Namiddags wierd mij verhaald dat de tijding (aan den binnenkant) was gekomen van het overlijden van den eenen 14 jarigen Zoon van den Keizer. Zulks zal waarschijnlijk de audiëntie doen uitstellen.

vrijdag 16 april 2010

Zondag 16.

Het meten en Sorteren der geschenk stoffen geëindigd zijnde, ging ik in het geschenk pakhuis die bezichtigen.

Ten einde alle misduidingen voor te komen omtrent de glazen Stolpen en het niet opgeven derzelven tegelijk met de lampen daar die Stolpen naar den Gouverneur ter bezigtiging moesten gezonden worden, Schreef ik daarover deze brief aan de gouverneur Takahasi Zekirene[?] enz.

Inseratuur Glazen Stolpen Kbb No 13

Ik gaf die aan den Opper Tolk ter indiening af. Die na lezing hem had goedgevonden doch kort daarna kwam hij en den Onder Tolk bij mij. Zij wilden mij doen begrijpen dat die brief zoo niet kon ingediend worden, omdat de Gouvr zeer verlegen zou wezen met de door mij opgegeven redenen in den brief aan het hof voor te dragen, daar het nu scheen als of de Lampen defect waren. Ik wederlegde zulks en bleef volhouden in het verlangen dat die brief ingediend wierd, – waaraan zij mij eindelijk zegden te zullen voldoen en zijn namen dien mede. – Later kwam de onderTolk mij zeggen dat de brief bezorgd was, en dat de Gouverneur mij nader daarop zou antwoorden. De Stolpen zegde hij waren van den Gouvr teruggestuurd omdat hij die niet onder zich wilde houden als te breekbaar zijnde.

donderdag 15 april 2010

Zaterdag 15.

Ik ontving heden het Translaat waarbij toegestaan wordt het jaarlijksch Geschenk van zestig Teilen aan den Reken Gouverneur den 7e Sept. 1825 verzocht om voor te komen dat de Tolken

Een Dienaar van de Landsheer van Matomai vroeg belet en deed mij eenige vragen betrekkelijk de paarden en de RijdSchool, als hoe men in Europa de paarden voedt, of er middelen bestaan om wanneer een paard zeer vermoeid is, hetzelve nieuwe krachten bij te zetten, hoevele dagen achter elkander een paard kan loopen, welk Soort van paarden wij in Holland hebben enz. Ook wegens de Valkenjags alle welke vragen ik zo0 goed doenlijk beantwoorde. Ik gaf hem op zijn verzoek een paar reeds gebruikte Zeemleere handschoenen gaf waarvoor hij mij zeer bedankte.

Omstreeks Zeven Uren des avonds kwam de oude Landsheer van Satsuma met drie zijner zonen (den gewezene Landsheeren van Nakatz en van Koesmai en een jongere zoon oud omstreeks 13 jaren) een kleinzoon wiens vader de tegenwoordige Landsheer van Satsuma is), en zes vrouwen, waaronder twee Bijvrouwen van den ouden Landsheer en eenen van de genoemde landsheer van Koesmai. Eene der twee erstgenoemde was Ofkinokata, den moeder der tegenwoordige keizerin. xxxxx vrouw des keizers. Aan mij en de beide anderen Heeren, wierden in tegenwoordigheid en uit naam van den ouden Landsheer en zijne twee zoons met vele Staatsies enige geschenken aangeboden terwijl eerstgenoemde ons buitendien enige kleinigheden eigenhandig aan bood. – Daar ik, toen de prins van daar Katz voor eergisteren bij mij kwam, denzelven ene dubbelde Lorgnet (of bril) had aangeboden, verzocht de oude Landsheer mij om een bril, dien ik hem aan bood, – Waarna ook de zo even genoemde moeder der keizerin mij een dergelijk verzoek deed, waaraan ik dadelijk voldeed.

De oude Landsheer en zijn gezelschap bezagen alles onze woning, die wij enigszins naar den Europese wijze hadden ingerigt, Klederen, Meubelen enz. [Ze] hoorden vervolgens den Doctor Klavier spelen, bezigtigden zijne sterrenkundige en overige instrumenten, boeken enz. – Ik had op verlangen van den Ouden Vorst de Tafel doen dekken en liet het eten opbrengen, de xxxx Vorsten, de Vier andere Prinsen zetten zich met ons aan tafel en soupeerden. Ik merkte bij deze gelegenheid dat onze Tafel gebruiken, en ook onze Spijzen den Prinsen wel bevielen. Zij trachtten zelfs daarbij onze manieren aan te nemen.

De vorst had het verlangen geuit om van Dr. v Siebold het opzetten van vogelen te leeren en had tot dat einde een’ dooden vogel meegebragt. Na de tafel wierd door den Dr aan zijn verlangen voldaan.

De Dames bleven altijd bij het overige gezelschap. Zij waren zeer vriendelijk wellevend en in het minst niet terughoudend. Zij zaten wel niet met ons aan tafel, daar de gebruiken alhier dit niet gedogen, doch zij gebruikten het een en ander van het Souper.—

Om Middernacht vertrok de Vorst en zijn Gezelschap hun dank betuigende voor het genoten onthaal en de Dames gaven te kennen, dat zij gaarne nog eens het bezoek wenschten te mogen herhalen.

woensdag 14 april 2010

Vrijdag 14.

De Opper Tolk berigtte mij dat hij belast was, mij namens den Goevr aan te zeggen, dat daar het gewoonlijk te laat wierd, wanneer het Opp.hoofd op eenen dag bij alle den Rijks Raatsh Regters rondging, bepaald ware, dat dit maal bepaald was dat het Compliment bij den Raadsheeren in twee achtereenvolgende dagen zal worden afgelegd.

Daar ik vergeefs om eenige geschikte werklieden gevraagd heb, en mij niet dan zeer ongeschikte waren toegezonden, die door den Hospes moeten bezocht worden, hetwelk bij alle de op alle plaatsen waar wij gelogeerd hebben een verregaande in het oog loopend misbruik is, door de Hospesen in het werk stellen, om een voordeel te vinden op de goederen dien wij koopen of doen vervaardigen en hetgeen oorzaak is dat wij alles veel duurder moeten betalen, en het dan nog soms zeer slecht is, Schreef ik den Onder Banjoost deze brief.

Inseratur Kbb: N° 12

Eenigen tijd nadat ik dien verzonden had, kwam de ambtenaar bij mij en na eene onderhandeling waarbij den Hospes wierd geroepen, bepaalde de Opper Banjoost dat ik wanneer ik geen genoeg mogt nemen met den werklieden die mij de Hospes bezorgt, ik andere zou kunnen doen roepen mits den Hospes daarvan te verwittigen wanneer er een onderbanjoost bij zal tegenwoordig wezen, hetwelk voor de werklieden van den Hospes door den Opp. Banjoost wordt verschoond. – Daar echter de Hospes die een slecht en doortrapt voorkomen heeft, zijn zaak zelf de bij den Opp banjoost kan bepleiten en ik mij van een Tolk moet bedienen, die het steeds met hunne Landslieden tegen ons eens zijn, zie ik wel in dat ik daardoor weinig gemak zal hebben. — Intussen spijt het mij, dat ik bij de h: Regering geïntercedeerd heb, om deze Hospes Vijftig Knasters Suiker te mogen geven die tot gemoedkoming van het verlies van zijn huis door den brand, daar hij zulks slecht xxxxxx en dus niet verdiend. Daarom rade ik ook mijnen opvolgers zeer af om immer diergelijke giften aan den Regering voor te dragen ten zij dan als belooning van goed gedrag der Hospezen en dan eerst na volbrachten Hreis om niet altijd den dupe te wezen van de Speculaties dier Menschen en der Tolken die steeds zamen heulen.

Namiddags wierd ik door den Opperbanjoos bezocht zijnde een der genen die in het paleis alles regelt en bezorgt ten aanzien onzer Geschenken.

Voorts kwamen drie Docters van de Landsheer van Satzuma mij uit deszelfs naam complimenteren en bedankten mij nogmaals voor het op gisteren gestuurde gebak. Tevens kondigden zij mij tegen morgenavond het bezoek aan en vragen belet voor dien Landsheer en zijne bijvrouwen. Ik antwoordde dat mij zijn bezoek even vererend als aangenaam zou wezen, dat ik echter bij voorraad verschooning bad, omdat ik niet behoorlijk was ingerigt om hem behoorlijk te ontvangen, daar de verre reis die ik afgelegd had, mij niet toegelaten had, vele meubelen enz. mede te nemen, dat ik echter alles zou aanwenden om hem wel te ontvangen.

Ook een Dienaar van een Bloedverwant des Keizers Simizoe Skibikio die mij een Waaijer van denzelven welke bij den Keizerlijke Dans gebruikt worden, aanbood.

dinsdag 13 april 2010

Donderdag 13.

Omdat ik gister den Landsheer van Satsuma een Taart van gestoofde drooge holl. Appelen en peren gestuurd had, zond mij Z. H. heden ook middag een’ gesouten Kraanvogel en Jap. gebak en banket tot tegengeschenk.Ook ontving ik heden een geschenk van den Landsheer van Inoejamma (Wilhelmus) met zijne Complimenten.

maandag 12 april 2010

Woensdag 12

De zoo even gen. Landsheer Stuurde mij en ook aan de beide overige Heeren ieder een zeer fraai geschenk van levende vogels, visschen, eenige Stukken Stof, vijf dwergboompjes in potten

Een reparatiemr kwam mij bezoeken.

‘s avonds kwam de Prins van Stat Nakats, onverwacht mij een bezoek geven en bedanken voor de goede receptie van gister, onderhield zich eenige tijd met mij, bood mij een geschenk van Jap. Prenten aan, en nam afscheid van mij en bezocht bij het uitgaan den Doctor en den wr Scriba daar hij eerstgend hoorde Klavier spelen.

zondag 11 april 2010

Dingedag 11.

Kwam een reparatiemr mij geluk wenschen met volbrengen reis. Voorts twee gezanten der Nagazakkische gouverneurs Kommissaris van vreemdelingen om dezelfde reden.

‘S avonds omstreeks half acht Ure kwam de Prins van Nakats met een klein gevolg (aan den binnenkant) ons bezoeken. Hij gaf zijn genoegen te kennen over de inrigting onzer woning die hoezeer gebrekkig, enigszins in den Europeschen Smaak was gemeubileerd. Hij verzocht eenige onzer medegebragte goederen te zien waarvan de meeste hem zeer Schenen te bevallen --Hij hoorde den Doctor [Von Siebold] Klavier Spelen en bezichtigde deszelfs Sterrenkundige en natuurkundigen instrumenten en daar de Prins zijn verlangen te kennen gaf, om hollandsche Spijs te eten en de tafel wijze te zien hoe wij aan de tafel eten, liet ik de Tafel dekken en zoo Sierlijk inrigten als de omstandigheden toelieten. Ik verzocht den Prins mij de eer aan te doen met ons te souperen, hetgeen hij aannam. ij zette zich met ons aan de tafel, en at van een en andere Spijzen welke hem zeer Schenen te bevallen. Hij vertrok om elf Ure zeer voldaan met het onthaal; mij zijn dank betuigende voor de goede receptie tevens verzoekende dat twee zijner Bijvrouwen onze woning mogten komen bezigtigen. Ik antwoordde hem, dat het mij bijzonder aangenaam zou wezen die Dames te mogen ontvangen en alle die beleefdheden te betoonen die de omstandigheden mij zouden vergunnen.

Ook is mij heden hoop gegeven dat de oude Landsheer van Satzuma ons in het kort met een bezoek zal vereren.

woensdag 7 april 2010

Vrijdag 7.

Trokken bij zeer goed weder en warmte het Hakonische gebergte over en kwamen tot Odawara, alwaar overnachtten.

dinsdag 6 april 2010

Donderdag 6.

Gingen met vaartuigen de Foesigawa [Fujigawa] over en Sliepen te Noemarae [Numatsu].

maandag 5 april 2010

Woensdag 5.

wachtte men eerst dien tijding af waardoor wij te laat over trokken om verder dan Kambara [Kanbara] te komen, alwaar wij den nacht bleven.

zondag 4 april 2010

Dinsdag 4.

Bleven te Okits [Okitsu] omdat men ons zegde dat de herbergen te Kambarra door de Nagamats (Bagage) van den Landsheer van Kiesjae en eene Bijvrouw van den Landsheer van Satzuma bezet waren die aldaar moesten vertoeven omdat de Foezigawa door den gister en dezen nacht gevallen regen niet over te varen was. – Dan daar ik de opgegeven reden van ons vertoeven alhier als eenen uitvlucht der Tolken beschouwde om onze reis te vertragen, Schreef ik ’S avonds aan den Opp Banjoost om hem voor te stellen, dat het, ten einde geen tijd te verspillen, mij raadzamer toe scheen, morgen ochtend vroegtijdig naar Kambara te gaan om aldaar het oogenblik af te wachten. – Eenigen tijd nadat ik dien brief had geschreven, kreeg ik een mondeling antwoord, dat de Opp Banjoost ook van dat gevoelens was, en wij den volgenden ochtend zouden vertrekken. Intusschen. –

zaterdag 3 april 2010

Maandag 3.

Overnachten tot Foetjoe [Fuchu].

vrijdag 2 april 2010

Zondag 2.

Trokken de Ooijegawa [Oigawa] over en sliepen te Foezijeda [Fujieda], voorts

donderdag 1 april 2010

Zaturdag 1. April

Te Kakigawa [Kakegawa].