maandag 18 januari 2010

DagRegister van het Opperhoofd Johan Wilhelm De Sturler
van den 20 December 1825 tot den 5 Augustus 1826

Dingsdag 20 December
Ik sloot het Dag Register op heden af.
Gaf het geheime Sein af aan Den Kaptn Bezemer en aan den Klerk Manuel als mede aan dezen de teruggestuurde Piasters*.
Om half vijf Ure bragt de Opper Rapporteur de Translaten [= vertalingen], Dat de Spelende Lampen en de Goud en Zilver Stoffen voor Z: K: M. en Den Kroonprins aangenomen zijn; over de nieuwe Schikking, over Den aparte Handel en dat, houdende Attest [= getuigschrift] van goed gedrag voor Den Scriba [= schrijver, secretaris] Van Outeren. Voorts de Eischen voor Z:K:M: de Gouverneur enz., den nadere Eisch van de Koopwaren met eene Waarschuwing, en van Den aparten handel voor 1826.
Om vijf Ure vertrokken de Kapitein en de Ambtenaren.
Ik expediëerde [= verzond] de Papieren en 2 Brieven ook de geheime Seinvlaggen door de gecommitteerden [= afgevaardigden] Van O. Fisscher en Gozeman aan den Kaptn Bezemer en den Klerk Manuel respectievelijk.
’S avonds half negen Ure, de gecommiteerden terug en berigten dat de beide Schepen omstreeks zes Ure, met eene gunstigde gelegenheid zijn in Zee gestoken.

* zilveren munt

Woensdag 21.
De Opp Rappr dringt aan op de afgifte van 650 Katjes* Stortsuiker voor de Koelies [= arbeiders, dagloners], ik liet uit den dispenser [= provisiekamer] 614 K: bruto afwegen.
Monstering en huisvisitatie op Dezima.

*.gewichtseenheid van 625 gram.

Donderdag 22.
De Apoth[eker] Burger vraagt mij om 1½ Ikje* Laken welk De Opper Rapporteur mij zegt dat uit het restant Laken voor de Hofreis kan genomen worden. Dienten gevolge schrijf ik

* Japanse lengtemaat van 6 voet 3 duim, dat is 3 Nederlandse el, ofwel 1,909 meter.

Vrijdag 23
een’ brief aan den Opper Rappr Burgemr om van dat Restant te mogen ligten 1½ Ikjes Schaarood, 1 Ikje 6 dm[duim] Groen Olijf en ½ Ikje blaauw 1ste Soort Laken, zijnde het meerdere tot vernieuwing benodigd van het door de Mot bedorven Dekkleed van het Hofreis Kantoor.
Ik laat de noodige Reparatien van de Norimorros, Drankassen [= drankkassen = drankreservoirs?] enz. opnemen, waarvan mij

Zaturdag 24
de opgaven van het kostens gegeven wordt ten gezamenlijk bedrag van $ 187,75, hetwelk mij te veel voorkomende, ik den Norimonmaker zeg, mij een nadere de rekening daarvan te geven, zulks te meer geraden vindende, daar hij uit eigen beweging aanbood eerst om $10,- en daarna $ 20,- minder de reparatien te verrigten.

Zondag 25.
Toondag voor de Kooplieden van Stort en giftSuiker
Bij het Doorlopen der boeken ontwaar ik, dat in 1824 vergeten is een uitgaaf te stellen. De Stroomatten en tourrans [?]voor de Kamferbalie [balie= houten bak] met $ 80,5 en even zoo in dit jaar, die zelfde Artikelen ten beloop van $ 77,875 Kamb: [= kambang*] in het voorleden jaar veroorzaakt doordien wij zulks eerst na het vertrek der Schepen, bij de Kambang rekening is opgegeven.
Dit jaar is zulks, even gelijk de Stroomatten en Tourrans voor de Koper Kisten ten bedragen van $ 241,199, door den Scriba verzuimd te boek te Stellen, hoezeer hem die beide Posten, bij herhaling zijn opgegeven.
's Namiddags Stelt de Opp Rappr mij voor 50 Kn: Suiker voor den Hospes van Jedo aan de Geldkamer te ligten te vragen waartoe hij mij een opstel ter hand Stelt. Hij was[?] mij weder zeer Sterk aan om een ligting van 300d K: Sappanhout* voor de aanstaande Hofreis te doen.
Ik zegde hem dat wanneer ik bij de Hofreis redenen had, over hem te vreden te zijn, ik na volbragte reis hem eenen ligting zou kunnen toestaan, zonder echter de hoeveelheid te bepalen. Doch hij antwoordde mij, dat het dan niet behoefde en dat, zoo ik geene ligting gaf, geenevan de Heeren met de Hofreis zou meegaan en Daarmee stond hij op en ging henen.

* Japanse munteenheid
* Het hout van de Sappanboom (Caesalpinia sappan) werd vooral gebruikt als grondstof voor (rode) verf en medicijnen, maar ook als meubelhout.

Maandag 26.
Heden voormiddag heeft de Opp Rappr mij weder gedurende meer dan twee uren lang opgehouden en beziggehouden met mij trachten te bewegen tot de verlangde ligting
van Sapph. Ik antwoordde hem in denzelfden zin als gisteren, dat als ik over hun gedrag bij de Hofreis te tevreden was, ik na dezelve, hem tot belooning een ligting zou toestaan.
Hij antwoordde mij dat ik voor de $ 1650 aan waarde van het Sapph $2060 Kamb: terug 'krijgen of daarvoor Kamfer* tegen $ 25 het pikol* konden inkoopen, ik er dus voordeel bij zou hebben, en dat hij de ligting niet voor De Tolken, maar voor de overige Ambtenaren van den Trein [= hofreistrein, stoet] vroeg. Hierop zegde ik, zonder acht schijnen te geven, op het laatste gedeelte van zijn antwoord dat ik den Tolken gunsten kon en wilde betoonen, wanneer zij zich zulks waardig maakten, doch dat ik omgekeerd van hun geene gunst, noch voordeel hoegenaamd voor mij zelve verwachtte en ook niet vermogt te ontvangen Dat mijn Gouvt dat zoo genereus in allen opzigte met de Japanezen handelt aan hun Tolken, in het bijzonder, door mijn xxxxxxxxxxxx intermediair en op mijnen voorspraak rijkelijk geschenken deed toekomen.
Dat zij echter aan die gunstbetooningen Slecht beantwoordden. Daar zijn thans in Stede van volgens het billijk verlangen der h: Regering de ongelden op kambang te vereffenen, eene ligting van Sapph verlangden, dat zij nogtans zeer wel wisten, dat die 300d K. Sapph: door andere Artikelen moesten gesupplieërd worden Die, zoo als ik hem had aangetoond niet minder dan 30% en Somtijds meer verlies geven, dat hij, Sizeimon en zijne Collegas mij vroeger dikwijls gezegd hadden dat zij even zeer de belangen van ons, dan van hun Gouvr behartigden, maar dat hun gedrag juist het tegendeel bewees.
Hij antwoordde hierop dat ik geen Soja of Zakki [= sake] in een retour van de ligting begeerdde, doch dat ik 25% meer in kambang geld, dan de komps waarde [= ] kon terug krijgen.Ik zegde hem dat die consideratie mij in het particulier geheel onverschillig ware, daar ik van dat meerdere verantwoording aan mijn gouvt moest doen, dan dat zij mij ongevraagd almede beloofd hadden, ook mijne bijzondere belangens te zullen voorstaan, dat ik, zoo als ik hem straks zegde, geene voordeelen van hun begeerde, maar Dat zij juist het tegendeel van hunne beloften deden, daar zij mij onlangs gedwongen hadden, om 100 kn:* Suiker te geven hoezeer zij nogtans wisten dat mij van de gehele Sxxxlagie maar 40 kn waren overgebleven.-- Op dat alles wist hij niets gegronds te zeggen. Hij behielp zich zoo als gewoonlijk met elendige uitvlugten, waarvan nog de meeste onwaarheden bevatten, en daar hij weinig hoop Scheen te voeden, van voor eerst in zijne poging te zullen slagen, om eene ligting te verkrijgen ging hij heen.

* Kamfer vormt witte tot transparante, wasachtige kristallen met een karakteristieke penetrante geur. Kamfer hoort tot de klasse van de terpenen. De stof komt voor in het hout van de kamfer boom, Cinnamonum camphora een grote, altijd groene boom die groeit in China, Taiwan en het Indonesische eiland Borneo. De kamfer wordt verkregen door het hout van de kamferboom in water te koken, en het daarna te destileren.
* Draaglast; zoveel als een man aan een juk kan dragen, meest bepaald op 125 pond. Onderverdeeld in 10 gantang en 100 kati. Maleis pikul; pikulan = juk. De officiële VOC- pikol, het handelsgewicht voor droge waar was 61,76 kilo.
* knaster (van het Spaanse canastro) een soort biezen mand.

Dingsdag 27.
De Onder Rappr zegt mij dat de Opp Rappr ongesteld is en verzoekt mij den Brief over de 50 kn Suiker voor den Hospes van Jedo te Schrijven waaraan ik

Woensdag 28.
voldeed met den navolgende brief te rigten aan den Gouvr van Nagazakki te Schrijven

“Daar de Herbergier van Jedo, door het sedert enige jaren dikwijls afbranden van zijn huis, tot armoede is geraakt, heeft de ondergetekende aan de hoge Regering verzocht en goedgunstig verkregen, om hem tot tegemoed koming van de geleden Schade Vijftig Knasters Suiker te mogen geven welke boven de Konijlading zijn toegezonden waarom hij ondertekenaar de vrijheid gebruikt Uw Ed Achb te verzoeken hem te willen toestaan, dat hij den gemelde herbergier dit jaar die vijftig Knasters Suiker moge Schenken omdat hij aanstaande jaar de Hofreis doende dezelve Herbergier zonder ongemakken dienst kan doen Waarmede, enz.”

Welken brief ik met eenige veranderingen naar een concept van de Tolken afschreef en alzoo verzond.

Donderdag 29.
Met den Norimonmaker geaccordeerd [=overeenstemming berekt] over de reparatie van drie Hofreis Norimonos*, over de levering der daarbij behoorende Regen kleeden enz, voor $ 130. Ook met de Timmerman wegens de reparatie vande drankkassen enz, voor $ 12 xxxx xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx xxxxxxxx xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx
De Onder Rappr (De Opp Rappr ongesteld [=ziek] zijnde) brengt mij den brief van gister terug en verlangt uit diens naam dat ik den brief verander en Daarin zal zetten dat de Suiker voor de Hospes te Jedo voor 2 jaren door mij gevraagd was
Ik weigerde zulks echter, eensdeels omdat het reeds voor drie jaren en door mijn voorganger gevraagd was, en anderdeels omdat ik vermoedde dat met die voorgestelde bijvoeging één of ander bedoeld wierd hetwelk ik beter achtte voor te komen.
Doch de voornaamste reden mijner weigering was, dat ik den Tolken niet wil toegeven in hunnen aanmatiging, om onze brieven aan het Jap: Gouvt op te Stellen niet alleen, maar ook om te beoordeelen of en hoe wij aan hun Gouvt mogen Schrijven en wat wij al dan niet aan hetzelven kunnen vragen of voorstellen, daar zij zich dikwijls veroorloven, om ons de brieven terug te geven zonder die in te dienen, wanneer den inhoud niet met hunnen belangen of inzichten Strookten.
Ene dwingelandij te lang door ons geduld en dat zij als een hoofdmiddel bezigen om alle de
pogingen te verijdelen die wij zouden kunnen aanwenden, om ons aan hunnen beheersching te onttrekken.

* draagstoel.

Vrijdag 30.
Voorm: de Opp Tolk Famifatsire die mij ook kwam aanzoeken om Sappanh voor de Hofreis te ligten. Hij begon met mij te zeggen dat deze ochtend de Hofreis Opp Banjoost hem opgedragen had, mij daarom te verzoeken en dat de Gouvr zelf hem aan den binnenkant [= onofficieel] zijner belangen daartoe te kennen had gegeven.
Ik antwoordde hem dat ik reeds zoo veel met den Opper Rappr die ook de H Reis Tolk is, daarover gesproken had, dat het mij verwonderde daar hij, wiens zaak het niet was, mij andermaal daarover kwam Spreken, te meer daar ik aan den Opp Rappr reeds verklaard had, dat ik niet voornemens waren voor de Hofreis, maar wel na die volbragte reis,wanneer ik over de Tolken te vreden zou wezen, eene ligting van Sapph te verordoneren en dat de Gouvr die altijd zijne intentie openlijk aan het Opperh kenbaar maakte mij Slechts een bevel beoogde te geven, wanneer ik dadelijk zooveel Sapph zou ligten als men verlangde, dat ik echter sterk twijfelde dat den Gouvr iets van die ligting bekend ware en dat ik niet dacht dat hij den Gouvr daarover had durven Spreken Daar zoodanige ligting immers altijd geheel aan den binnenkant moest geschieden, te meer daar zelf de vermeerderde Restant Suiker, Sappanh en platlood, ten bedrage van $ 140 door de Gd kamer niet was goedgekeurd geworden, dat hij mij gezegd had dat de verlangde ligting van Sapph voor de Hofreis een Kapittel* was, als reeds eens door het Opperh Blomhoff toegestaan, dat ik van de twee eerste ligtingen niets wist maar, dat het accoord over de laatste in 1822 tusschen laatstgend Opph en de Tolken aangegeven uitdrukkelijk bepaalde dat die ligting niet als een Kapittel voor de opvolgers van xxxx hun Opp h noch als verbindend zouden kunnen beschouwd worden.
Hierop antwoordde hij niet anders als door zich van die de Clausule van het accoord onwetend te houden. Hij zegde mij dat noch Soekizeimon noch Sinzeimon mij daarover durfden Spreken doch dat hij op zich had genomen mij te zeggen dat er verscheiden Slechte geruchten liepen dat ik de Kapittels wilde afschaffen. – Doch dat zij dan van hunnen kant ook de Kapittels zouden afschaffen dat hij meende dat aanstaande jaar de prijzen der Wollen Stoffen minder zouden worden
Bij deze zijne gezegdens nam hij eenen Dreigenden en beleedigende toon aan hevig uitvarende even als of hij mij wilde bestraffen en te regt Stellen.—Zoo dat om een einde hier aan te maken ik hem zeer ernstig doch bedaard toe zegde, dat hij niet bevoegd was een Opp h. op een zoodanige, onbeschoften en beledigende toon aan te Spreken, dat ik zulks niet langer wilde dulden, dat zoo zij verMeenden dat het geven van Sappanhout Kapittel was, zij het mij niet behoefden te vragen, of dat zij mij een Translaat van den Gouvr konden geven en dat ik in alle geval alles wat de Tolken mij daarover te zeggen hadden Schriftelijk overlegde. Dat ik dan daarop zou antwoorden, maar mij niet verder wilde inlaten in een gesprek dat van zijn kant op zulk een onbeschoften beledigenden toon gevoerd wierd. Terwijl ik dat zegde kwam een mijner Jap Dienaars in de Kamer om mij iets te vragen. Tamifaeto Sprak hem in het Japansch aan waaronder hij zooveel hollandsche woorden mengde dat ik ten naaste bij begreep dat hij den Dienaar tot getuige riep dat ik hem gedreigd had, het geen hij zelf de onbeschaamdheid had mij te zeggen. Daar hij echter zag dat ik zeer bedaard bleef, daar
hij waarschijnlijk mij in tegenwoordigheid van Den Dienaar had trachtten te provoceren, om mij in drift te brengen en zulks tevergeefs was geweest, verzagte hij eensklaps zijn toon en begon mij te vleijen, zeggende dat hij wist dat ik alles openlijk en volgens pligt wilde behandelen en de bevelen van Den Gouvr van Batavia getrouwelijk opvolgde, doch dat ik wel kon begrijpen dat de menschelijke natuur zoo was dat men mij een kwaad hart zou toedragen indien ik de ligting weigerde en anders een ieder mij zeer dankbaar zou wezen en mij vriendschap toedagt, dat het niet voor hem maar voor de Dienaaren van de Hofreis was dat hij de ligting vroeg die anders de reis niet konden doen, alzoo de Suiker door de Daling van den prijs niet meer genoegzaam was, om voor hun de reiskosten goed te maken.
Ik had hem daaromtrent reeds te vooren gezegd dat indien de Suiker niet toereikend was zij aan de Geld kamer moesten verzoeken hen in Stede van Suiker voor het zelfde bedrag aan Sappanh: te mogen hebben, dat het mij om het even ware of zij Sappanh. dan wel Suiker kregen, maar dat zij nu en Suiker en Sapph tevens wilde hebben welke laatste ik echter reeds gezegd had, na de Hofreis te zullen geven
Thans zegde ik hem, dat hij mij niet vermocht daartoe te dwingen dat zoo hij mij iets te verzoeken had, hij zulks op een beleefde, ordentelijke wijze behoordde te doen. Daar hij mij op een onbetamelijke, zelfs dreigenden toon had aangesproken dat ik mijn daarom niet verder mondeling met hem wilde inlaten. Dat, zo als hij te voren aangekondigd had ik hem nogmaals herhaaldde, ik tot mijne verantwoording van het Kollegie verwachten zou dat zij mij de redenen die hij mij tot aanvragen der ligting had voorgedragen Schriftelijk zouden geven en daarbij Speciaal, dat zoo als hij voorgaf de Gouvr aan den binnenkant mij had laten zeggen, dat ik de ligting van Sapph zou doen. Hij scheen eerst aan mijn verlangen te willen voldoen doch praatte nog enige tijd om mij over te halen dadelijk en zonder verdere aanvraag de ligting te doen, maar daar hij zag dat ik bij mijn voornemen bleef, Stond hij onvergenoegd op zeggende dan zal ik excuseren en vertrok.
Heden verzocht ik Schriftelijk De Ottona Kouserinfan den voorzitter, den Dwarskijker, den Opper Onder en Vice Onder Tolken en den part. Tolk Fatsinoodei mitsgaders de Doktors Kiosei en Rozei op overmorgen ter maaltijd en viering van ons Nieuwjaar.

* Het kapittel was het geheel van gewoonten en gebruiken dat door jarenlange herhaling vaste, dwingende regel was geworden, waarvan de Japanners niet wilden afwijken.


Zaturdag 31.
Heden niets voorgevallen ik verzocht nader (Schriftelijk) de Docters Rugen en Kasjo op den Maaltijd van morgen