maandag 31 maart 2008

De 31ste maart.
Al in de schemer van de ochtend moesten we hier opbreken: we trokken door vlak bergland, afwisselend met rijstvelden en sparrenbossen – de eerste bebouwd met gerst en hatakamuki. We kwamen door verschillende, onbeduidende, maar grote dorpen zoals; Futagawa, Sirasuka etc., en daalden bij Wumisak af naar het zeestrand. De vegetatie van deze bergstreek was zeer beperkt; lage sparrenbomen, Azalia’s van nauwelijks een voet hoog en Eurya’s en nog lager gebleven bamboesoorten vormden de voornaamste flora van deze gebergtevlakte, die overigens niet meer dan 600 tot 800 voet boven de zeespiegel verheven schijnt te zijn. Wij besloten langs het strand naar Arai te gaan.
– Er stond een sterke branding bij een juist intredende eb. Op het spiegelgladde, met fijn zand overdekte strand blonk in een felle goudglans bij teruglopende golven de aan de oppervlakte van het zand gekomen glimmer (ijzerglimmer). We verzamelden een behoorlijke hoeveelheid daarvan voor nadere analyse. Ook vonden we kwarts met dezelfde fossielen daaringesloten. Dit lijkt het moedergesteente ervan te zijn. De vissers, die nu langs de kust in de arme hutten woonden hadden hier een soort kano, genaamd bootsjofune, waarvan de zijwanden zijn gemaakt uit één stuk van een dikke boom die alleen is uitgehold, ze zien er zeer sterk, maar ruw uit en waren ongeveer 11 passen lang. Aan de kust zag ik aalscholvers en meeuwen (Larus crassirostris).


Aalscholver, uit Fauna Japonica

Er waren weinig conchiliën, maar een met de golven aangespoeld, klein, glanzend, doorzichtig visje, van dezelfde substantie als een kwal trok mijn aandacht. Ondanks zijn op slijm lijkende massa, sprong het in zijn poging te ontsnappen aan zijn belagers ongeveer een voet hoog. Ik kon buiten de mond geen kieuwopening ontdekken – in het glanzende doorschijnende diertje zag men de ogen, en het zenuwsysteem als een lange streep met kleine zwarte puntjes. Zijn naam is sirouwo bofen of kwaisanjoo. Onze buit bestond uit enkele zeesterren – een zeekreeft (………) en enige andere krabben. Bij een huisdeur zag ik een bewaarde wervel van een walvis, waarvan het wervellichaam een doorsnee had van meer dan een halve voet.
Tegen 12 uur kwamen wij uiterst vermoeid aan in Arai. Na het eten werden wij met een prachtige boot overgezet over de 1 mijl brede monding van de rivier Imaregawa, die hier de Hamana-ko baai vormt. (vrijwel verzadigd brak water) We hadden hier een prachtig uitzicht, links een gebergteketen van het landschap, rechts het lage strand. (Het vaartuig was van de landheer Matsudaira Izu no Kami, – was zeer licht gemaakt, zwart gelakt en beslagen met dunne koperen platen). Een smal en tijdens eb zeer ondiep kanaal aan beide zijden voorzien van een smalle dijk, gevormd door in de grond geslagen planken waartussen grote stenen waren geklemd, voerde door het hier en daar met dennebosjes begroeide vlakke zeestrand naar Majasaka, waar wij van boord gingen en in onze draagstoelen onze reis naar Hamasts voortzetten. We kwamen daar aan bij het invallen van de avond.
N.B. Het maken van strotrouwen – Het vangenen van mossels door middel van in het strand gestoken doorn struiken

zondag 30 maart 2008

De 30ste maart
Om 6 uur vertrokken uit Tsirju, van waaruit een brede weg door lage vlakke sparrenbossen naar de residentie Okasaki en het kasteel van de landheer van Mikawa voert. Voor deze stad loopt de Jahakigawa rivier in een brede, door zandbanken onderbroken bedding, waarover een brug gebouwd is, die een van de grootste is uit het hele rijk. Deze zeer massieve brug, op bevel van de vorst van deze provincie gebouwd met de in Japan zeer gewaardeerde houtsoorten Keaki en Hinoki, bestaat uit ‘75 bogen en is naar mijn meting 930 Parijse voet lang, volgens opgave van de Japanners 208 ken [405 m]. De breedte schatte ik slechts oppervlakkig 30 Parijse voet [9,75 m].



Brug over de Jahaki rivier, uit Nippon

Okasaki zelf is een tamelijk grote stad, waarvan de straten weliswaar schoon zijn en van veel winkels zijn voorzien, maar voor het overige wijst niets op welstand van de inwoners. Het kasteel, waarvan de torens hoog boven de muren uitsteken, is zeer uitgebreid en uit de op de straten aanwezige officieren is op te maken dat er een aanzienlijke bezetting is, net als in de andere vestingen waar we doorheen zijn getrokken. Onder de handwerkers zag ik veel kuipers en ijzersmeden. – Vlak na het eten gingen we weer verder. – Het deel van de stad waar we nu doorheen trokken zag er nog armer uit. Ik kocht een slecht bewaard zwanenhuid (Anas otor) en enkele vossenbalgen


Vos, collectie Naturalis

– ik zag ook huiden van tanoki [= tanuki] – anakuma – gawa uisi, ten, en een zeehond uit Edo. In de uitstalling van een bloemist vielen mij vier bijzondere variëteiten van Bladhia op, die mij eerder voor een heel hoge prijs waren aangeboden. Nu kon ik ze heel goedkoop aanschaffen. Tegen 2 uur kwamen we bij Fusigawa aan, waar de stoet even ruste. Dr Bürger en ik gingen te voet door de hier wat meer bergachtige streek totaan Hosidsi, waar wij ons verfristen voor de rest van de reis. – Ik had Viola Japonica, Jasminum praecox, Gentiana aquatica, Scilla Japonica, Cardamine – Leontodon – Armeniaca – Camellia – en verschillende Kryptogamen in bloei gevonden.


Chamaecyparis obtusa Siebold&Zucc

We kwamen door de langgerekte, aanzienlijke dorpen Koi en Akasaka – kwamen de stoet van een naar het keizerlijke hof reizende landheer uit Bisju tegen – opvallend veel publieke huizen in deze dorpen – en kwamen om 10 uur aan in Josita, zeer vermoeid door de geforceerde reis. Ga tot diep in de nacht door met het meest dringende werk.

zaterdag 29 maart 2008

De 29ste maart woensdag.
Met het aanbreken van de dag vervolgden wij onze reis, die werd begunstigd door voortreffelijk voorjaarsweer: we trokken door een vruchtbare vlakte met rijstvelden die op dit moment echter met bieten waren beplant. De doelmatige manier waarop deze rijstvelden tijdelijk met andere economisch belangrijke gewassen worden beplant, viel mij des te meer op, omdat men hierdoor een middel verzonnen heeft om bij een dubbele oogst eerder bij te dragen aan verbetering, dan verarming van de velden. Het is bekend dat de rijstvelden (uitgezonderd die van de zogenaamde bergrijst) tijdens het groeien van planten onder water gezet worden. Het water wordt kort voor de oogst weer afgevoerd. De fijnkorrelige, modderige grond vormt met de veel verdrukte wortels van de rijst een harde massa waarin het na de oogst van de rijst overstromende water niet genoeg doordringt en de volledige verrotting van de wortels en de stoppels niet voldoende kan bevorderen. Daarom steekt men de grond enige voeten diep om in grote kluiten, die men langs de akkers gooit in drie tot vier voet van elkaar afliggende, lange, smalle, op bedden lijkende, hopen. Op die manier wordt de verrotting van de wortels en de stoppels bevorderd. Langs de rug van deze aardhopen is nu een rij bieten geplant die welig opgroeit. De heuveltjes steken ongeveer anderhalve voet boven het water uit en maken zo zelfs op waterrijke plaatsen een dubbele oogst mogelijk.

Hierna voerde een goed onderhouden brug ons over de Nikogawa, die omdat hij aan beide zijden was voorzien van een dijk, in een veel hogere bedding als het vlak van de rijstvelden stroomde. Ik zag tijdens de reis vaak riviertjes en beekjes met zo hoog opgeworpen dijken, die de noodzaaak [laten zien] van de bewatering van de rijstvelden bij een plotselinge droogte en als voorzorgsmaatregelen [dienen] bij overstromingen tijdens de regentijd en bij onweer, Honderdjarige vlijt schijnt in de gezegende velden de loop [van beken en rivieren] uit het wilde gebergte langzaam aan gewijzigd en begrensd te hebben. De rechte en parallel lopende groene oevers, regelmatig met bomen beplant, herinnerde mij aan de Hollandse kanalen, überhaupt heeft dit landschap veel van het vlakke, met kanalen doortrokken Hollandse gebied, en ik betreurde slechts, dat in er dit landschap dat zo leek op dat van mijn tweede vaderland, tijdens deze zo vermoeiende reis geen verkwikkende rust was ter begunstiging van mijn onderzoek. Wij hadden in opdracht van onze gezant bijna dagelijks meer dan 10 Japanse mijlen [ca 40 km] afgelegd, om vooral op tijd in Jedo aan te komen.

Uit hetgeen dat in mijn dagboek kort beschreven is, is makkelijk op te maken, met welke voortdurende inspanningen ik de weinige voor het doortrekken van een zo merkwaardig land geplande dagen en nachten moet doorbrengen, om te kunnen voldoen aan het doel van mijn zending en de verwachtingen van de regering, terwijl men toch van de kant van de Japanners met een kleine aandrang de toestemming had kunnen krijgen om tenminste de reistijd van Miako tot Edo wat te verlengen.!!!

– Ik was samen met Dr. Bürger enkele mijlen voor de stoet uitgelopen, om tijd te winnen voor een lange observatie waarvoor wij bij de mijlboom bij het boerendorp Sonots’ 3 mijl 9 straten hiervandaan een goede gelegenheid vonden. Hierna voeren wij met bootjes over de Sanogawa rivier. In de brede bedding, die door veel zandbanken onderbroken was (ik zeg niet te veel) wemelde het van duizenden wilde eenden die naar ik hoorde op bevel van de landheer verzorgd worden. We kwamen in een zeer hoog tempo tegen half 12 uur aan in de voorstad van Mia. Buiten deze voorstad ligt een groot magazijn voor hout, doorgaans Hinoki (Thuja orientalis) dat uit het omliggende gebergte op vlotten hierheen gebracht wordt. Ook gebruikt men hier karren met twee wielen, heel goed gemaakt van fijn gepolijst Keakihout – die getrokken worden door mensen. – Ik bezichtigde hier in grote haast de tuin van een plantenhandelaar, waar ik tussen andere sierplanten de symmetrische Daphne papyrifera in volle bloei vond en ik bereikte enige minuten voor 12 uur de ons aangewezen woning waar we onmiddellijk de middagbreedte namen.

Nu kwamen mijn Japanse vrienden en vroegere leerlingen uit deze streek waaronder ook Mizutani Zukuroku, een zeer ervaren kruidenkenner, met wie ik vanuit Deshima een briefwisseling had, en Tookaku, een leek in de geneeskunde, die ik vroeger de opdracht gegeven om naturaliën te verzamelen.
– Hier leerde ik de later voor mijn onderzoek zo nuttig geworden Ito Keiske en Okutsie Sonsin kennen.


Herbarium gemaakt door Ito Keisuke

M. Sukerok, de grote vriend van de natuurlijke historie, bracht verzamelingen uit alle takken van de natuurlijke historie mee – waaronder zich met name enkele van de zeldzaamste gewassen uit de omgeving van Mia bevonden in zeer goed en karakteristiek gedroogde exemplaren met daarbij gevoegd de Japanse en Chinese namen. enkele vruchten uit Japan en China, versteningen [= fossielen], waaronder een volkomen gevormde kever, kristallen en andere fossielen, en een paar vissen; – gedroogde soorten van Tetraodon en Ostracion – Hippocampus, in hun omineuze verzamelingen zijn dit de meest gezochte vissen van de Japanners. Ook waren er enkele kevers en vlinders bij. Veel zeldzame planten en dieren, die hij zelf in staat was om te onderzoeken, had hijzelf tamelijk nauwkeurig afgebeeld. Daarbij waren ook afdrukken van gedroogde planten die ik zeer treffend vond.


Herbarium gemaakt door Ito Keisuke

In het bijzonder echter trokken twee bandjes van met de hand gemaakte tekeningen mijn aandacht. Het was een verzameling tekeningen van Japanse planten, alle nauwkeurig benoemd met de Lineaanse namen: onder iedere plant was de geslachtsnaam geschreven, en onder de 102 exemplaren kon ik er slechts vier vinden die foutief benoemd waren. Veel van de genoemde geslachten zijn nog door Kaempfer, noch door Thunberg ingevoerd in de huidige flora: en enkele ervan waren zelfs mij nog niet bekend Ik was dan ook nieuwsgierig van hem te horen, op welke literatuur hij zich had gebaseerd, en hoorde, dat hij slechts een oude Nederlandse uitgave van Linaeus ter beschikking had gehad.


Herbarium gemaakt door Ito Keisuke

De tweede band bevatte afbeeldingen van de meeste insecten en allerlei amfibieën uit de omgeving van Mia. Hierna bood mijn vriend mij aan om zijn botanische tuin die ongeveer 2000 planten bevatte, te gaan bekijken en er naar believen de nodige planten uit te zoeken. Maar het overhaaste opbreken uit deze plek, een dorp waar alle vorige gezanten een avond en nacht doorbrachten – liet mij niet eens genoeg tijd om de zo juist voor mij uitgestalde naturaliën zelfs maar oppervlakkig te bekijken. – daarom besloten mijn vrienden, mij te volgen naar de plaats waar wij zouden overnachten. – Ze brachten daarom alle naturaliën in mijn draagstoel, waarin ik vervolgens de hele middag doorbracht met ze te bekijken en, op verzoek van mijn vriend M.Z., het determineren van de mij bekende objecten. Ik stuurde alle mineralen ter controle naar Dr Bürger om ook hem er naar te laten kijken.

Men zal zich hier afvragen: of men in de Japanse draagstoelen wel zo gemakkelijk kan schrijven, lezen en dergelijk werk kan verrichten? Dat is zeer goed mogelijk als men eenmaal gewend is aan het ritmisch schommelen en schokken van deze reisdraagstoelen Het schrijven is voor mij tenslotte zeer gemakkelijk geworden, maar alleen met een vast potlood: iets dat mijn onderzoek gedurende de reis ontzettend heeft vergemakkelijkt. Daarbij ben ik tot groot ongenoegen van mijn dragers, in mijn vliegende studeerkamer voorzien van de benodigde boeken, instrumenten, en alle gemakken een reiziger. Alleen het zitten op de bodem van een norimoro maakt het lastig om er langdurig in te reizen, en men is gedurende de hele reis stijf en lamlendig.

Onderweg zag ik op de rijstvelden weer verschillende witte ibissen langzaam voortschrijdend, net als reigers, hun voedsel zoekend. Ik liet bij de otona van het nabijgelegen dorp het verzoek indienen om tegen een beloning een aantal van deze zeldzame vogels voor mij te laten schieten, maar ik kreeg te horen dat de landheer hier het gebruik van vuurwapens verboden heeft.
Ik bracht de avond tot diep in de nacht door met mijn vrienden. Onder de mineralen bevond zich een heel bijzondere verstening van een zeer goed geconserveerde kever, een Agaatnier, groene obsidiaan, en dergelijke. En onder de tekeningen vielen mij een zwarte kraanvogel op, die gevonden wordt in het landschap …..?…., en een Fistularia met een lengte van van 5 Parijse voet. Ik gaf aan M.Z. een korte oppervlakkige instructie over de hoofdzaken van de plantenanatomie – en gaf hem opdracht alle zeldzamer planten uit deze streek te verzamelen, en bevestigde met deze opgewekte man een voor mij zo’n welkome band voor mijn botanisch onderzoek; een verbinding, waaraan een beduidende groei van de Japanse flora grotendeels te danken is, want deze M. Sukeroku, Ito Keiske en O. Sonsin hielden zich vanaf dat moment tot aan mijn vertrek uit Japan zeer ijverig bezig met het opzoeken, drogen en tekenen van de zeldzaamste planten uit midden Nippon.

vrijdag 28 maart 2008

De 28ste maart.
Met mooi weer zetten wij ’s morgen om half zes onze reis voort door tamelijk vlak land –rijstvelden, nu beplant met raapzaad, afgewisseld door tarwe of andere graansoorten. –NW het nog met sneeuw bedekte gebergte Kamakat[?]ake en Gosansjoo. We rusten hierna in Tomita.
Langs de grote landweg zijn de mijlen zeer precies aangegeven door aan beide zijden opgeworpen heuveltjes met in het midden een kersenboompje, jenoki (Celtis orientalis) of dennenboompje geplant. Er zijn mijlen van 36 en 50 straten2) (tsjo of matsu) – een straat is 36 ken – een ken 6 sjak 3 sun. 1 sjak 10 sun. We gingen over de Asagawa rivier, waarna zich een uitgestrekte vlakte rijstvelden opent net als de vorige met andere economische gewassen bebouwd, maar het merendeel met raapzaad in enkele rijen geplant gescheiden door diepe gleuven voor het afvoeren van het water. De Japanners weten van hun rijstvelden en ook van de meeste andere velden een tweevoudige en vaak zelfs een drievoudige oogst te halen. Voor dit doel worden zelfs tussen de graansoorten doorgaans‘in gelijklopende rijen andere gewassen verbouwd, die bij de eerste groei of het planten, door het dan al hogere koren beschut wordt tegen de zonnewarmte, en het gaat na het binnehalen van het graan nog weelderiger groeien. Tussen de tarwe en de gerst zaaien ze op deze manier Polygonium chinense, Sesamum orientale, ramanas, komkommers, meloenen en dergelijke.


Sesamum orientale L.

De wortels en het stro van het koren, het dagelijks begieten met dunne mest, en het zorgvuldig wieden van het onkruid en het loshakken van de aarde versterkt de akkers voor deze ononderbroken vegetatie.
Tegen 11 uur bereiken we de voorstad van Kuwana, – bekijken hier een klokkengieterij en andere ijzerwerken. De vormen werden op dit moment gemaakt van fijn gezeefd grijs zand dat in een met bamboebanden voorziene, ronde trog wordt bevochtigd en door middel van een in het midden ervan gestoken stok, die aan de‘zijkant gevleugeld is, op eenvoudige wijze de gewenste vorm kan krijgen.


Gietvorm

Ook kwam ik een jonge Shinto priester tegen, hij heette Negi, was in het wit gekleed, en had een gelakte hoed oosakamuri op en een merwaardige speer hoko.
In Kuwana, een tamelijk grote vestingstad en de residentie van de vorst van Owari, hielden we middagpauze. Hier vonden we met moeite gelegenheid voor middagobservatie, vlak bij het kasteel. Direct na het eten zetten we onze reis voort naar Jazu over het water van de rivier Kisogawa. We kwamen langs het kasteel, dat ons door de combinatie van de levendigde botenrijke rivier met het landschap van mooie weilanden en bosjes verschijnende ons een aangenaam uitzicht bood. Door de afwisseling op de bewoonde oevers was het ook nog onderhoudend.

donderdag 27 maart 2008

De 27ste maart vertrokken uit Tsutsiyama en door het gebergte Kanikasaka getrokken. Het had streng gevroren; we rusten in Susuka en komen via steile maar goed onderhouden bergwegen bij Sakanosita, waar mij door de enkele dagen voor ons uit gereisde Dr Tsooan vooruit bestelde bergplanten, enkele petrefacten en een uiterst merkwaardig lijkende salamander gebracht werden.


Afbeelding van de Reuzensalamander die door Siebold levend naar Nederland werd gebracht, collectie Naturalis

Deze amfibie genaamd san sjoo no-iwi, dat betekent “op de berg levende vis” – leeft hier in het Suzukajama gebergte en voornamelijk op de berg Okunde in bronbeken van waaruit hij af en toe vochtige plaatsen bezoekt. Een kleinere soort salamander, die bekend is onder dezelfde naam, wordt vaak gebruikt als geneesmiddel tegen cachectische ziekten, de kop doorstoken aan een houtje geregen en zo gedroogd verkocht in de apotheek. Deze salamander (Triton., Laureat.) wordt tot 13”6’’’lang. De kop is zeer plat en 1”19”’ breed, staart samengedrukt 4”6”’. Groenig tot donkergrijs met kleine onregelmatige zwarte vlekken. Voorpoten met vier tenen, onder de duim een wrat. Achterpoot met vijf tenen (dit exemplaar had aan zijn linkerachterpoot maar vier volgroeide tenen; boven 2. phalang (vingerkootje) aan de buitenkant van de duim zag ik duidelijk in de vorm van een wrat de vijfde teen uitsteken. (voortplantingspotentiaal van deze dieren?) Onder de duim ook een wrat als bij de voorpoten. Buik gelig groen, ongevlekt. Aan beide kanten vormt de huid langs het lichaam een rand, de die geplooid (crispus‘margo) lijkt door vouwen in deze rand. In levende dieren geeft deze rand de salamander een hoekig aanzien als je het lichaam van de zijkant bekijkt. Deze salamander lijkt veel op de Triton giganticus Cuv. die in Noord Amerika voorkomt. We zullen hem voorlopig opnemen onder de naam Triton japonicus.

De vegetatie van dit gebergte bestaat hoofdzakelijk uit naaldbomen, zoals Pinus- en Taxussoorten; Cupressus jap. Thuja oriental. Daar onder groeien Quercus glauca, Th. Aukuba jap. Eleagnus, Camellia’s, Ilex elliptca. m.


Camellia rusticana Honda

De bodem is bedekt met een dunne hoogstens 5 voet hoge Bamboesoort, waaronder aan de grens Bladien ook enkele andere struikjes voorkomen. Langs de weg en de terrassen ziet men Deutzia, Rozen, bloeiende Armeniaca – ook vond ik hier bloeiende Scilla japonica Th., enkele viooltjes Gluchoma – en Sarmentoso


Viola sp.

– Hier wordt een berg fute sute jama genoemd, dat betekend “penseel weggooien berg” dat is gebaseerd op een sage dat een schilder Kanokohoogen die van plan was de berg te schilderen, zijn penseel wegwierp omdat de berg tijdens het tekenen een steeds andere vorm had.

We hielden middagpauze bij Seki – braken om half een daar weer op, trokken langs de rivier Sekigawa, waar het landschap in het O. en Z. tamelijk vlak werd en spoedig daarna gingende hier vaak voorkomende wouden van Bamboebossen over in vruchtbare rijstvelden. Tegen 2 uur bereikten we Kamajama met een kasteel – tegen de avond Isijakusi en tegen 11 uur ’s nachts kwamen we in Jokaitsi, waar we overnachtten. Ik was, omdat ik alleen de nacht over had voor mijn onderzoek,’s middags in slaap gevallen in mijn norimono, waardoor mij misschien veel interessante dingen ontgaan zijn. – Dit verlies sterkte mij echter voor nieuw werk tot diep in de nacht: (2 uur).

woensdag 26 maart 2008

De 26ste maart
Braken om 7 uur op bij Kusatz; trokken door een lange rij dorpen die een ononderbroken straat vormden, verfristen ons bij Wumenokimura in een heel mooi tuinhuis van een in dit dorp beruchte handelaar in geneesmiddelen, en kochten enkele van de beroemdste zoals ? singokwan (pillen met goddelijke kracht), mosuka (gemalen Artemisia), man-kin-tan (een brouwsel van Duizendgoud), watsjunzan (……..), ten zin go (zalf of brouwsel), man-ten-in (………..) met het foutieve Hollandse opschrift Vrugmaakiende middel ? Het geheim van watsjunzan, het beroemde universeele middeltje speciaal voor maagpijn, hoofdpijn etc. ontdekte ik toevallig terwijl ik een tredmolen voor het fijnmalen van medicamenten in het achterhuis bekeek. – daar zag ik enkele grote strozakken die gedroogde kruiden en wortels van Swertia rotata en Cort. aurantior bevatten. De Swertia was mij al eerder als een voortreffelijk bitter middel bekend, en men kan in het middel volsterkt niets anders deze twee hoofdbestanddelen onderscheiden. De eigenaar van het huis ontving ons zeer gastvrij en betreurde het zeer dat onze gezant hem niet de eer bewees zich hier wat te verfrissen met een drankje, hoewel hij hem gisteren in Kuwats daarvoor uitgenodigd had. Ik verontschuldigde zijn eigenzinnigheid door te zeggen dat hij misselijk was, gaf hem en zijn familie enkele kleine geschenken – en omdat de man, te oordelen naar zijn zo mooi aangelegde tuin een plantenvriend leek te zijn, gaf ik hem de opdracht uit de omliggende gebergten enkele honderden gewassen te laten verzamelen en ze over Miako, via een vriend van mij, naar Deshima te sturen. Gewoonlijk bestel ik in veel voor de botaniek interessante plaatsen zulke verzamelingen, waar ik altijd wel enkele zeldzame gewassen voor de botanische tuin uit kan halen. Ik zette de reis te voet voort, waarbij ik een gezin tegenkwam dat op een paard reisde. Op deze manier reist hier de boerenstand die men de naam sanbokosin (sanbōkōjin) geeft. Het paard, gewoonlijk een pakpaard, draagt aan iedere kant een uit bamboe gevlochten langwerpig, veelhoekige mand, waarin de vrouwen of kinderen gewoonlijk naast hun bagage zitten, en tussen beide manden zit de man op het pakzadel en leidt het paard, dat vaak ook nog door een knecht meegevoerd wordt. Zulke ritjes zouden zeker ook in de smaak vallen bij Europese vrouwen omdat ze naast een gemakkelijke manier van reizen ook nog een welkome gelegenheid voor een gesprek bieden.
Vlak bij het dorp Sakuramura vloeit de rivier Jasugawa in een brede, met rolstenen bedekte bedding tussen de gebergten Sakurajama en Bodzaizi naar het Biwakomeer; we kwamen langs een grote kalkbranderij vlak bij het stadje Isibe, waar we wat uitrustten en daarna onze reis vervolgden tussen de bergen Hiroyama en Takawoyama in een tamelijk vruchtbaar dal waarin rijstvelden, velden met groenten en kleine bamboebosjes elkaar afwisselden: Bij het dorp Jokota gingen we over de Aragawa rivier, – waarover een brug voert die van bamboe gemaakt is en verstevigd is met zakken met stenen. Voor het dorp aan de oever van deze rivier staat een ter ere van de god Kompira opgerichte kolossale lantaarn, Isitoro genoemd. – Tegen vier uur komen we aan in Minakuts, een mooi stadje dat door een kasteel beschermd wordt; [residentie van …...]. We hielden hier middagpauze. Hier werden mooie mandjes, doosjes en dergelijke gevlochten van een plant tsutsuran Katsura. Meteen na het eten reisden we verder – in Ona kocht ik enkele tamelijk goed gevilde vogels waaronder twee ibissen, een met rozerode slagpennen toki, de andere wit en enkele andere watervogels en we kwamen om 8 uur aan in Tsutsiyama. – Waar we overnachtten. –


Japanse Ibis uit deverzameling vanSiebold, collectie Naturalis

dinsdag 25 maart 2008

REIS VAN MIAKO TOT EDO

De 25ste maart zatererdag.
Vertrekken om 12 uur uit Miako met ongunstig regenachtig weer; passeren de brug over de rivier Sisioo. De straten van dit deel van de stad zien er zeer slecht uit en de meeste mensen die er op zijn samengestroomd, zijn erg arm. In het algemeen mag ik aannemen, dat Miako veel behoeftige inwoners telt. Ook viel het me op dat hier veel minder winkels zijn dan bij onze intocht. Deze beroemde stad eindigde met slechte hutten waarna het dorp Jamasina begint: Hier kwamen we veel karren tegen die zich van verre aankondigden door een hol gestommel. Ze zijn zeer massief, de wielen zeer hoog en lopen in een breed spoor. Ze worden getrokken door een os. Na een korte reis bereikten we de stad Otsu (Ots’) gelegen aan de Z.O. kant van de beroemde binnenzee (Omino mizu wumi).


Biwameer, uit Nippon

Aan de inrichting van de aan de landweg gelegen huizen, de winkels met uitsluitend etenswaren en voor reizigers noodzakelijke dingen is het duidelijk dat deze stad druk bezocht wordt. We gingen een theehuis binnen waar wij op een naar het meer uitlopend groot balkon genoten van een prachtig uitzicht. Het onaangename weer en de koude oostenwind van 48° F (6,7° C) maakten het voor ons onmogelijk om er lang van te genieten. Op de binnenzee waren hoge golven die in de verte een bleekgroene kleur hadden: fel schitterende dorpen en stadjes, en vaartuigen met zeilen en roeiers verlevendigden de vlijtig bebouwde oevers van deze zee, waarachter zich hoge bergen verhieven die in het noorden en oosten met sneeuw bedekt waren. (Uitwerking van geschiedenis van dit meer) Vissen zijn .? , daarnaast vindt men verschillende soorten zoetwatermosselen (zoals .?, zie verzameling) –. Vlak daarna passeerden we de aanzienlijke stad Zeze met haar mooie kasteel van de landheer Honta Isunokami. Op het meer enkele schuilhutten om vogels te schieten (toriwutsii of toja.) Daar vandaan voert een laan van sparrenbomen Z. naar Seta.


Seta, uit Nippon

In het oosten de groene zee, waarvan de oevers begroeid zijn met wilgen, sparrenbomen en elzen. In het westen rijstvelden met op de achtergrond bergen die met zwarte bossen bedekt zijn. De gebergten achter het meer in het N. en O. met sneeuw bedekt, en kaal met alleenstaande bosjes en kleine wouden. Het meer loopt in het NNO uit in een arm; die zich bij Seta in twee kleinere verdeelt. Over de eerste voert een brug van 32, over de tweede een van 96 ken [187 m]. Hier ontspringt, onder de naam Setagawa de beroemde rivier de Jodogawa, die bij Osaka in zee uitmondt. Seta ligt aan beide kanten van deze rivier. De invallende nacht maakte een langer uitzicht op dit zo mooi gelegen oord onmogelijk – we kwamen tegen 9 uur aan in Kuzatsu, waar we overnachtten

maandag 24 maart 2008

De 24ste maart vrijdag
Bepalen lengte en breedte – maken aanstalten voor het vertrek dat vastgesteld is voor morgen. Afscheid – geschenken – opdrachten aan mijn vrienden.


Een tanuki (wasbeerhond), uit Nippon

zondag 23 maart 2008

De 23ste maart donderdag.
Vroege lengtemeting met 26 observaties – er wordt mij een zeldzame plant gebracht waarin ik een nieuwe Coptis soort meen te herkennen.


Nieuwe Coptis soort (type exemplaar), collectie NHN

zaterdag 22 maart 2008

De 22ste maart woensdag.
Bepalen de lengte en de middagbreedte met de chronometer en doen iedere 3 uur meteorologische observaties. Veel bezoek – treffen alle maatregelen [“treffe alle Maassregeln”] voor het verkrijgen van al het materiaal voor een uitgebreide beschrijving van Miako. Vandaag veel geografische en topografische boeken. – breng mijn Japanse bibliotheek op orde.

Japanse vogel, uit Kaempfers Beschrijving van Japan

vrijdag 21 maart 2008

De 21ste maart dinsdag.
– Ik doe lengteobservaties – krijg het onaangename bericht dat gisteravond al het geld van mijn leerling Rosai gestolen is tijdens zijn bezoek aan mij. Voor hem en voor mij een grote klap. Er was een bedrag van ongeveer 400 Th. bij, dat zijn heeroom uit Osaka hem had meegegeven voor de aankoop van verschillende zaken. Hoogstwaarschijnlijk is de dief de bediende van de tolk Hatstaro. – Dit is al de tweede diefstal tijdens de reis die een belangrijke invloed heeft op mijn financiële situatie. Onder het grote bedrag dat bij Kansaki gestolen werd van de oppertolk, was ook het geld, ter waarde van fl 300 – dat de geldkamer in Nagasaki mij had voorgeschoten. Bovendien had ik nog een bedrag van fl 400 bij hem uitstaan dat ik tijdens de reis wilde gebruiken. Het is zeer bezwaarlijk om onder de handelsverhoudingen zoals die tussen de Japanners en ons zijn geregeld, aan contant geld te komen, dat we over het algemeen in Deshima niet zelf in handen mogen hebben. Daarom kan men het alleen via omwegen in bezit krijgen, waarbij men vanwege de koers van het kambang geld minstens 20 procent moet verliezen. Een bewijs, op welke vertrouwelijke voet ik met Japanners sta, is zeker het volgende, namelijk dat ik de verzekering kan geven dat ik tot nu toe voor mijn onderzoek al meer dan tienduizend in contanten gebruikt heb. Ik heb vroeger op Deshima weinig gehoord over diefstallen in Japan en inderdaad zijn die in vergelijking met Europese en andere Indische landen ongewoon zeldzaam. Maar toch hoorde ik zojuist dat vorig jaar zelfs een keizerlijk geldtransport aangevallen was, dat 12 van de begeleiders vermoord waren en dat er een bedrag van 30.000 kobang was geroofd. Ook werd er korte tijd geleden bij het eiland... een groot Japans schip door zeerovers overmeesterd – de bemanning vermoord, de lading gestolen en het schip verbrand. Deze gebeurtenissen zijn echter zeer ongewoon en kunnen niet vergeleken worden met die, die plaatsvinden bij de Sundaasche en Mollukse archipel en die bij Formosa.

donderdag 20 maart 2008

De 20ste maart maandag.
De meteorologische instrumenten werden opnieuw ingesteld, om enkele dagen observaties te kunnen doen. – bezoek van verschillende artsen met zieken. – Krijgen bericht dat ons vertrek waarschijnlijk enkele dagen uitgesteld zal worden vanwege de uittocht van een gezant van de geestelijke keizer naar Edo. – De geschenken voor de opperrechter en de gouverneur worden terzijde gelegd, om ze tijdens onze terugreis te overhandigen. –


Maten en gewichten, uit Nippon

woensdag 19 maart 2008

De 19de maart zondag. –
We brengen de voormiddag door met het meten van de lengte en de middagbreedte met de chronometer – bezoek van mijn Japanse vrienden. – Stuur mijn leerlingen de stad in om op zoek te gaan naar verschillende voorwerpen die mijn onderzoek begunstigen. Ik krijg bezoek van de arts Komori Higonos’ke, een Keizerlijke arts. ’s Avonds komt een aanzienlijk persoon van het hof van de geestelijke keizer om ons Europeanen te ontmoeten. Maar helemaal incognito. Okura Tsun[a]gon 55 jaar oud1 – met zijn zoon en dochter – werd ontvangen door het opperhoofd. Zijn tanden waren zwart geverfd, zoals vrouwen dat doen. – Dit is een gewoonte van alle aanzienlijke personen in de Daili.


De Nishi honganji, tempel in Miako (Kyoto), uit Nippon

dinsdag 18 maart 2008

De 18de zaterdag. –
Even na acht uur braken we op en gingen we op weg naar Miako. –


Miako (Kyoto)

Dr. Burger en ik gingen te voet door de stad Fusimi, wiens voorstad eigenlijk met die van Miako samenvloeit; we bezochten op de weg naar Miako (de straten …….) de Inari tempel die ons bijzonder opviel vanwege de schril rode kleur van het gebouw en de buitengewone netheid: Hij is gewijd aan de zogenaamde vossengod (Inari). We passeerden de Koofukusi Tempel en de Daibutsu Tempel en kwamen tegen 11 uur aan in ons huis in Miako: Met uitzondering van de uit slechte hutten bestaande straten langs de zojuist genoemde tempels, verdienen de straten van dit deel van de stad veruit de voorkeur boven die waar we in Osaka doorheen trokken. –winkels met de meest uiteenlopende manufacturen en producten van het land, afgewisseld met goed onderhouden privé-woningen en hier en daar verheffen zich Shinto- en Boeddhatempels. De straten zijn goed onderhouden, breed, en het volk in tamelijk goede doen. Eigenlijk begonnen deze betere straten nadat we over de brug Bosionohas waren gegaan. (onder deze brug was op de rolstenen van de bedding een katoenbleekveld. – ) Meteen na de aankomst bood zich een goede gelegenheid voor het bepalen van de zonshoogte. – Na het eten kreeg ik bezoek van mijn Japanse vrienden hier, onder andere van de artsen K. Hikonoske en Liootai. De laatste was een grote vriend van de Europese wetenschap en een van de meest gevraagde artsen in Miako. Hij bezit een grote bibliotheek van Hollandse werken die in Japan 300 kobang waard is. (Over Hollandse literatuur in Japan). (Wat zijn hier de meest gezochte werken. Uiteenzetting) ’s Avonds kreeg ik bezoek van de broer van mijn onvergetelijke leerling Mima Zunzoo, die met opzet vanuit het eiland Sikoku hier naartoe was gekomen en enkele gewassen en mineralen had meegebracht. (Tsooan was teruggekomen uit Osaka).


Rubus parvifolius L. (leg. Mima Zunzoo)

maandag 17 maart 2008

De 17deVrijdag –
Tegen 8 uur Osaka, onze vier dagen durende gevangenis verlaten, trekken een uur lang door de straten naar de noordkant van deze stad. – We komen een misdadiger tegen die net naar de plaats gebracht wordt waar hij terechtgesteld zal worden. We gaan over de Jodo rivier en komen langs het kasteel ( korte beschrijving daarvan) en gaan weer over een zijarm van de rivier – waar kort daarna de stad eindigt met de slechte hutten van karrentrekkers en lastdragers: Het was opvallend om voor de paardenstallen de bitten en schoenen van de paarden te zien hangen om te drogen. Hier strekt zich een breed dal uit naar het NNO dat aan beide zijden begrensd wordt door een hoge bergketen: rechts het district Jamato, links Halima. De bergen van de laatstgenoemde bedekt met sneeuw. Dit dal vormt een aanzienlijke vlakte, waar de bovengenoemde rivier de Jodogawa doorheen stroomt. Deze velden, doorgaans rijstvelden, staan in vergelijking met de velden die we tot nu toe hebben gezien, meer onder water – vandaar de overvloed aan smalle kanalen en watermolens mizukuruma – deze worden hier in dit land door een persoon aangedreven (afbeeld. en beschrijving daarvan). De Jodogawa is van grote betekenis voor de handel. Omdat deze rivier echter in verbinding staat met het grote meer bij Miako, dat Omino mizuwumi of Biwako genoemd wordt, gebeurt het vaak dat de rivier grote overstromingen veroorzaakt, die te meer verwoestend zijn, omdat met name de aan de linkeroever gelegen velden beduidend dieper liggen dan de rivier zelf. Vandaar dat een hoge dijk de oevers van de rivier in bedwang houdt. De uitgebreide rijstvelden die links van de rivier liggen, kunnen door sluizen vanuit de Jodogawa onder water gezet worden. Deze sluizen die op een diepte van ongeveer 18 voet dwars door de dam gaan, lopen uit op de rijstvelden. In het midden van de dam is altijd een kuil, op bodem waarvan de sluis ligt en bediend kan worden. Dichtbij het dorp Hirakata zag ik bij zo’n sluis een paal die precies volgens Japanse maatstaven in sjak verdeeld was. Ik hoorde dat men deze maatregelen genomen had om het overstromingsgevaar te kunnen voorspellen. In geval van nood roept men het landvolk erbij om het gevaar te keren.
Hirakata is een groot dorp dat als ontspanningsplaats zeer vaak door de inwoners van Osaka bezocht wordt. Vandaar dat alle straten bevolkt zijn door meisjes van plezier, die mij des te meer in het oog vielen, omdat ik een uur voor de stoet uitliep en daarom met enkele begeleiders door de straten ging, waar iedereen nieuwsgierig naar buiten was gekomen. We hielden hier onze middagpauze en zetten daarna onze reis naar Fusimi voort. De omgeving van Hirakata is bijzonder mooi en veel stukken van de‘Jodogawa herinnerden me aan het vaderlandse Maindal. Ik betreurde het zeer dat ik de beroemde Hatsiman tempel niet kon bezoeken. (enkele gegevens daarover). Tegen de avond kwamen we aan in de stad Jodo, die ligt tussen de Jodogawa en de Kitsugawa die hier uitmondt in de eerstgenoemde. We gingen de brug over die eerst over de Kitugawa en dan over de Jodogawa gaat, en kwamen om 9 uur in Fusimi aan – waar we overnachtten.

zondag 16 maart 2008

De 16de
(Onaangename scène met het opperhoofd vanwege de naturaliën die hij had gekocht). Men toont ons de misgeboorte van een hert en een levend wit hert. De aanwezigheid van de bovenste hoektanden, rode ogen en de vorm van het gewei en de rozenknop aan de achterste laagste stang, om kort te gaan de totale overeenkomst van het dier met het gewone hert dat Sika wordt genoemd laat zien dat het om een albino gaat. (Enkele opmerkingen over witte herten in Japan). Een mooi dier. Maar helaas het moet 150 kobang opbrengen en de misgeboorte 15 kobang: de prijzen voor naturaliën in Japan zijn ongehoord hoog.


Sikahert, uit Fauna Japonica

(zeer veel zieken) (kreeg pas na middernacht wat tijd om een brief naar Deshima te schrijven, die mijn Japanse vrienden beloofden mee te geven met de exprespost die in de morgen zou vertrekken) Deze post vertrekt van hieruit door het hele rijk met name naar de residentiesteden Miako en Edo en de handelsstad voor buitenlanders Nagasaki.
In Osaka, het centrum van de handel van Japan, zijn deze poststations bijzonder goed ingericht. Men heeft daar zelfs vaste dagen voor de post, namelijk naar Nagasaki op de 7de, de 17de en de 27ste van iedere Japanse maand en naar Miako en Edo op de 8ste, de 18de en de 28ste. Deze vaste post gaat in 7 dagen van Osaka via Simonoseki naar Nagasaki, en wel tot Simonoseki met kleine, goed bezeilde en met veel roeiers uitgeruste boten. – vanaf Simonoseki gaat het postpakket over land – Er zijn vaste stations waar het pakket dat aan een stok gebonden is, door hardlopers verder gebracht wordt. Deze hemerodromen lopen op snelle voeten, luid het volgende poststation aanroepend waar het pakket alleen maar wordt doorgegeven en zonder dat het op de grond mag worden gelegd verder wordt gedragen. Ik heb dergelijke estafettes verschillende keren gezien. Naast deze vaste post kunnen op ieder moment estafettes over zee naar Simonoseki gestuurd worden, waarvoor afhankelijk van de omstandigheden fl 50,- tot 100,- betaald moet worden.

zaterdag 15 maart 2008

De 15e maart – woensdag.
Vandaag brengen ze mij de op dit moment in Osaka bloeiende gewassen: zoals: Syringa Suspensa – Hepatica acutiloba DC, Cerasus itosakura; Jasminum praecox, Andromache japonica, Asarum canadense en virginicum.


Asarum thunbergii A.Braun, collectie NHN


Asarum sp.

We doen lengte observaties met een chronometer – daarna kwamen er veel zieken, die mijn vrienden aldaar naar mij toebrachten. Ik voerde enkele operaties uit – er zat een zeer bijzonder geval van een aneuris. bij; tot diep in de nacht duren de bezoeken van mijn Japanse vrienden.


Medische instrumenten, uit Nippon

vrijdag 14 maart 2008

DE REIS VAN OSAKA NAAR MIAKO

De 14de maart – Dinsdag
Veel bezoek van artsen, waaronder enkele van de in deze stad het meest in aanzien staande. Allen zijn met hart en ziel verknocht aan de Hollandse geneeskundige wetenschap. Ook uit Miako komen vrienden waarmee ik een briefwisseling onderhoud, de heren…… brengen naturaliën mee als geschenk. (Allen brengen zieken mee, en het is bijna onmogelijk voor mij, om me door de grote massa heen te werken). Zojuist krijg ik een Materies medica van de pers, die ik voor mijn vertrek opgepakt had, en die door mijn leerling Koo Riosai in het Japans vertaald is. – Er worden mij verschillende dieren zoals een wolf, hazen en vogels gebracht om te bekijken.


Japanse wolf, collectie Naturalis

– Geef ’s avonds veel opdrachten die mijn onderzoek verder moeten helpen (krijg brieven uit Deshima die het stempel dragen van de trouwe Japanse vrouw).
Krijg een zeeschildpad.


Kop van een zeeschilpad, collectie Naturalis

donderdag 13 maart 2008

Maandag de 13de maart.
We vertrokken om 8 uur uit Nisinomija met onvriendelijk weer, een noordenwind met stuifsneeuw, het landschap erg vlak. – trekken door de stad Amagasaki, residentie van de landheer Matsutaira Todomi no kami. Er is daar een kasteel met een brede gracht die door een 70 passen breed kanaal in verbinding staat met de zee. We gingen via een brug over dit kanaal en kwamen om 11 uur aan bij Kansaki, waar we met boten over de tamelijk brede rivier de kansaki-gawa gezet werden – gaan over de rivier Sjuzogawa (rusten daarna in Sjuzo – ) en nu komen we om kwart voor drie aan bij de voorstad van Osaka. Ik betreurde het dat het regenachtige weer ons een vrij uitzicht benam op de in een uitgestrekte vlakte voor ons liggende stad die in het zuiden grensde aan het in mist gehulde gezichtsveld. De grote handelsstad werd aangekondigd door de steeds vaker verschijnende moestuinen en bloementuinen en de uit de nevelige verten uitstekende daken en de toppen van hoge sparrenbomen en tenslotte door de torens van het als nieuw blinkende kasteel dat in het oosten verscheen. – (De stad onderscheidde zich alleen van de tot dan toe bezochten steden door de drukkere straten en de ononderbroken activiteit van de inwoners in hun werkzaamheden en ambachten.) Ik zag voornamelijk winkels met etenswaren voor onderweg, klaargemaakt en rauw – meubelmakers – kopersmeden, sakebrouwers en enkele onbeduidende kooplieden.


Winkels, uit Nippon

– na 25 minut. komen we bij een grote houten brug Naniwabas (108 ken [ 210 m]lang), die over de Jodo rivier voert. Daarna zijn de straten breder en schoner en komen we na ongeveer vijf minuten aan bij de voor ons bestemde woning. –

woensdag 12 maart 2008

Zondag de 12de maart
Om 8 uur ’s morgens vertrokken, gaan te voet door de stad, die buitengewoon dichtbevolkt schijnt te zijn; overigens verraadde het volk weinig tucht en onze leiders moesten vaak naar de bamboestok grijpen. De straten waren bezet met armzalige winkels en deze woningen zagen er slecht uit zoals die van de hele stad. – Dicht bij Hiogo kwamen wij langs een lang dorp, berucht om zijn tandartsen en kwakzalvers, die voor hun ramen koppen met uitgetrokken tanden hadden uitgestald naast andere charlatanerieën. Een dicht daarbij liggend graf van de beroemde krijger Kutsunoki-Masasike, schutspatroon tegen kiespijn, trekt de mensen hier naar toe. Het de crypte van deze held, met veel moeite uit graniet gemaakt, staat in het midden van een prachtig bosje – over dit monument is een op een tempel lijkend klein huisje gebouwd – Aan de voorkant ervan staat een houten traliewerk waaraan een groot aantal votiefplaatjes is opgehangen. Ook zag ik, op van cipressenhout gemaakte presenteerschalen, enkele afgesneden goed gekamde haarvlechten met de namen van degenen bij wie ze waren afgeknipt erbij gevoegd: Dat heeft te maken met het volgende: K. Masasike is ook de schutspatroon van de zeelieden – om die reden doen ze bij storm en ook bij schipbreuk de gelofte hun vlecht aan hun vergoddelijkte held te offeren als ze gered worden van het gevaar.
– Hierna bezocht ik de Ikuta Mijosan (shinto) tempel. – Een heilige haag, waar een laan van kersenbomen en Armeniaceeën onderbroken door even regelmatig bewerkte stenen lantaarns naar toe voert.



Shintotempels stralen over het algemeen eenvoud uit. Het herdenken van helden en op grotere schaal het bewaren van het algemene belang van verdienstelijke mannen, is het hoofddoel van deze tempels – en uit de manier van verering spreekt de vaderlandse, primitieve godsdienst, die des te levendiger opbloeit over de relikwieën van de vergoddelijkte voorvaderen, naarmate hun verdiensten dieper in het hart van de inwoners staan gegrift, ook nu nog is er een warme belangstelling voor hun lot en voor alles wat er met hen is gebeurd en van hen is overgebleven.
Daarom zijn wapens – schilderijen – gedichten – oude sparrenbomen – en alles wat ook maar herinnert aan dergelijke mannen – de sieraden – het onderwerp van de bewondering en verering van zulke tempelhoven, terwijl lange rijen van misvormde goden, ontelbare andere dingen en alles [dat] de zinnelijkheid van het idee van het buitenwereldlijke kan opwekken, de tempels van de Indische godsdienst met schril afstekende kleuren versieren. Ik merk dat hoe dichter men bij het hof van de wereldlijke keizer komt, des te zeldzamer de pas later uit China gekomen sekten van de godsdienst van Boeddha worden. – ? Om de bovengenoemde redenen wordt hier in Ikuta Mijosin ook het levensgroot, uit hout gesneden paard van de held bewaard. Naast de grote Mia zijn er nog vele kleinere, elk aan een geliefde halfgod gewijd, die men bij verschillende gelegenheden consulteert, vereert en offers brengt. Zo vond ik ook nog een zogeheten fusiboom (Dolichos polystachios) waarbij papiertjes vastgemaakt waren aan al zijn twijgen. En deze bandjes van papier knoopt men uitsluitend met de linkerhand rond een uitverkoren [..?..] om zich door het moeizame werk nog verdienstelijker te maken bij de godheid. – Jonge meisjes zouden voor het afsmeken van een gelukkig huwelijk zulke papierbandjes ook om fusitwijgen binden. Kortere of lagere bloemtrossen zouden dan een voorbode zijn van hun geluk.
We vervolgden onze reis tussen de kust en het Okamohjama gebergte, waar we een prachtig uitzicht hadden op de Golf van Osaka. Ik telde wel honderd boten die er kruisten en hier en daar voor anker lagen. Deze Golf lijkt mij overal een goede ankerplaats voor Europese schepen, maar voorzichtigheid is op zijn plaats, want er zouden ter hoogte van Osaka vaak ondiepten voorkomen. De weg voerde ons over vele op dit moment uitgedroogde rivierbeddingen, met een aanzienlijke breedte en grote opgehoopte massa’s rolstenen en aan beide kanten opgeworpen dammen, kunstig versterkt door lange steenzakken gemaakt van wijd gevlochten bamboe. Men vertelde me dat deze bergstromen zeer sterk gezwollen zijn wanneer er veel regen valt, met name in de maanden juni en juli. Bovendien vind je in deze landstreek ongewoon veel waterleidingen; onder andere werd bij het dorp Mitoro waar een beekje over een lengte van wel een kwartier gaans in een houten bedding over de rijstvelden geleid wordt en door watermolens verder wordt gestuwd.


Rijstveld

Honderden jaren vlijt wist hier, ondanks de kracht van het water dat zich van de rotsen stort, aan de voet van de bergen uitgebreide rijstvelden te beschermen tegen overstromingen en tegelijk, bij invallende droogte, te zorgen voor de bewatering van deze velden. Men zag zelden veel boeren op velden werken en toch zijn stenige oevers en rotsige heuvels omgeschapen in vruchtbare velden. Deze geperfectioneerde cultuur die in het hele rijk aanwezig is, is wel een van de beste bewijzen van de langdurige aanwezigheid deze tartaarse volksstam in deze archipel “Non vi sed saepe cadendo gutta excavat lapidem!!” [= Niet door geweld, maar door vaak te vallen holt de druppel de steen uit!]” We rustten en verfristen ons in Sumijosi, waar ik een gunstige gelegenheid had voor het bepalen van de zonnehoogte.
Bij Kitsimura kregen we het bericht dat juist hier de dochter van een hooggeplaatst persoon van de Daili langs deze weg voorbij zou reizen. – Kort daarna kwam ze voorbij in een draagstoel. Enige insignes en nagamoto werden voor haar uit gedragen en achter haar draagstoel volgden enkele vrouwen te voet en enkele kago.


Kago, uit Nippon

Na twee uur kwamen we aan in Nisinomija, waar we middagpauze hielden en overnachtten. ’s Avonds kwam onverwachts mijn leerling, de lijfarts van de eerste raadsheer van de keizer, uit Osaka hierheen. Ik dacht dat hij al lang in Edo aangekomen zou zijn. –

dinsdag 11 maart 2008

Zaterdag de 11de maart
Wij verlaten Kagogawa om 6 uur begunstigd door mooi weer (44° F [6,7° C]) Voor ons een uitgebreide vlakte, over het algemeen rijstvelden, waarvan verschillende ingezaaid met andere graansoorten zoals tarwe, gerst. – De boeren halen een dubbele oogst van hun rijstvelden, die ze door uiterst doelmatige verbeteringen proberen te verzekeren. (Over manier van bemesting) men laat hier in dit land stro afgewisseld met laagjes aarde, op puntig toelopende hopen verrotten en dergelijke.
Veel dorpen en gehuchten, alleenstaande bosjes en struikgewas onderbreken de wijde horizon waar in de achtergrond de blauwe bergen van de streek Kii, op Nippon, de streek Awa, op Sikoku, en het eiland Awazi te zien zijn. We rusten in het dorpje Nistani. Na het verlaten van dit dorp zien we in geleidelijk afdalende terrassen tegen de zeekust verschillende kunstig aan de natuur onttrokken meertjes voor het bewateren van de rijstvelden, de bekoorlijke sparrenbossen verlevendigen het uitzicht. Kort daarna genoten we van een verrassend uitzicht op de zee bij het dorp Tsutsjama. Ik kom veel bedelaars en monniken – (sikok tenno) (Kompira – mairi) montoboos’ of iko tegen, de eerste een sekte van de Kobo-Dai-si, de laatste mogen vis eten – trouwen – (verdere beschrijving). Tegen twee uur kwamen we aan in Akasi, een tamelijk groot stadje, de residentie van de Natsutairi Sake. Overigens een onbeduidend plaatsje, waar weinig orde en tucht heerst. – Men kon het opvallende contrast met de landstreek Halima, waar ik een grote orde en tucht bewonderde al direct bij de grens zien. We reizen verder langs het strand en zien in het ZZW het eiland Awasi – de Straat tussen dat eiland en Nippon is een Japanse mijl breed. Het vaarwater schijnt zeer winstgevend te zijn, Japanse barken kruisen daarin naar alle kanten. Hier kwam ik op de landweg een kreupele man tegen die, omdat hij niet in staat was om te lopen, bij reizigers bedelde terwijl hij werd voortgetrokken in een langwerpige houten kast met wielen. –



Prachtig uitzicht op de zee bij het dorp Maikonohama. Kort voor dit dorp maakte ik met een zakkompas enkele peilingen (O punt van Awasi Z ten W 5°. Westpunt van Awasi W.Z.W. –). In een sparrenhaag de God Dsizo die me opviel omdat hij een aureool om zijn hoofd had.



Halverwege [de weg] van Awasi naar Hiogo stootten we op een restaurant dat beroemd was om zijn uit boekweit bereidde noedels. Iedereen at en dronk. – Men noemt deze plaats Itsinotani. Ik had bijna de hele dag te voet gegaan en ging nu verder in mijn norimono. De avond brak aan en tegen ½9 kwamen we bij de herberg in Hiogo aan.
Gelijk na mijn aankomst liet de arts van de landheer van Akashi zich bij mij aandienen; ik hoorde dat (hij een verwant van een van mijn leerlingen, de wonderarts Kosai uit Nagasaki was) hij enige naturaliën als geschenk (en verscheidene zieken) voor mij meegebracht had. Er kwamen nog andere artsen mee en een groot aantal zieken, die mij tot middernacht belegerden. De arts van de landheer was een zeer aardige man en door mijn vriend Kosai al bekend met verschillende van de medicijnen die ik het meest gebruikte. Onder de zieken waren enkele zeer treurige gevallen van irreversibele syfilis – Ik gaf hem een korte uiteenzetting over deze in Japan zo diep gewortelde ziekte – over het doelmatige gebruik van kwikhoudende geneesmiddelen, die men hier in Japan vaak meer ten nadele dan ten voordeel gebruikt (enkele interessante gevallen en nog enkele samengevatte inzichten over de behandeling van ziekten in dit land. Ik kreeg vier zeer tamme konijntjes, en een zeer zeldzame plant, genaamd “katakoyuri”. Tensl. nog gezouten Sepia-eieren die hier als lekkernij gelden. Over Hiogo kon ik tijdens mijn korte verblijf weinig betrouwbare berichten krijgen. Daarom verzocht ik deze nieuwe aanhanger [, die mij zijn volle vertrouwen scheen te schenken (want anders was het onvoorzichtig voor mij geweest)] over enkele politieke en geografische onderwerpen, die ik hem schriftelijk opgeven zou – schriftelijke inlichtingen– Inoue Tōsen.

maandag 10 maart 2008

Vrijdag de 10de maart.
We vertrokken pas om negen uur. Er was sneeuw gevallen een paar duimen dik, en de temperatuur was tegen acht uur 40° F [4,4° C] en het weer was uiterst ongunstig omdat het nog steeds sneeuwde en het tegelijkertijd dooide hetgeen de weg lastig maakte voor de dragers van onze draagstoelen. – We trokken door de stad en de voorstad, werden met kano’s over de Itsigawa rivier gezet en kwamen na een vermoeiende reis aan in Sone, waar we een middagpauze hielden. In de namiddag zetten we onze eerder afgebroken pelgrimstocht naar de hier beroemde en zeer vereerde tempels voort – we bezochten de tempels Sonenomatsu, – Isi no hoten en Takasako


Sonenomatsu tempel, uit Nippon

– de eerste bekend door de sage van enige sparrenbomen die eigenhandig door de God Tenzin zijn geplant, de andere door een kolossaal blok steen dat plotseling vanuit het niets is gekomen, en de laatste beroemd zowel door een nog levende in de vorm heeft van onze lindeboom uitgegroeide sparrenboom (waarvan de uitgespreide zijtakken een gebied beslaan met een doorsnede van ongeveer 28-30 voet [ca 90 m]) in doorsnede met) als door een, volgens overleveringmeer dan 300 jaar oud stuk van een sparrenboom. – We werden door de priesters uiterst vriendelijk en buitengewoon respectvol ontvangen.



Uitzicht op Iso no hoten, uit Nippon

– Ons opperhoofd bezocht de twee laatstgenoemde tempels niet en onttrok zich aan de uitnodiging voor een kleine Japansa sakemaaltijd, die een zogeheten worstelaar – sumo jaarlijks aanbiedt aan de Hollanders. Hij was drie maanden geleden in Nagasaki geweest en had ons in Deshima er al voor uitgenodigd – In de tussentijd was echter zijn huis en haard met zijn hele hebben en houwen in vlammen opgegaan. –vroeger welgesteld, troffen we deze vriend van de Hollanders nu arm aan, met slechts enkele slechte hutten op de plaats waar vroeger zijn prachtige woning stond. Hij had de maaltijd echter naar omstandigheden goed bereid, en uit het vele bestek was het niet te zien dat hij het met veel moeite bij elkaar had gekregen.. Ik dronk en at met hem met de wens voor betere tijden. De man was zonder te klagen echt opgewekt en ik beloofde hem ’s avonds in ons logeeradres een klein geschenk voor hem uit te zoeken. Ik vond het onbegrijpelijk hoe een gezant van een hier zoveel met achting behandelde natie alleen maar op basis van ongegronde vooroordelen zich zo onvriendelijk kan opstellen.
– Bij dergelijke gelegenheden werd ik vaak gegrepen door een diep schaamtegevoel en ik probeerde door formaliteiten en daadwerkelijk bijsturen de eer te redden van een natie waarvan het de ernstige wil van de regering is bij iedere gelegenheid zulke Aziaten een hoog denkbeeld voor te spiegelen van de Europese edelmoedigheid. – Maar hier riep onze dichter: Illi aes triplex circa pectus etc.
Vanaf hier ging ik enkele uren te voet tot het dorp Takasakonomats. De weg ging over ingezaaide velden, en het viel me hier op dat alleen de velden waarop later rijst gezaaid wordt, doortrokken zijn met diepe groeven die smalle bedjes in enige rijen van elkaar scheiden; en dat andere velden zonder groeven in tamelijk gelijke, afzonderlijk ingezaaide rijen van jonger zaad uitlopen.
Op een paal vond ik hier weer een ander aanplakbiljet (taka fuda of koo sats’ (Chin.) genoemd, waarop letterlijk stond “Men mag hier niet jagen op vogels en andere dieren, omdat het gebied is bestemd voor de landheer voor de valkenjacht op kraanvogels.” In de buurt zag ik ook een kerkhof, waar de doden verbrand worden. – (over het verbranden der doden in vergelijking met Titsingh’s werk). Ik zocht met het invallen van de nacht mijn draagstoel weer op en kwam na negen uur aan in Kagogawa, waar we overnachtten. Ik kreeg ’s avonds bezoek van een arts, met de naam Tekeda r’jootats’, wiens zoon op mijn privé school in Narutaki zit. Ik gaf hem de opdracht de zeldzaamste planten van deze streek levend voor mij te verzamelen en gaf hem een lancet als geschenk. –

zondag 9 maart 2008

REIS VAN MURU NAAR OSAKA

Donderdag de 9de maart,
In de ochtend zetten we onze reis over land weer voort. Over een steile, vlak achter Muro liggende berg werden we over een weg die moeilijk was voor onze dragers, naar een dal gebracht waar het landschap zich uitstrekt als een door bergen begrensde vlakte. Het gebergte is doorgaans bedekt met sparrenbomen die hier en daar hoger uitgegroeid, kleine bossen vormen. Daarnaast zag ik alleen Euryen, Azalia’s, Juniperus, een Ilex (ellirtica, n..) en bamboe en rozenstruiken – behalve Ajuga decumbens, een Cardimine, Leontodon en verspreid staande Armeniaca vond ik niets in bloei.
De zorgvuldigheid waarmee hier, de voor de boer weinig gunstige aarde met name aan de voet van de berg, kunstig is herschapen tot akkers, kan niet genoeg geprezen worden. Op smalle bedjes, gescheiden door diepe voren, zijn tarwe, gerst, Brassica orientalis, Vivia faba, een Pisum sativum, Sinapis japonica en hier en daar uien, rammenas en dergelijke, minstens in twee, een goede voet van elkaar liggende rijen gezaaid en geplant; geen onkruid, geen steentje te zien. – en door apart staande hutjes die gebouwd zijn boven een kuil van leem, afgedekte kuilen bestemd voor het bewaren van mest. (over de manier en gewoonte van bemesten). We trokken door de dorpen Muma, Nimaba, Kogoosan mura, arme maar schone plaatsjes. Bij de ingang van deze dorpjes was op een bord dat bevestigd was aan een paal geschreven (op bevel van de landheer) “Dat hier, omdat het dorp arm was, geen bedelaars mochten komen (bedelaars Hoito en Hinin). Zag Witte reigers (Sirasaki.)


Witte reiger, collectie Naturalis

Overal kwamen ons van dorp tot dorp mensen tegemoet met bezems van bamboe – ons onderdanig groetend en dan voor ons uit lopend (op bevel van de landheer). De wegen waren toch al zeer netjes, en er was een bewonderenswaardige orde en discipline onder het volk. Waar wij ook heen liepen, of heen gedragen werden in onze norimono, viel het volk op de knieën om met de vingers de aarde aan te raken – vaak ook alleen maar op hun hielen zittend – klein en groot alles in tucht en eerbied. We hielden middagpauze in het dorp S’joozijowura, waar we niet uitgesproken raakten over de schoonheid van het daar aanwezige restaurant
Na 12 uur braken we weer op. Gingen met bootjes over de dicht bij het dorp gelegen rivier Sjoozijgawa. Deze bootjes van de Japanners voor rivieren zijn uiterst slecht en vormeloos. Deze rivier was momenteel diep in zijn bedding teruggetreden, die overigens zeer uitgebreid met rolstenen bedekt was en in de regentijd een behoorlijke stroom schijnt te zijn. – Over een kleinere arm van deze rivier voerde een eenvoudige houten brug die aan beide kanten met een dam van met zand gevulde strozakken. Ook zag ik op de grasvelden op de oevers van verschillende beekjes vaak leer uitgespreid. Langs de rivier Sjoziogawa genoten we van een heerlijk uitzicht en de goed onderhouden weg die zich, nu eens door vlakten met zaad- en groentevelden, dan weer door sparrenbossen en schone gehuchten en dorpjes slingerde, kon wedijveren met veel van onze Europese parken. Japanners houden buitengewoon veel van een mooi uitzicht. Zelfs bij het aanleggen van hun bosschages denken ze eraan het toch al vaak romantisch mooi gelegen landschap ermee te laten versmelten tot een geheel. Dit viel mij vaak op; nu eens probeerde men door een bosje hoge cypressen, dan weer door een meer of minder hoge bamboeheg of een kunstmatig opgeworpen heuvel met enkele kunstmatig gevormde sparrenbomen het onharmonische in het uitzicht van het landschap te bedekken, om dan een mooi gelen berg, tempel of een door een bron schuimend overstroomde rots in een des te feller licht uit te laten komen. Hier hoorde ik weer het lange tijd ontbrekende gezang van onze vaderlandse leeuwerik dat in verband met zoete herinneringen aan mijn vroegere landleven het genoegen nog meer verhoogde.


Leeuwerik, uit Fauna Japonica

We gingen door verschillende gehuchten en dorpen zoals:…….en bereikten tegen vier uur de voorstad van Himesi. Beschrijving van de bouwstijl van een Japanse stad. Al uit de verte verkondigd zich wit blinkend het kasteel van de landheer van Halima – de stad als residentie van deze vorst. We trokken in diepe stilte door de steeds maar stedelijker wordende straten en kwamen na een kwartier bij de grote poort van de eigenlijke stad Himesi. De straten waren aan beide zijden vol met winkels, waarin de koopwaren door de geopende deuren en vensters goed geordende te kijk stonden. De inwoners waren verzameld onder hun poorten en op her geroep van de voor onze norimono lopende soldaten en bedienden van de landheer “S’tani! S’tani!”( d.i. omlaag! Dat betekent: ga op je hurken zitten) was iedereen eerbiedig neergebukt. Er heerst een prijzenswaardige orde onder het volk; men vindt hier niet zo’n scherp afgegrensd onderscheid tussen het gepeupel en de hogere stand, iedereen is even gewillig – en de strenge vorm van het gebod beteugelt onafwendbaar zelfs de op zijn hoogst gespannen nieuwsgierigheid van de inwoners. Na het doortrekken van slechts een paar straten bereikten we onze herberg. – Mijn bedienden en leerlingen gaf ik gelijk opdracht om de stad door te gaan om uit te kijken naar naturaliën . Ze brachten me enkele levende vogels, waarvan ik een mij nog niet bekende fringilla soort graag zou hebben gekocht als de prijs niet zo overdreven was geweest – daarnaast kreeg ik een fossiel (genaamd …..). die afkomstig zou zijn van het eiland Liukiu. Verdere beschrijving. Mijn botanicus Riosai had de aanzienlijke voorraad planten doorgenomen en een naar zijn mening zeer zeldzame boom gekocht. – Net toen ik bezig was met enkele botanische correcties, kreeg ik bezoek van de opperbanjoos. –


Prunus mume Siebold&Zucc

zaterdag 8 maart 2008

Woensdag de 8ste maart.
De morgen brachten we door met het meten van we de geografische lengte met de chronometer en ‘s middags namen wij de zonshoogte. Er kwamen intussen verschillende zieken mij om raad vragen. Ik kreeg enkele vissen – stuurde mijn schilder er op uit om een aanzicht van de haven van het stadje te maken. – Ik maakte kennis met een arts, Namura Unso, gaf hem een klein geschenk en verzocht hem, met hulp van andere Japanners een uitgebreide beschrijving en bewerking te maken over het hier in Himesi zo beroemde leer en de leerbewerking, en mij dat toe te sturen. Wij verbleven in een aan de oostzijde van de haven gelegen herberg, waar, op kosten van de landheer van Higo een zeer goed gebouwde woonkamer voor hem was gebouwd. – Zeer bijzondere is het uitgezochte, fijn bewerkte hout van Taxus, Cupressus, Thuja dat de status en de waarde van zulke woningen bepaalt. –


Houtmonsters voor huishoudelijk gebruid

In de namiddag maakten wij een kleine wandeling – bezochten de opperbanjoos – deze voelde zich al enige dagen niet goed, hij consulteerde mij en gebruikte Europese medicijnen. –
Hierna bezochten we de Muronomijozin-tempel van de Kannusi shintosekte; Hier hadden we een prachtig uitzicht op de zee en ik deed enkele observaties. Bij de tempel (Mia) staat een bijzonder gebouwtje, een soort toren, genaamd to of garan – waarvan de priesters een zeer goede plattegrond hadden gemaakt, die ik later kreeg en die ons een getrouw beeld van dit gebouw geeft. Zie Pantheon.


Tempel in Muro, uit Nippon

Wij trokken door dit stadje van het ene tot het andere eind en buiten de winkels met lederwaren viel mij niets bijzonders op. Doorgaans verraadden de woningen en kraampjes armoede. Er waren ook maar weinig imposante huizen te zien; hoewel hier tijdens de reis naar het hof veel landheren, vooral uit Kiushiu, aan land komen alleen om de beroemde tempels die hier in de omgeving liggen te bezoeken. Daarna zetten ze hun reis naar Osaka over land voort. Dit is ook de reden, waarom wijzelf hier en niet in Hioko aan land zijn gegaan.
In een smal straatje werden we bijzonder verrast, omdat we aan de rechterkant twee woonkamers passeerden die aan de voorkant helemaal open waren, waarin opgedirkte meisjes van plezier symmetrisch in een open vierkant zaten, in elke kamer een stuk of 15 tot 18. Hoewel de schoonheden zo gerangschikt waren dat de jongste en knapste het meest in het oog vielen, maakte de aanblik van deze schepselen, offers van afgestompte ouderlijke gevoelens en fysieke en morele verdorvenheid, op ons geen gunstige indruk en we verlieten met weemoed en afschuw deze in slaafse stijfheid voor ons zittende meisjes, wier afzonderlijke gelaatstrekken tot een geheel verenigd, te vergelijken waren met een door een stormwind verwaaid bloembed. –
De haven van Muro wordt gevormd door een kleine naar het zuidoosten binnenlopende inham waar omheen het stadje Muro is gebouwd. Aan de westkant van de haven heeft men bij de ingang een op een rots gelegen wachthuis, beschermd door een schuin in de zee aflopende muur, waarachter een rij lagere gebouwtjes (zogenaamde fortificaties) volgen. Tegenover het wachthuis verheft zich een rotsachtige, met sparrenbomen bedekte heuvel, aan de zijkant waarvan enkele lusthuizen zijn gebouwd –. Boven het wachthuis ligt een Shinto tempel die men vanuit zee duidelijk kan zien; omdat hij zoals de meeste huizen van Muro wit gepleisterd is en daarom fel blinkend in het oog springt. De haven van Muro is weliswaar klein, maar omdat hij door zijn ligging aan alle kanten afgeschermd is van de wind, is het een toevluchtsoord voor de doorgaands kleine Japanse vaartuigen, waarvan er nu wel vijftig, geordend in rijen, voor anker lagen. Het lijkt mij, dat de inham, die gevormd wordt door Kaap Morowi en Kaap Kanasaki, de noordwestelijke punt van Muro, zeker met voordeel benut kan worden als een voorhaven voor grote schepen, speciaal Europese. Muro bestaat uit 7 straten – de bevolking schat ik op ongeveer 1200 zielen. – De bezetting van de wacht zwak. Omdat men in Muro bij intredende vijandelijkheden in verlegenheid gebracht zou kunnen worden, daar de Japanners altijd door brand of het laten afzinken van hun eigen schepen de uitgang voor diepliggende Europese schepen kan versperren, kan een naar het noord oosten inlopende haven bij het kleine visserdorp Owura door zijn natuurlijke afsluiting van de zee in geval van nood een net zo voor de wind beschutte ankerplaats kan zijn als Muro zelf. Overigens kan ieder bewapend Europees schip zich een tijdlang ophouden in de buitenste haven, zonder zich zorgen te hoeven te maken over Japanse aanvallen. Dit concludeer ik uit de zwakke verdedigingsmiddelen, ik heb dit zelf waargenomen in de binnenste haven waar ik geen enkel zogenaamd oorlogsschip voor anker zag liggen. Maar het is mogelijk, dat dergelijke kleine boten verborgen liggen in een achter het wachthuis lopend klein kanaal dat ik zag op een afbeelding van de haven in de bovengenoemde Shinto tempel.

vrijdag 7 maart 2008

De 7de maart dinsdag.
Met het aanbreken van de dag het anker gelicht. – Door dezelfde roeiboten als gisteren verder gesleept. Laten bij een gunstige Z.W. wind tegen 8 uur de sleepbootjes achter, zeilen het eiland Nao voorbij, voor ons ligt S’otu. – De oude Japanse kaarten zijn hier, oppervlakkig gezien, tamelijk goed – de nieuwe van de keizerlijke astronomen zijn voor ons Europeanen niet te overtreffen en met name in dit labyrint van eilanden schijnt het raadzamer te zijn, de opgaven van de Japanners zo precies mogelijk te volgen, dan zich uitsluitend te richten op onze eigen hydrografische beschrijvingen, die we tijdens het snelle voorbijzeilen beperken moesten tot enkele punten die tot nu toe, in vergelijking met het werk van de Japanners slechts als opnamen, als onderbroken lijnen beschouwd kunnen worden. (Die toch door de zo zorgvuldig mogelijk bepaalde lengte en breedte mettertijd kunnen dienen als vaste ankerplaatsen voor verdere verbetering van deze vroeger zo weinig bekende Straat).


Japanse schepen, uit Nippon

Met een nieuwe koele wind O.N.O. sturend, bevonden wij ons ’s middags langs het eiland S’jotsusima, dat ik (zijn N.O. punt) peilde S+ O 29º – met Jesima en Ako in zicht op een afstand van ongeveer 2 Japanse mijlen (bij de middag observatie zag dit eiland juist in de horizon, misschien is dat de observatie daardoor enige minuten te hoog ?) N+ O zag men hoogland dat wij in het noordoosten voor Owari en meer oostelijk voor Sikoku hielden. –
Tegen drie uur veranderde de wind die frisser, uit het noorden ging waaien. Wij laveerden met enkele slagen tot we op een afstand van een Japanse mijl voor de kust van Muro lagen, vanwaar enkele gereedliggende sleepbootjes ons tegemoetkwamen en ons helemaal de haven binnensleepten, waar we na [.?.] uur de ankers lieten vallen. Korte beschrijving van de haven en de stad. Bij het inzeilen van de haven nam ik enkele kompasobservaties.

donderdag 6 maart 2008

De 6de maart.
In de ochtend van de 6de maart ging ik met Dr Bürger aan land, alwaar ik me bezighield met het opzoeken van enkele planten en Bürger met het onderzoek van de gesteldheid van de bergen. De vegetatie is hier op dit schiereiland nog in diepe slaap, en ik vond naast een Tlaspi [Thlaspi] geen enkele bloeiende plant – bovendien zag ik maar weinig bekende planten. – Enkele Quercus soorten – Eurya – een mij onbekende Potentilla. De bosjes bestonden, net als op het eiland Jasirosima, uit Pinus en Quercus serrata doorgroeid met Bambus en enkele van de bovenvermelde planten; aan het strand vond ik naast enige verdorde grassen Statice limonium, Morus papirifera, een Chonopodium virgatum Th. en rozenstruiken. De huizen waren versierd met Nandina, Cycas, Bambus.


Cycas revoluta Thunb.

– Tussen Mukohibi en Hibi – zo heten die hier zeer mooi liggende dorpen, ligt een zoutziederij. – Het zeewater wordt – (door middel van een sluis) 24 uur lang op een, met muur van granietblokken aangelegd, zeer uitgebreid filter gebracht dat slechts met fijn grijs zand is bedekt, en daarna afgevoerd door vierkante afwateringsgaten. Hierna wordt het gekookt in ketels en voor de kristallisatie in met metselwerk beklede kuilen gedaan. – Hier leek mij de afstand tot het eiland Sikokf het kleinst, volgens opgave van de plaatselijke bevolking 3 Japanse mijlen. – Ik dacht hier enige nuttige observaties met het kompas te kunnen maken, omdat de bedekte hemel mij verhinderde lengte en breedte metingen te doen. Mukohibi en Hibi zijn zeer mooi gebouwde dorpen, en het uiterlijk van de inwoners en de bouwstijl van de huizen wijst op enige welstand. De inwoners staarden ons zeer nieuwsgierig aan; ik hoorde dat hier nog nauwelijks Hollanders waren geweest. Na een oponthoud van enige uren verlieten we deze kust met een kleine buit aan naturaliën. Bij het weggaan zag ik een slimme manier om Sepia’s te vangen. – Men had namelijk slakkenhuizen (grote) bevestigd aan strotrouwen, die men dan in grote hoeveelheden in zee hangt, waar die Sepia’s dan inkruipen en dan gevangen worden uit hun vermeende woonhuizen. – Wij werden bij tegenwind en tegenstroom met ongeveer dertig sleepboten uit de bocht van Mukohibi gebracht op uitdrukkelijke wens van het opperhoofd om redenen die ik te zijner tijd uit de doeken zal doen, – maar toen we door grote inspanningen van de roeiers nauwelijks een halve Japanse mijl vooruit gekomen waren, kwamen herhaalde verzoeken naar het opperhoofd om toch de onmogelijkheid van een voortzetting van onze zeereis in te zien, bij het daar aan verbonden gevaar in de duistere nacht op een klip te lopen, het anker te mogen laten vallen hetgeen uiteindelijk na veel onenigheid is gebeurd. – Ik zal een grote strijd moeten strijden met mijn Europese reisgenoten voor het laten doorgaan en een gunstige uitkomst van mijn onderzoekingen. – Maar “Si illanitur orbis impavidum feriat ruinae


Nandina domestia Thunb.