woensdag 31 maart 2010

Vrijdag 31.

Te Hamamats [Hamamatsu].

dinsdag 30 maart 2010

Donderdag 30.

Te Jozida[ Yoshida].

maandag 29 maart 2010

Woensdag 29.

... Tot Fsiloe [Chiryu].

zondag 28 maart 2010

Dingsdag 28.

en voormiddags te Kwana [Kuwana] alwaar 'S middags aten.— Den Opp Tolk vroeg mij of ik verkoos overzee regtstreeks naar Mia [Miya], dan wel de rivier op, tot Sajas van daar te land naar voorgen. plaats te gaan. Ik verkoos het eerste, dewijl mij gezegd wierd, dat wind en weder gunstige waren. Intusschen wierden achter onze herberg de vaartuigen gereedgemaakt, kwasie om zoodanig te reizen, dan het bleek weldra dat de Tolken reeds vooraf het anders bepaald hadden, want het hete kort daarna dat de wind te sterk was en het gevaarlijk zou wezen over Zee te gaan, en zij stuurden mij de Schrijver, en Trein en Koeliemr die mij kwamen verzoeken zoodanige gevaarlijken Zeetocht niet te ondernemen, dat ik, vrezende dat het te laat zou worden om heden verder te komen indien ik bij mijn voornemen blijven wilde, en daar ook de gereedgemaakte Vaartuigen niet geschikt waren om Zee te bevaren., vond ik mij genoodzaakt daarvan af te zien en wij vertrokken met die vaartuigen die ons te Saja bragten alwaar overnachten. – Wij kwamen...

zaterdag 27 maart 2010

Maandag 27.

Te Jokaïts [Yokkaichi]

vrijdag 26 maart 2010

Zondag 26.

...te FjoetiSamma [Tsichiyama].

donderdag 25 maart 2010

Zaturdag 25.

Namidd: vertrokken en Sliepen te Koezats [Kustsu], en zetten onze reis voort en kwamen...

woensdag 24 maart 2010

Vrijdag 24.

Den Opp Tolk kwam om mij den pas van den Groot Regter te vertoonen, waarvan hij mij op mijn verlangen een Kopij bezorgde.

Namiddags kwam de Opp Banjoost, bedankte mij voor de attentie, dat ik hem gedurende zijne ongesteldheid alhier dagelijks Bouillon en holl. gedroogde kruidten had gestuurd. Ook betuigde hij mij zijnen dank voor het geschenk van het Horlogie, waaromtr hij aanmerkte, dat te voren Slechts een horlogie zonder de repetitie was gegeven. – Hij sprak met mij af omtrent de reis.

En daar ik reden heb om te veronderstellen dat de Lijst der Kapittels welke het onderwerp van den onderstaanden Brief uitmaken niet juist is, adresseerde ik mij aan den Opp Banjoost daarover en gaf hem deze brief over.

Inseratur [Kbb No 11]

Hij zegde mij daarover met den Opp Tolk te zullen Spreken en vertrok.--

dinsdag 23 maart 2010

Donderdag 23.

Ik stuurde heden den Opp: Banjoost het Kapittel Horlogie (zijnde een Zeer fraai goud horlogie) buiten Kapitt: repetitie met Ketting Sleutel en Cachet alsook aan den Ond. Banjoosten (in stede van den Kapitt: mantel) elk een gouden Kobang. –

-Verder betaalde ik aan de dragers, de Kabaaijen, broeken, hoeden, en doeken. Enige voorname Dienaars van den Dairi met Complt Mantels alsmede eene vrouw van een’ voorname zogen. Soldaat van denzelve met hare Dochter kwamen mij bezoeken, aan welke ik alle voorwerpen vertoonde die ik bij mij had, en tot ons gebruik dienen en voor hun nieuw en daarom zeldzaam zijn: Alle gingen zeer vergenoegt en met dankbetuigingen heen; en mij wierd voor de terugreis het bezoek aangezegd van Madenokozi Dainagons die, aan den binnenkant, met zijn de vrouw bij mij zal komen.

maandag 22 maart 2010

Woensdag 22.

Steeds vele bezoeken gehad, namiddags kwam de Doctor van gisteren, die na mij zulks te hebben verzocht, zijnen Vader meebragt genaamd Jamawaki Gentsi, Keizerlijke Docter, dien ik een en andere aardigheden liet zien, die ik bij mij had. En beiden Schreven een Jap: gedicht voor mij, waarna zij vertrokken mij veelmaals bedankende voor het genoten onthaal.

Onze reis wordt, uit hoofde des vertreks van de vroeger vermelde Gezanten verschoven tot op den 25 dr.

zondag 21 maart 2010

Dingsdag 21.

Ook heden veel bezoek almede van een Doctor des Dairis ontvangen.

zaterdag 20 maart 2010

Maandag 20.

Stuurde gend Heer mij met andermalige dankbetuigingen een tinnen Vaas of pot om bloemruikers in te zetten, en liet mij om een of twee der bij mij bezigtigde platen verzoeken, welke ik hem stuurde met eenige Stukjes goud Stof.

– Uit hoofde van het vertrek van hier op den 24 en 25ste dezer van den Gezanten van den Dairi aan den Wereldlijken Keizer, dat volgens zeggen der Tolken ons zou verpligten onder weg een of meer Dagen Stil te liggen, is ons vertrek van hier uitgesteld en op den 24e dr bepaald. Ontving al nog vele bezoeken, ook dat van een voornaam Doctor van den Dairi

vrijdag 19 maart 2010

Zondag 19.

Kreeg veel bezoek, meeste Doctors, daaronder een Doctor van de Dairi of geestelijken Keizer. Ook na vooraf gevraagd belet kwam even na middag de Fioenagon (een rang boven dien van Landsheer) Foezewarano TojoSoeje met deszelfs zoon. Hij kwam geheel incognito onder de naam van Doctor en met een zeer kleine gevolg. Hij was een man van omstreeks 45 jaren zeer wellevend en vriendelijk. Ik liet hem onze Tafelgereedschap, Zilverwerk, kleding, Horlogiën, en eenige platen zien. Aan alles scheen hij veel genoegen te nemen, daar alles nieuw voor hem was. Hij bleef langer dan anderhalf uur en vertrok zeer voldaan zoo het scheen, mij zeer bedankende voor het genoten onthaal van Likeur, Konfituren, vruchten op Brandewijn enz.

donderdag 18 maart 2010

Zaterdag 18.

...dien Ambtr mij 's ochtendsvroeg, nogmaals Zijn Compliment liet aanbieden.

Vertrokken om Acht Uren 'S ochtends en kwamen om half twaalf in het Logement te Miako zijnde al dien tijd omtrent drie Japanse Mijlen door eene onafgebrokene Straat van dicht aan elkander staande (meest alle winkels) huizen en Tempels getrokken. –

De Bark waarmede onze Goederen van Ozakka naar hier waren vertrokken, kwam eerst om half vier Ure aan en daar die de rivier op moest varen, zoude ik voor het vervolg die wijze van vervoer afraden, dewijl men gevaar loopt om lange naar de Goederen te moeten wachten.

Ik had gister avond den Opp. Tolk opgedragen, om volgens gebruik mijn complt den Opp Regter en den Gouvr aan te bieden. – Hij was heden ochtend vooruit gegaan en kwam om half een, mij berigt brengen dat de gez. Ambtn mij weerkeerig lieten groeten en verkozen hadden de Geschenken bij terug komst te ontvangen.

woensdag 17 maart 2010

Vrijdag 17.

Vertrokken 'S ochtends omstreeks half negen Ure en kwamen ten negen Ure ‘S avond in Foezimi [Fushimi].—Een uur later wierd ik namens den Gouverneur der plaats met de aankomst verwelkomt, terwijl...

dinsdag 16 maart 2010

Donderdag 16.

Ontving alnog bezoeken van eenigen inwoonders van Ozakka [Osaka] en wierd alles tot het vertrek op morgen gereed gemaakt.

maandag 15 maart 2010

Woensdag 15.

Om twee Ure namiddags kwamen de gisteren aangekondigde rekenmeester, een bediende der Geldkaner, den Hofr: Opp Banjoost en eenige anderen Ambtenaren, welke ik op de gebruikelijke wijze onthaalde.

'S avonds kreeg alnog bezoek van eenigen doctors en andere, als mede enige vrouwen.

Het vertrek op voorstel van den Opp Banjoost op overmorgen bepaald.

zondag 14 maart 2010

Dinsdag 14.

...had hij de onbeschaamdheid 'S ochtends terug te komen en mij te willen doen gelooven dat hij die boodschap heden had verrigt. Ik zegde hem zulks niet te gelooven, maar dat ik veronder stelden, dat hij zooals zijne kollega's op Deshima een en andermaal hadden getragt te doen mij bij alle de hogere ambtenaren in Japan gaarne zou willen doen voorkomen als onbeleefd te wezen en de Kapittels niet in acht te nemen.
– Hij vroeg mij belet voor eenen rekenmeester op morgen. Ik zegde dat de ambtenaar heden dan wel morgen kon komen en ik hem gaarne zou ontvangen.
– Heden, de Ozakasche geneesheer aan den Hospes overgegeven. Kreeg dezen avond eenige bezoeken van docters en anderen, ook van enige vrouwen.

zaterdag 13 maart 2010

Maandag 13.

Vertrokken uit Nisinomia [Nishinomiya] in sneeuw en regen. Omstreeks elf Ure trokken [we] door den Stad Amagazakki [Amagasaki] vertoefden eenigen tijd te Sjoezio [Juso] in een zeer gering Theehuis, alwaar de dragers van Moero [Muro] mij verlieten en die van Ozaka [Osaka] hun vervingen. – Omstreeks drie Ure kwamen wij in onzen Herberg in gen. Stad dien vrij Slecht is, zijnde de vrtrekken zelfs niet zindelijk. – Wij wierden hier wezenlijk opgesloten terwijl de Opp Banjoos op mijne aanvraag mij te kennen gaf dat wij volgens Zoogen Kapittel bij den opreis [= heenreis] gedurende ons verblijf alhier niet vermogten uit te gaan, maar dat bij de terugreis ons zulks konden vergund worden.

Nadat wij gegeten hadden, kwam de Opp. Tolk dien te Sjaeozio vooruit was gegaan om onze aankomst den Gouverneurs bekend te maken, ons volgens gewoonte met den behouden aankomst gelukwenschen. Daar hij op mijne aanvraag daarover mij zegde dat den geschenken voor hier volgens Kapittel, aan den Hospes wierden afgegeven, zegde ik hem dat ik hem naar de Gouvr had willen zenden, om volgens gebruik hun namens mij te complimenteren en te vragen of zij thans, dan bij onze terugkomst de geschenken verkozen te ontvangen. Hij zegde mij zulks gedaan te hebben, waarop ik hem mijn ongenoegen te kennen gaf, en vroeg waarom hij mij zulks volgens zijne pligt niet had gezegd, maar mij enkel gezegd had, dat hij vooruit moest gaan om onze aankomst bekend te maken en dat ik thans moest veronderstellen, dat hij opzettelijk den Gouvr zoodanigen beleefde boodschap uit mijnen naam niet had gedaan daar ik, toen hij ten Sjoezio van mij afging niet dadelijk bedacht was geweest hem dat op te dragen en hij niet tijdig genoeg was teruggekomen om het alsnog te kunnen doen en dat hij, die beter dan ik den Kapittels kende mij in alle geval daarover had moeten herinneren. Volgens zijn gewoonte had hij veel daar tegenin te brengen, dat uit elendige uitvlugten, in hollandsche brabbeltaal voorgedragen bestond, en hij eindigde met mij ten willen dietsmaken, dat hij alnogmorgen ochtend de gedachte boodschap aan den Gouvr zou doen. – Ik antwoordde hem dat ik wel wist dat hij niet ten tweede maal bij den Gouvr zou durven verschijnen. En na nog eenigen woordenwisselingen voortrok hij, doch...

vrijdag 12 maart 2010

Zondag 12.

Om half negen ’s ochtends uit Fiogo [Hyogo] vertrokken en te drie Uren bij Nisinomia [Nishinomiya] ons nachtverblijf aangekomen. – Gingen na den eten door de stad en bezigtigden dezelve. Hier gedroeg zich het volk vooral de Straatjongens nog erger dan gister. Den laatste Schreeuwden en jouwden ons achterna, hetgeen de ons verzellenden policiedienaren te vergeefs trachten te beletten.

donderdag 11 maart 2010

Zaturdag 11.

‘S ochtends zeven Uren uit Kakagouwa [Kakogawa]. ’S middags in Okoeradijn gegeten een dorp buiten de hoofdstad van het L:Sp [lanschap] Akaze [Akashi] , eene grooten vrij schoone stad die wij doortrokken en kwamen den avond ten acht uren in Fiogo waar wij den nacht bleven. Zodra wij dit Landschap betraden, hadden wij gelegenheid het in het oog vallend onderscheid van policie op te merken die hier zeer gebrekkig Scheen te wezen, althans in vergelijking met het vorig Landschap. – overal liep het volk ons in den weg en achterna. Was daarbij zeer luidruchtig en de Straatjongens Schreeuwden ons na.

woensdag 10 maart 2010

Vrijdag 10.

Om 9 Uren onder Sterk Sneeuwen van Fimesie [Himeji] vertrokken, te Sonee [Sone] gegeten en Sliepen in Kakagawa [Kakogawa]. Bezigtigden twee vermaarde Sintoo Tempels en den gelijkelijk vermaarden Steen op de berg Isshihoden [Ishinohoden], digte bij het eenigen tijd te voren geheel afgebrand Dorp Oerroezakki.

dinsdag 9 maart 2010

Donderdag 9.

Vertrokken om Acht Uren ’S morgens, aten in Sjosio [Shojo] en Sliepen in Fimesie [Himeji] , wij reisden door zeer goed bebouwde vlakte. Overal in dit Landschap heerscht eene verwonderlijk goede policie. Het volk zoowel in de Steden Moero en Fimesi als op het Land, knielden of zat het volk neder. Ofschoon sommigen ons op een’ verren afstand zagen voorbijtrekken wierd hun door de policie Dienaaren die den Trein vooruitgingen en verselden, bevolen neder te zitten, en wanneer zij het hoofd bedekt hadden, – zich te ontdekken. Zelf moesten den kleine kinderen nederzitten. Den weg wierd overal Schoongemaakt.

maandag 8 maart 2010

Woensdag 8.

Wildden eene verandering in de dagreizen maken, Slechts zoo dat wij den Vierden dag in Ozaka doch in Stede van 'S middags eerst 'S avonds zouden aankomen, waartegen echter de Tolken volgens hunne gewoonten vele redenen bijbrachten, mij echter de enige ware reden verzwijgende, zijnde dat de Opp.Banjoost nog dien dezelfde dag bij den Gouvr moet gaan en het dan daartoe misschien al te laat zou worden. Ik droeg hen echter op het goedvinden van de zelve daarop te vernemen. Zij gingen en kwamen na een half Ure terug mij thans de gemelde zwarigheid wegens den Opp Banjoost voordragende. Ik zegde hem dat zij mij zulks eerder hadden behooren te zeggen, daar zij het toch reeds voor lange geweten hadden, dat ik zulks alleen toeschreef aan hun oogmerk om mij bij den Opp Banjoost te doen voorkomen, als wilde ik mij aan zijne directie der reis niet onderwerpen. Dat ik daarom na den eten, zelf bij dien Ambtenaar zou gaan, om hem daarover te spreken, hun opdragende hem daarvan te verwittigen.

– Ik ging op den gez[egde] tijd bij den Opp Banjoost, welke dezelfde zwarigheid opperde, waarom ik hem liet zeggen dat ik ten einde hem geene moeijelijkheid te dien opzigt te veroorzaken, gaarne mijn voornemen opgaf en de gewone dag reizen zou afleggen.

Wij gingen vervolgens door den Stad wandelen en de Tempel Moeronomiosin [Muro Myojin Yahiro] bezigtigen aan den Priester waarvan ik een boontje liet geven.

zondag 7 maart 2010

Dingsdag 7.

Ligten Anker om 6½ Ure en kwamen omstreeks ten 4½ U: te Moero, zijnde, daar de wind, toen wij voor de haven kwamen ongunstig was, door 16 kl: vaartuigen binnen geboegserd.

zaterdag 6 maart 2010

Maandag 6.

’S ochtends om 8 Ure zegde mij den Opp.Tolk, dat er boegseer Vaartuigen zouden komen om ons voort te trekken. Om 10 Uren echter, nog geen dier Vaartuigen zijnde aangekomen, liet ik den Opp.Tolk roepen, die op mijnen vraag deswegens, volgens Zijne gewoonte voorwendde dat de boegseer vaartuigen reeds vroegtijdig waren besteld. Ik zegde hem, dat die Vaartuigen door de Landsheer geleverd moetende worden, reeds voor langen, zouden zijn aangekomen indien ze werkelijk besteld waren, doch dat ik reeds lange en onder andere gister bij de voorgenomen Ankering te Tomo duidelijk ingezien had dat hij ons aan boord zocht te houden, omdat de vertering minder dan aan Land is, dat ik moede was mij door zijnen leugens en bedrog te laten misleiden, dat ik mij over de mishandelingen gedurende de reis ons aangedaan zou beklagen.

Hij trachtte zich door allerlei uitvlugten te disculpaeren, ik zegde hem dat ik wilde vertrekken en hij ging heen, om zoals hij voor gaf nogmaals de vaartuigen te ontbieden.

— Omstreeks den middag kwamen zes en zeven dier vaartuigen, in stede van 30 die men voorgaf besteld te zijn, zonder dat nogtans enige toebereidselen tot vertrek wierden gemaakt.

– Maar om half een ure kwam een der mindere Tolken mij zeggen dat de Wind te sterk en het Vaarwater gevaarlijk was, zoo dat wij niet konden vertrekken en verlangde mijn gevoelens daar over te weten. Ik zegde dat ik die boodschap wel verwacht had, dat hij den Opp.Tolk kon zeggen, dat ik ze vernomen had.

– Eenigen tijd daarna liet ik den Opp.Tolk andermaal roepen en gaf hem mijn ernstig misnoegen over zijn handeling te kennen, en zegde, dat daar er genoegzaam geen wind was, ik de reis zou willen voortzetten: Hij zegde dat de kapitein gevaar daarin steldde en vroeg mij of ik het vragen wilde. Ik antwoordde dat ik weg wilde en de verantwoording gerustelijk op mij durfde nemen, waarop hij heen ging. – en weinig tijds daarna mij liet weten dat het anker zou geligd worden, en omtrent ten half twee Ure wierden wij geboegseerd, doch vorderden maar weinig en omtrent Vier Ure liet mij de Opp Tolk weten dat de wind tegen en te sterk zijnde, de schipper niet verder durfden varen. Ik liet hem in antwoord zeggen, dat ik zulks wel verwacht had, dat de Schipper moest weten wat hij te doen had, doch dat ik hem verzocht mij met diergelijke boodschappen niet meer lastig te vallen als slechts uitvluchten zijnde om ons langer in de Bark te houden.

— Weinig tijds daarna gingen wij dicht bij onze laatste ligplaats wederom ten Anker.

vrijdag 5 maart 2010

Zondag 5

Ligten om 10 ½ Uur voormiddags Anker en Zeilden tot 10 Uren 'S avonds toen wij te Hibi voor Anker gingen. Voordat wij te Tomo kwamen, wierd mij door de Tolken gezegd, dat den Schipper aldaar wilden ankeren, de stroom tegen zijnde doch begrijpende dat zulks Slechts eene streek van den Tolken was om ons langer aan boord te houden, verzette ik mij daartegen nadrukkelijk, zodat de Opp Tolk die veinsde daar niets van te weten, den schipper deed voortvaren. Wij zeildden dus voorspoedig tot 's avonds 10 Uren zoo als gezegd is

donderdag 4 maart 2010

Zaterdag 4.

...wanneer wij omstreeks den middag weder onder Zeil gingen tot half elf Uren 'S avonds en te Mitterai [Mitarai] Anker lieten vallen.

woensdag 3 maart 2010

Vrijdag 3.

De Wind tegen zijnde, bleven aldaar voor anker liggen tot...

dinsdag 2 maart 2010

Donderdag 2.

De Wind gunstig zijnde, gingen wij deze ochtend onder Zeil, kwamen tot Jasiro Sima [Yashiro shima]en ankerdden aldaar, de nacht te donker zijnde om door te zeilen.

maandag 1 maart 2010

Woensdag Maart 1.

Gingen omstreeks 3 Ure des namiddags aan boord, doch de Wind tegen zijnde en het reeds laat zijnde, alvorens alles aan boord voor de reis bezorgd was, werd besloten den volgenden dag te vertrekken.