vrijdag 6 augustus 2010
door Martien van Oijen
Inleiding
Van 22 december 2009 tot 6 augustus 2010 stond een deel van het Dagregister [= officieel dagboek] van Kolonel Johann Wilhelm de Stürler, opperhoofd van Deshima van 1824- 1826, op de website van het SieboldHuis. De dagregisters van het opperhoofd werden ieder jaar met de terugkerende schepen naar Batavia gestuurd om de autoriteiten aldaar op de hoogte te houden van de ontwikkelingen op de handelspost in Japan. In Deshima werd een kopie van het dagregister bewaard. De opperhoofden lazen de dagregisters van hun voorgangers nauwkeurig om te achterhalen wat vroeger wel of niet toegestaan was. De Japanners waren erg conservatief in hun omgangsregels. Als iets eenmaal beschouwd werd te behoren tot het zogenoemde “kapittel” (= de gebruikelijke gang van zaken), was het heel moeilijk om te veranderen.
Kolonel De Stürler was van 28 juni tot 12 augustus 1823, samen met Philipp von Siebold, van Batavia naar Japan gezeild. De Stürler maakte als Opperhoofd-gezant de Hofreis van 1826 mee en keerde aan het eind van datzelfde jaar terug naar Batavia. Als opperhoofd was De Stürler verantwoordelijk voor het gedrag van alle “Nederlanders” op Deshima. Von Siebold was echter van mening dat hij een speciale opdracht had gekregen van Gouverneur Generaal Van der Capellen en dat hij daarover geen verantwoording hoefde af te leggen aan het opperhoofd van de handel. Von Siebold was heel vrij in de omgang met Japanners en deed dingen die volstrekt verboden waren (Zo nam hij bijvoorbeeld Japanse jagers in dienst om dieren te kunnen verzamelen). Als gevolg hiervan kwam Von Siebold regelmatig in conflict met De Stürler, die qua leeftijd zijn vader had kunnen zijn.
Het hier gepresenteerde deel van het dagregister ging over de laatste acht maanden dat De Stürler opperhoofd van Deshima was. Op 19 december 1825 sloot hij het dagregister van dat jaar af om het mee te kunnen geven met de naar Batavia terugkerende schepen. Op 20 december begon hij een nieuw dagregister dat eindigde op 5 augustus 1826 toen hij de leiding van de factorij in handen gaf van zijn opvolger G.F. de Meijlan, die op die dag op het eiland was aangekomen.
Tijdens de vijf maanden van de hofreis hadden De Stürler en Von Siebold waarschijnlijk veel meer contact dan op het eiland Deshima; ze aten en sliepen in dezelfde herbergen, baadden gemeenschappelijk in hete bronnen, vierden feest, en maakten ruzie. Als Opperhoofd gezant was De Stürler uiteraard officieel de belangrijkste man. Het opperhoofd was ook de enige Nederlander die de Shogun mocht begroeten (Let wel, op zijn knieën en diep voorovergebogen, zodat ook hij hem niet kon zien).
In het verslag van de hofreis dat Von Siebold publiceerde in zijn overzichtswerk Nippon, schrijft hij het volgende over De Stürler (Uit de vertaling van Van Oijen & Van Oijen, 2005):
“Met de verwachtingen die ik had van de kant van onze gezant, kolonel de Stürler, was het niet zo goed gesteld, want ik moet het met droefheid bekennen; juist de man die op Java zo'n warm aandeel had gehad in mijn missie en haar met zoveel ijver had gesteund, toonde zich nu, in Japan, niet alleen onverschillig of koud tegen alles wat mijn onderneming betrof, maar hij probeerde haar zelfs door een hele reeks hindernissen te verlammen of toch minstens te bemoeilijken.
Ik weet niet of de oorzaak van deze onwelwillende stemming gezocht moet worden in de aanbevelingen van onze regering, die mijn werkterrein verbreed had en mij meer zelfstandigheid in het wetenschappelijke onderzoeksgebied had gegeven, of omdat mijn onderzoek te dicht bij zijn eigen interesse kwam, of zijn plannen doorkruisten, of dat het komt door ziekelijkheid en ongenoegen, veroorzaakt door de minder gunstige uitkomst van zijn voorstellen ter verbetering van de handel.
Hoe het ook zij, mijn uitzending en uitrusting voor een onderzoek van Japan blijft hoe dan ook zijn eerste verdienste en daarvoor wil ik hem hier erkentelijk zijn.
Als de heer de Stürler het mooie doel van zijn eigen bestemming, en de bedoelingen die de regering daarmee had, onwrikbaar voor ogen had gehouden, en met volharding had gevolgd, dan zou zijn verblijf in Japan, zijn missie aan het hof van Jedo, en ook zijn overige stappen ter bevordering van de handel en het verwerven van grotere vrijheden, met het succes bekroond zijn, hetgeen ze ongetwijfeld verdienden; ze hadden dan in de geschiedenis van de Nederlandse handel met dit land een glanzend tijdperk gevormd.”
In Von Siebold’s verslag van de Hofreis wordt De Stürler regelmatig genoemd, meestal naar aanleiding van een incident waarbij Von Siebold zich stoorde aan het gedrag van het opperhoofd.
In het officiële dagboek van De Stürler zijn deze incidenten nauwelijks terug te vinden en Von Siebold of “de Doctor” zoals hij aangeduid wordt door De Stürler, wordt zelden genoemd.
Wie was J. de Stürler?
Onderstaande gegevens over J. de Stürler, gekopieerd uit de Genealogische aanteekeningen van de familie de Stürler, werden mij welwillend toegezonden door Mw A. de Sturler.
“ JEAN GUILLAUME DE STÜRLER, Kolonel in Nederlandsche dienst is geboren te Maastricht den 7 December 1774 en overleden te Parijs den 9 Januarij 1855.
Hij trad als Kadet der Artillerie in dienst in 1788, werd onder-Luitenant surnumerair in 1790 en 2de Luitenant den 27 December 1790. Hij woonde de veldtogten bij van 1793 en 1794 onder Zijne Hoogheid den Erfprins van Oranje. Den 18 Augustus 1793 werd hij door een matte kogel op de borst en den 13 September door een kogel aan de regter heup gewond. Hij heeft in 1795 de dienst verlaten, en in civiele dienst geplaatst, werd hij in 1808 als Inspecteur der Belastingen belast met de organisatie in het Departement van Oost- Vriesland; in 1811 was hij Controleur der Belastingen in het Departement van de Eems; daarna is hij verplaatst als Ontvanger principaal in het Arrondissement Assen, Departement van de Wester Eems.
In 1813 werd hij Kapitein der Artillerie bij besluit van het voorloopig Provisioneel Bewind en was den 24 November 1813 als Kommandant der Artillerie bij de bemachtiging van het fort Halfweg (Haarlem) en tot 1 December 1813 bij de inneming van Muiden en de blokkade van Naarden tot 13 Mei 1814.
In 1815, den 21 Januarij, ontving de Kapitein Stürler de benoeming van Inspecteur der lste klasse bij de Indische militaire Administratie; in 1819, den 25 April, die van Inspecteur met rang van tweede Kolonel en eindelijk in December 1819 die van Kolonel en chef der Oost-Indische militaire Administratie en is als zoodanig gepensioneerd den 3 Mei 1827. Intusschen was hij van 1824 -1826 Opperhoofd van den Nederlandschen handel op Japan.
De Kolonel de Stürler was den 21 Februarij 1797 gehuwd met vrouwe Sibilla Elisabeth van Biesen, geboren den 3 Maart 1774 en overleden den 28 September 1807; den 30 Junij 1816 huwde hij andermaal met vrouwe Willemina Maria Koli, geb. 21 Maart 1790 en overleden den 12 October 1817.”
Er is geen portret bekend van J. de Stürler.
Uit het op de website van het SieboldHuis gepubliceerde deel van het dagregister komt De Stürler naar voren als een goed opgeleid man die veel over heeft voor goede banden met Japanners, maar voortdurend problemen heeft met de tolken die de stoet vanaf Deshima begeleidden. Ook Von Siebold schreef in “Nippon” dat de tolken niet te vergelijken zijn met gewone Japanners, omdat ze bedorven zijn door jarenlange omgang met de Nederlanders en de handel op Deshima.
De Stürler werd drie jaar na zijn vertrek uit Japan, voor zijn aandeel in de kaarten affaire, net als Von Siebold “voor eeuwig” verbannen uit Japan.
De transcriptie
Het handschrift van de Stürler in het dagregister was niet altijd makkelijk te ontcijferen. Ik heb gewerkt vanaf een kopie op film in het Nationaal Archief in Den Haag die ik ter plaatse op een beeldscherm heb bekeken en heb opgeslagen een memorystick om thuis te bewerken. Voor assistentie bij het opzoeken van gegevens en het bedienen van de apparatuur ben ik dank verschuldigd aan de heren Leurdijk en Kanhai.
De taal in het dagregister wijkt af van modern Nederlands. Zelfstandige naamwoorden worden er vaak geschreven met een hoofdletter. Veel woorden hebben een afwijkende spelling (bv Dingsdag en Saturdag), op veel plaatsen is de “ch” vervangen door een”g”. De spelling is niet altijd consequent. Zinnen beginnen niet met een hoofdletter en eindigen niet met een punt. Het lijkt daardoor of de “zinnen” heel lang zijn. Een afbreekstreepje bestond nog niet, terwijl er relatief veel woorden afgebroken werden omdat de schrijfruimte beperkt was tot de rechterhelft van de pagina. Er worden regelmatig afkortingen gebruikt voor veelgebruikte woorden als Opper Rapporteur, Gouverneur, Gouvernement etc. Vaak staat de laatste letter van het afgekorte woord in superschrift.
Er is voor gekozen de tekst zoveel mogelijk over te nemen zoals hij 174 jaar geleden is geschreven. Ook woorden die opgeschreven zijn en daarna werden doorgestreept, zijn opgenomen. Letters die ik niet kon ontcijferen zijn aangegeven met een “x”. Om de tekst wat makkelijker leesbaar te maken, heb ik hem verdeeld in korte zinnen. Woorden die tussen “/:” waren geplaatst, zijn tussen ronde haakjes gezet. Eigennamen van Japanners en Japanse plaatsnamen zijn weergegeven zoals ze zijn opgeschreven in het dagregister.
Leiden, 30 juli 2010
donderdag 5 augustus 2010
Zaturdag 5.
En hiermee wordt het dagregister afgesloten op heden den 5 augustus 1826
woensdag 4 augustus 2010
Vrijdag 4.
dinsdag 3 augustus 2010
Donderdag 3.
Om 9 Ure gingen de gecommiteerden Burger en Gozeman naar buiten.
De Panoslieden kwamen op Dezima en Omstreeks den middag Ankerde het Schip Alexander [met] Kapt M. Marcussen ter reede, hebbende aan boord de Ambtenaren voor dit kantoor P. Van Outeren, C. Depmar en A. Manuel.De Kapitein en de Ambtenaren komen aan Land en het nieuws wordt opgegeven.
Des Achterniddags kwam het tweede schip De Onderneming [met] kapt Mr H. Lellz bij de Papenberg voor Anker , aan boord hebbende het Opperhoofd G:F: Meylan en de Ambtenaar van deze Factorij V. Pistorius. De Pamoslieden komen aan Land.
maandag 2 augustus 2010
Woensdag 2.
zondag 1 augustus 2010
Dingsdag 1.
De Onder Tolk Gonoski kwam vervolgens. Ik zeg hem dat mij het briefje van Tomifatsiro van vooreergister zoo onverstaanbaar was, dat ik er niets op kon antwoorden noch wilde, dat hij daarin sprak van eenen muur, die niets gemeen heeft met de onderhavige reparatiën en dat ik geene zware en ligte maar slechts gewone Komps Teiler kende, die voor derzelver numerieke waarde op Komps rekening wierden verrekend. Hij zegde mij, mij een Translaat te zullen bezorgen wegens twee xxx voorwerp Glazen door den waarn Scriba te Jedo den Keizer aangeboden. Ik zegde hem daarvan verder niets te weten dan dat ik zulks te Jedo uit een Translaat had vernomen doch dat zoodra hij mij het Translaat, daar hij nu van sprak, zou bezorgen, ik daarop zou antwoorden.
Dr von Siebold en de Teekr de Villeneuve naar buiten gegaan wandelen.
zaterdag 31 juli 2010
vrijdag 30 juli 2010
donderdag 29 juli 2010
Zaturdag 29.
Namidd: ontving ik een briefje van den Opp Rappr omtrent de reparaties hetwelk mij echter uit hoofde van den verwarrende inhoud onbegrijpelijk was, daar hij een van de Tolken is, die het minste hollandsch verstaat en het slechtste schrijft
woensdag 28 juli 2010
Vrijdag 28.
dinsdag 27 juli 2010
Donderdag 27.
Ik was daarover niet weinig bevreemd en toonde den Ond: rappr aan, dat op de berekening van gister waarop $ 66,1 op de helft waren gesteld met (dus) Comps $ 33, 05 zonder verdere omschrijving en daarbij zegde ik hem dat op de voorige berekening die volgens bijzijnde briefjes van den Opp Rappr in Kompsgeld was berekend voor $ 250,95 zonder eenige meerdere omschrijving, dat ik ook slechts eene soort van Komps Teilen kende en geene Zware en ligte zooals hij beweerde dat bestonden en ik verklaarde hem in die berekening niet te kunnen noch willen treden. Hij scheen daarover verlegen en vertrok zeggende den Opp Rappr er over te zullen spreken
maandag 26 juli 2010
Woensdag 26.
Namiddags kwam de Onder Rappr mij bekendmaken, dat de Gouvr mij den 29e dezer zou afwachten en vroeg mij tevens of ik alsdan geen belet zou hebben. Ik zegde dat ik de eer zou hebben te gaan.
De Ambtr V.O.Fisscher, Burger en Gozeman zijn dezen namiddag naar den Stad geweest
zondag 25 juli 2010
zaterdag 24 juli 2010
vrijdag 23 juli 2010
Zondag 23.
$ 32 (dus 2/3) gevraagd wordt, goed ware gemaakt geweest, die thans niet zou het geene reparatie zou behoeven, dat hij mij voorstelde om te proberen, om door den Kompradoor of eenen andere Timmerman, naar verkiezing, de reparaties te doen verrigten, doch dat hij wel wist dat ik geene verkiezing [=keus] had en dat daarom zodanige proef weinig zou nutten daar mij alsdan misschien nog meer zou moeten gevraagd worden, doch dat ik in de tegenwoordige berekening niet kunnende treden zoo hij mij geen billijke komen bezorgen, ik vooreerst de reparaties hoe nodig anders wel moest laten blijven, of anderszins daarin trachten te voorzien doordat daar ik, zoo lange het dak van de Doren niet gerepareerd was, bij eventuele komst der Schepen niet vermogt de manufacturen daarin te bergen en hem daarom verzocht mij eene billijke reparatie berekening van de reparaties te doen toekomen. --Ik stuurde hem daarbij de berekening van gister terug.
Genzabro de zoon van den op reis naar Jedo door zelfmoord overleden Tolk Dinzeimon geeft mij kennis van zijne benoeming als temporele Vice ondertolk en dat hij bestemd was om in Stede van wijlen zijne Vader naar Jedo te gaan om daar te verblijven.
donderdag 22 juli 2010
Zaturdag 22.
Om bijna acht Ure dezen avond bragt mij de Vice ond. tolk GienSaimon een briefje van den Opp Rappr\met eene zoogend nadere berekening van den Timmerman en eene van den Metselaar van den vorengend reparaties ten gezamenlijke bedragen van $ 3250-9-5 en alzoo slechts $ 22=4,2 minder dan de vorige, waarbij hij de onbeschaamdheid had te zeggen, dat de kwestieuze Tuinmuur over 4 jaren, toen ik hier kwam gezet was, waarop
woensdag 21 juli 2010
Vrijdag 21.
de Pakhmr en klerk Gozeman waarbij ik op verzoek van eerstgemelde tegenwoordig was.---
Den Smit werden nog eenige reparaties of verbeteringen aan de balansen besteld en de tappen [?] te polijsten waarvan ik de bezorging aan den Pakhmr opdroeg.
dinsdag 20 juli 2010
maandag 19 juli 2010
Woensdag 19.
zondag 18 juli 2010
Dingsdag 18.
Voormidd: kwam eindelijk de Opper Rapporteur bij mij. - ik sprak met hem over den schandelijke berekening van zijne Timmerman voor de reparatiën en zegde hem daarom trent onbewimpeld mijnen gevoelen. Er was voor eenen onbeduidende reparatie van het dak en de beschieting van de Doren [pakhuis Doorn] $ 116,15 berekend welke met $ 25 zeer duur zou betaald worden, en voor de reparatiën aan het huis en den tuinen $ 157 waaronder het opnieuw
Bepleisteren van eenen tuinmuur die nog geen twee jaar gestaan heeft en waaraan alle de pleister is afgevallen, was voor meer dan $110 berekend is en die de Timmerman dus onontgeldelijk behoorde te repareren. De Opp Rapporteur vroeg mij hoeveel ik geven wilde. Ik zegde hem daarop geen bod te willen doen,’t en zij mij eene billijke berekening daarvan wierd voorgesteld, en dat ik hem verklaarde dat ik anders de Dorens [?] in den staat zou laten waar in dat pakhuis thans is, doch bij de aankomst der schepen de manufacturen er niet in zou plaatsen en gerust afwachten wat er van de zou worden.
Dat scheen op hem te werken, hij vroeg mij om de begrooting, liet den Timmerman roepen en hield zich alsof hij dezen sprak over zijn buitensporige berekening en zegde mij dat de
muur NB reeds 4 jn gestaan had. Ik zegde hem zeer bedaard dat hij wel wist, dat hij nog geene twee jaren had gestaan, en dat die zelfde (zijn eigene) Timmerman die had gezet.
Hij wilde toen de schuld op den metselaar werpen, doch ik zegde hem dat de metselaar immers slechts een koelie van den Timmerman was, en ik herhaalde nogmaals mijne zoo even gedane verklaring waarop hij de begrooting nam, zeggende, dat hij die nogmaals zou doen nazien en daarmede heenging.
Ik heb door hem den tegenwoordig zijnde Ottona verzocht om bespoediging der herbebouwing van de bottelierswoning hetwelk mij deze beloofde.
Sprak almede nogmaals over het uitdiepen van de Waterpoort
zaterdag 17 juli 2010
Maandag 17.
Omstreeks half vijf namidd: kwam eenen bark van Fiseng binnen zeilen, sein doende van de aankomst van een Holl. Schip, doch
vrijdag 16 juli 2010
Zondag 16.
Ik ontbood den Kaiseris en liet hem door den wachth Tolk xxxxx xxxxxx xxx xxxxxx in bijzijn van den Pakhmr vragen, wanneer hij dacht dat de Botteliers woning welke herbouwd wordt zou gereed wezen: Hij bepaalde zulks op eene maand.
Ik zegde hem dat die woning voor de aankomst der Scheepen behoordde klaar te wezen, dat ik mij anders daarover zou moeten bezwaren. Ik verzocht hem dat de Trap die te voren op zij van het huis was, in de midden mogt geplaatst worden. Hij antwoordde daartoe order aan de Timmerman te sullen geven
Terwijl de Kaiseris bij mij was, kwam de Schoonzoon van de Opper Rappr (Jensi) mij namens den Ond Rappr de begrooting der Kamps reparaties brengen, welke zeer gespecificeerd was, doch de enorme som bedroeg van $ 273=37. Ik zegde aan Jensi dat hij geen rapporteur was, dat een den Tolken Rapporteurs mij die begrooting had behooren te brengen, en dat hij aan zijn moest Vader zeggen, dat ik wenschte dat een der Rappr dagelijks bij mij kwam en heden, met den timmerman had moeten komen, om over dien begrooting te spreken. Om echter de zaak te doen voortgaan, liet ik den Timmerman roepen, en bood hem de helft van zijnen eisch, hetgeen hij zegde niet te kunnen doen. Ik zegde aan Jenzi, dat hij er zijnen Vader van zou spreken daar ik den zoogend Timmerman slechts als den Koelie van den Opp Rappr en dezen als den aannemer beschouwde, dat ik de kosten der begrooting niet konde beoordeelen dat ik echter wel in zag dat alles vooral de Arbeidslonen buitensporig hoog berekend waren, dat ik het bod van de helft als nog veel te veel beschouwde, dat ik heden antwoord verlangde en anders op eene
andere wijze in die de reparaties zou trachten te voorzien.
Ik ging daar na met den Pakhuismr de beide zoogend kapiteins woningen bezigtigen en vond die in eenen slechten vervallen toestand. Ik droeg den Pakhuismr op om met den meeste
spoed den hoogstnodige voorzieningen tot eene behoorlijke bewoning derzelven te doen en met de minste kosten.
Namidd: gaat den Dr den Zieken Rekenmeester andermaal bezoeken.
De Ambtenaar de Villeneuve geeft mij schriftelijk kennis dat zijn huishoudster zwanger is, dat hij het Kind voor het zijne erkennen zal en als zoodanig daarvoor zorgen zal..—
donderdag 15 juli 2010
Zaturdag 15.
Alsnog de begrooting niet bekomen ook heden geen der Rapporteurs bij mij.
Na den eten ging de Dr naar de Stad. -- de Klerk Gozeman verzocht mij mede te mogen gaan, hetgeen ik Toestond.
woensdag 14 juli 2010
Vrijdag 14.
's Namiddags kwam de zoon van den Opp Rappr namens zijnen vader uit naam van den Gouvr verzoeken dat Dr v. Siebold bij eene Zieken reparatie meester moest komen.
Die dan ook kort daarna ging.
dinsdag 13 juli 2010
Donderdag 13.
maandag 12 juli 2010
Woensdag 12.
Bij dien gelegenheid herinner ik den tegenwoordig zijnde Ottona, dat voor de Waterpoort moet gebaggerd worden en zet den Ond Rappr aan om mij Spoedig de begrooting voor den Timmerman van de gister opgenomen Kamps reparaties te bezorgen.
Kreeg heden de notitie *van den klerk Gozeman* daarover.
zondag 11 juli 2010
Dingsdag 11.
Met den Pakhmr: V O F[= Van Overmeer Fisscher], den Klerk Gozeman, den Ond Rappr en den Timmerman van Den Opp Rappr de reparaties aan den kampsgebouwen opgenomen.
Den Goederen der Chin Jonk die wij bij Kambarra hebben zien liggen en die op haar reis herwaarts bij Firando verongelukt is gestoken [?] heeft, worden in drie Japanse barken aangebragt.
zaterdag 10 juli 2010
Maandag 10.
Den Ond Rappr komt namiddags doch door een misverstand van eenen mijner Jav. Jongens vertrekt hij weder en laat een briefje achter dat hij morgen vroeg zou komen. Ik schrijf hem een briefje daarover
vrijdag 9 juli 2010
donderdag 8 juli 2010
Zaturdag 8.
Aantekeningen gehouden Te Japan, gedurende de afwezigheid van den W Ed Gestr Hr J.W. de Sturler, Opph van den Nederl: handel alhier, in gezantschap naar den Hoofdstad van dit Rijk, door mij ondertekende J. F. van O: Fischer Pakhmr dezer factorij
Insuratur
Voorts overhandigde ik aan den Onder Rapporteur ter behandiging aan denGouvr eenen brief waarbij ik dezelven bedankte voor de toestemming tot den Hofreis en tegelijk Audiëntie verzocht om hem mijn Compliment te maken
woensdag 7 juli 2010
Vrijdag 7.
Gingen vervolgens van daar, de Pakhm: en de twee andere Ambtenaren kwamen ons te gemoed en wij kwamen omstreeks 10 U: voorm: te huis aan.
De Opp banjoost kwam en ik bedankte hem volgens gebruik. –
dinsdag 6 juli 2010
maandag 5 juli 2010
zondag 4 juli 2010
zaterdag 3 juli 2010
vrijdag 2 juli 2010
donderdag 1 juli 2010
woensdag 30 juni 2010
Vrijdag 30.
Transites ILLIUS nomen mandatas videndi
Hoc regninum nobis qui dedat cumas ferat
/Gedagtd/ Amidati den 24 febr 1826
Het gezantschap naar het K: Hof
Was getd De Sturler Dr von Siebold H. Burger
Opp & Gezant
Namiddags met barken te Kokura alwaar dezen nacht verbleven. Deden heden eene wandeling door de stad.
dinsdag 29 juni 2010
Donderdag 29.
maandag 28 juni 2010
zondag 27 juni 2010
Dingsdag 27.
zaterdag 26 juni 2010
Maandag 26.
vrijdag 25 juni 2010
Zondag 25.
donderdag 24 juni 2010
Zaturdag 24.
woensdag 23 juni 2010
Vrijdag 23.
dinsdag 22 juni 2010
maandag 21 juni 2010
Woensdag 21.
zondag 20 juni 2010
zaterdag 19 juni 2010
vrijdag 18 juni 2010
Zondag 18.
donderdag 17 juni 2010
Zaturdag 17.
dinsdag 15 juni 2010
Donderdag 15.
maandag 14 juni 2010
Woensdag 14.
zondag 13 juni 2010
Dingsdag 13.
zaterdag 12 juni 2010
Maandag 12.
vrijdag 11 juni 2010
Zondag 11.
Wij gingen vervolgens de KoperSmelterij Maandag bezigtigen waarvan de inrigting aller slechts is. – Na die bezigtiging wierden wij ons den Koper Smelter zeer goed op Japanische verversingen, vruchten en zakki onthaald. De tafel was met eenig zeer fraai Europeesch Zilver en glaswerk gedekt en men had de attentie gehad ons stoelen te geven, zoodat wij hier beter dan ergens anders in dit land ontvangen zijn geworden. – Tegen het vallen van den avond, gingen wij bij den Vogel verkoper, waar echter niet meer dan vijf vogels en drie honden te zien waren. Zodat wij spoedig naar ons Logement terugkeerden.
donderdag 10 juni 2010
Zaturdag 10.
woensdag 9 juni 2010
Vrijdag 9.
Namiddags kwam binnenkants een Gouvrs Secretaris mij bezoeken
dinsdag 8 juni 2010
Donderdag 8.
maandag 7 juni 2010
Woensdag 7.
zondag 6 juni 2010
Dinsdag 6.
zaterdag 5 juni 2010
Maandag 5.
vrijdag 4 juni 2010
Zondag 4.
donderdag 3 juni 2010
Zaterdag 3.
Namiddags kwamen drie Docters van den Geestelijke (of zoo als den Japanner hem noemen, Erf) Keizer waar onder een die mij aangekondigd wierd als hoger in rang dan de N: Gouverneurs. Zij boden mij eenige geschenken van fraaije Japansche teekeningen enz. aan.
Een dier Heeren bragt eenen schilder van Den Dairi mede die mij eenige teekeningen van zijn werk aanbood en nog eenige schetsen in mijn bijzijn teekende.
woensdag 2 juni 2010
Vrijdag 2.
dinsdag 1 juni 2010
maandag 31 mei 2010
zondag 30 mei 2010
zaterdag 29 mei 2010
vrijdag 28 mei 2010
Zondag 28.
donderdag 27 mei 2010
woensdag 26 mei 2010
dinsdag 25 mei 2010
maandag 24 mei 2010
zondag 23 mei 2010
zaterdag 22 mei 2010
vrijdag 21 mei 2010
donderdag 20 mei 2010
woensdag 19 mei 2010
Vrijdag 19.
dinsdag 18 mei 2010
Donderdag 18.
Na lang wachten kwam den Hreis Opperbanjoost en twee Opp banj: van den hier zijnde Gouvr die mij een schriftelijk bevel van dien Ambtenaar bragten. – om den Kapit bij de terugreis de kapittels goed in acht te nemen en alle ‘S morgens vroeg op reis te gaan. –
Vertrokken voor den middag en vonden te Omori (grootbosch) den oude Lh: van Satsuma, die mij daar verzocht had met den Vrijheer van Nakats en deszelfs andere zoon, den Prins Sakonsama die ons op het minzaanst ontvingen en gelijk ook de beide anderen eenige geschenken aanboden. De eerstgenoemde Prins verzocht mij een’ zeer fraaijen Likieusch roodverlakt etensbak met geëmailleerde bordjes waarin eenige Japansche versnaperingen voorgediend waren, als ook eene groote Kruik Likieusche Arak te behouden. De oude Prins was bijzonder vriendelijk, minzaam en opgeruimd, zoodat hij eigenhandig xxxxxxx ons Zakki inschonk. –
Z:H: sprak enige woorden Hollands zeer duidelijk en verstaanbaar. – Wij namen afscheid van den Vorst en gingen naar Obotoké mai. waar Daar ik namelijk den Vrijheer van Nakats, die een zeer goed Ruiter is, het verlangen had te kennen gegeven om hem te paard te zien, had de Prins de beleefdheid met vijf of zes zijner dienaars ons te paard voorbij te rijden. Z:H: wachtte ons te Obotoké Mai op en onthaalde ons daar in een vertoefhuis, ons tevens eenige aardige Strowerk aldaar gemaakt in geschenk aanbiedende en mij bovendien eene Kas met zeer fraaijen Zakki Bakjes. – Wij namen afscheid van Z:H: en kwamen omstreeks half acht Ure te Kawazakki.
maandag 17 mei 2010
Woensdag 17.
Dr. von Siebold stuurde mij het kruidkundig werk van Waxxxx[?] terug en Schreef mij daarbij enz,
Den brief zie #
# Ik zond het boek aan den Gouvr met den brief . Insuratur Kbb Nº 18.
zondag 16 mei 2010
Dingsdag 16.
De oude Lhr van Satsuma liet mij door den Opp Tolk verzoeken om overmorgen in eene rustplaats nabij Z: H: Paleis te vertoeven om mij aldaar te ontmoeten omdat de hooge jaren van den Vorst hem belette verre te gaan, dat en tevens indien het weder het toeliet en het mij niet te moeijelijk viel, om voorbij Z: H: Paleis te voet te gaan. De Opp Tolk zegde mij dat de Vorst voornemens ware mij in de rustplaats op de Jap: wijze te onthalen. – Ik antwoordde dat ik zeer gaarne aan Z:H: verlangen zou voldoen en dat ikzelf den Vorst zou verzoeken niet ver te gaan, dat het mij zeer leed was, dat ik Z:H: in deszelfs Paleis niet vermocht te bezoeken, dat ik anders mij aldaar zou begeven, om de Vorst de moeite van het uitgaan te benemen.—
Later zond mij de Vrijheer van Nakats een tegengeschenk bestaande in eene zeer fraaije teekening om in een Toko te hangen, een verlakt papier Kastje om daarvoor te zetten en een dito Papier doos of Jap: lessenaar en een Inkt koker of doos. –
zaterdag 15 mei 2010
Maandag 15.
De Opp Tolk bragt mij het Translaat van het op gister ontvangen antwoord van den Gouvr. –Ik zond den Opp Banjoost twee Ikjes met Laken waarvan een half Ikje in stede van de twee (Kapittel) stukken Patnam [?] Sitsen en een koebang voor de voering van den Mantel. En aan den 3 Onder Banjoosten 3 Ik: do Laken in stede van den 3 St (Kap:) Tafachelaxxxx
' S avonds kwam de K: Hof sterrenkundige (eigenlijk Boekbewaarder) en deed mij verscheidene vragen omtrent de Duitschen Keizer en enige andere Duitsche Vorsten. –
vrijdag 14 mei 2010
Zondag 14.
Voormiddags kwam de Opp Tolk en zegde mij dat het verzochte uitstel van vertrek tot den 18 was toegestaan, doch dat dan geen langer uitstel kon toegestaan worden. Later kwam de Opp banjoost en gaf mij hetzelfde namens den Gouvr te kennen. Het scheen alsof hij veronderstelde dat ik nog langer hier zocht te blijven. Ik zegde hem, dat ik wel niet eigenluk ziek, doch door pijnen in de lenden en beenen vreesde onderweg ernstig ziek te zullen worden, en dan liever hier wenschte te zijn, dat ik op aanraden van den Doctor morgen zou medicineren – doch dat indien ik niet erger wierd, ik den 18 zou vertrekken, dat ik echter niet den 16e tot vertrekken bepaald had doch zoo als hij zegde, maar dat mij zulks aangezegd was, zonder mij daarover te raadplegen.
Namiddags, kwam dezelfde Ambtr en bragt mij het weigerend antwoord van den Gouvr op mijne verzoeken bij missieve van den 10n en daarbij mijne twee brieven, Nr 1 en 3, terug. – Het verzoek om $ 1000 voorschot wierd toegestaan.
De oude Lhr (nu Vrijheer) van Satsuma, stuurde mij een tegen geschenk voor het aan den 11e dr gezondene eenen Kas Sasumasche Tabak, een allerfraaist verlakt Toko tafeltje en dito Bloempot, eene Kas papier en een tinne pot met beste Thee. Z: H: liet mij tevens om enige kleinigheden verzoeken.
'S avonds kwam den Vrijheer (Prins) van Nakats bezoeken en souperen met mij. Z:H.: bragt mij tot tegengeschenk voor het aan Z. H. de 11e dr aangebodene een allerfraaist verlakt Tafeltje en van derzelfs Broeder Sakonsama voor het dienzelven dag hem toegezondene een verlakt Baxxxx Kast of doosje
De Prins mij deszelfs verlangen hebben te kennen gegeven een gedrukt xxxxx
LakenTafelkleed te hebben
donderdag 13 mei 2010
Zaturdag 13.
Mij niet wel bevindende gaf ik den Opp Tolk daarvan kennis met Opdracht een uitstel tot den 18 te vragen.--
Ik comitteerde den waarn Scriba tot het tellen der K: Kabaaijen en het wegen van de Zijden Watten en vervolgens tot het doen inpakken en verzegelen.
Ik stuurde heden het op gister den Gouvr toegedacht geschenk met bijvoeging van een allerfraaijsten porseleinen Kom met deksel, ter bezorging aan den Opp Tolk.
woensdag 12 mei 2010
Vrijdag 12.
Mijne Dienaar gister buiten mijn weten den Gouvr een Lap goudstof, dien ik voor hem bestemd had, gebragt hebbende, kreeg ik het heden terug met aanzegging dat een der Tolken het behoorde aan te bieden.
De Opp Tolk bragt mij heden het veranderd Translaat wegens den Landkaarten en de Objectief Glazen van den waarn Scriba, waarvoor [ik een] recu afgaf.
Hij gaf mij kennis dat de ligting was toegestaan. Ik commiteerde den Scriba om die te ontvangen, hetwelk hij verrigtte.
De oude Vorst van Satsuma liet mij vragen, om mij te Sinagawa te ontmoeten. Ik liet den Vorst dringend bidden mij die eer aan te doen.
Had heden wederom veel bezoek, waaronder de vrouw van den Secretaris van eenen Rijksraad, aan wie ik een fraai xxxxx porseleinen Schoteltje en kopje aanbood.
dinsdag 11 mei 2010
Donderdag 11.
Heden ochtend omstreeks half zes wilde de eerste kok zich zelven het leven benemen. Hij sneed zich een groote wond in den hals die gelukkig niet doodelijk was. De doctor was er dadelijk bij en verbond hem—ik vernam het eerst een geruime daarna.
Daar het mij uit het gedrag van den Opper Tolk, met den brief over de lichting voorkwam als had hij daar iets mede voor, liet ik hem roepen en zegde hem dat ik nog heden een antwoord van den Opp. banjoost wenschte te hebben dewijl ik anders mij daarover aan den Gouvr zou moeten adresseren omdat ik vreesde dat het te laat zou worden wanneer ik misxxx zou wezen
Hij nam, of scheen dat gezegde zeer euvel op te nemen en ging zich bij den Opp banjoost beklagen, die bij mij kwam en ontevreden scheen, hetwelk mij niet bevreemde, omdat de Tolken alles doen en reeds gedaan hebben om hem tegen mij in te nemen. Dan ik zegde hem, dat het gedrag van den Opp Tolk (deze vertolkte het!) mij Singulier voorkwam, daar hij mij toen ik gister de ligting met hem had opgemaakt, die ik hem gezegd had den Gouvr te willen vragen, hij mij niet gezegd had, dat ik mij deswegens aan den Opper Banjoost moest adresseren, hetwelk ik even zo gaarne zou gedaan hebben, en dat hij geen hollandsch genoeg verstond, daar hij anders het door mij gebezigde woord gefopt niet op hem zou toegepast hebben. De opp banjoost gaf te verstaan dat dit een kleine zaak was, maar dat ik bij eene grootere (hij bedoelde de overgaaf van den brief) verkeerd gehandeld had. Ik vergenoegde mij met daarop te antwoorden dat ik zulks niet wist. Hij zegde verder dat mij de ligting zou toegestaan worden, en vertrok.
De Opp Tolk bragt mij het Translaat wegens de Kaarten waarin gezegd wierd dat de Keizer vier Kaarten noodig had, die het Holl. Opperhoofd heeft. moet gij (te weten hij Opph.) die aanbieden enz.ik zegde zul ik even als of ik die niet vrijwillig had aangeboden: Ik begreep dadelijk dat zulks weer een vuilaardige trek der tolken is om het te doen voorkomen als had ik alleen waren mij de kaarten onaangeboden afgevraagd. Ik gaf den Tolk mijne meening daarover te kennen en hij was dadelijk gereed en bood mij aan een veranderd Translaat te bezorgen. Hij stelde mij voor in den brief aan den Gouvr om het overschietende van den Jedosche Verkoop te mogen verkoopen. De verandering te brengen na aftrek van de gevraagde lichting hetwelk ik aannam. –
Hij nam het Translaat terug en bragt mij een ander hetwelk nog nagenoeg dezelfde zin opleverde, doch dat hij aannam nogmaals xxxx xx xxxxx te veranderen. Ik zegde hem echter dat hij het Japansch getrouw moest vertalen en dit bewijst mij hoe weinig zij zich aan de juiste zin bepalen binden en hoe weinig staat op de echtheid hunner translaten te maken is.
'S avonds bezocht ons de Vrijheer van Nakats, met zijn zoon (13 jaren) en twee bijvrouwen met hun dienstmeiden, en bracht mij het tegengeschenk voor den 23 jl 2 jl Z:M: aangebodene een zeer fraai gevaarlijk kabinetje en eene complete Japansche zomerkleeding die Z:M: voor mij had doen maken en mij daarbij de attentie bewezen om mijn wapen er op te doen verven. De Jonge Prins gaf mij tien zeer fraai verlakte eetensbakje, en de bijvrouwen boden mij ook een tegengeschenk voor het aan dezelven vroeger vereerden aan. Ik gaf der laatsten zijden doeken, spelden en ringetjes met steentjes, aan den Jongen Prins een Cachet en horlogie sleutel met steentjes, waartegen hij mij den Santok (brieventasch) aanbood die hij gebruikte. -De Prins soupeerde bij mij ik bood hem een pletx[?] en Kristallen Olie en Azijn zetje aan en twee porseleinen Bloemenvazen. –
Ik zond heden aan den ouden Lhr van Satsuma eene zeer fraaije gebloemde porceleine Lampet Kan en Schotel, en een Suijkerpot, en twee kritallen Kompote – ’S avonds zegde mij de Vrijheer van Nakats, dat zijn vader die wist dat hij mij bezoeken wilde, hem had opgedragen, om mij een reukfleschje met lavendel, dat Z:H: bij mij gezien had te vragen, hetwelk ik hem gaf. – Ook dat de Vorst daar hem door zijn hooge jaren (84 jr) het altijd zitten op de matten moeijelijk viel, mijn leuningstoel wenschte te hebben. Ik zeide dat ik die niet kon missen er slechts een hebbende, doch dat ik hem er gaarne twee met het de Kussens zou zenden. – Ook des Vorstes andere zoon liet mij vragen om eene flesch Bossali, een bierglas, een flacon eau de Cologne , en een stuk zeep en stuurde mij Zijden Stof en een verlakt doosje – ik stuurde hem het verzochte –
maandag 10 mei 2010
10.
De Opp Tolk en de waarn: Scribra berigten mij dat een Lap blaauw Laken aan den Opp.Boos afgegeven, defect was bevonden en Groen Laken in plaats zou gegeven worden.
Ik kreeg heden wederom veel bezoek om mijn vertrekken te zien waaronder dat van de reeds bejaarde vrouw van den eersten Rijksteraad, die mij een geschenk van eenige kleinigheden aanbood en waartegen ik haar een zeer fraai porseleine kopje gaf.
'S avonds kwam de K: Sterrenkundige Takahasi en bragt de avond met mij door. Hij deed mij wederom verscheidene vragen omtrent de laatste oorlog, de namen eenige Europese regenten enz.
Ook omtrent eenige onzer Europesche uitvindingen. Hij klaagde dat de inkt waarmede zijnen kaarten hier gedrukt waren zo bleek was. Ik gaf hem de bestanddeelen op van den Europesche drukinkt en beloofde hem van B[?] nader de evenredigheid daarvan te zullen opgeven. Hij vroeg mij hoe onze plaatdrukpersen ingerigt waren, waarvan ik hem het voornaamste beschreef. Ik liet hem bij gelegenheid dat het gesprek over het porselein handelde, eenige zeer fraaije stukken daarvan zien. Hij bewonderde het als een kenner en ik bood hem het fraaiste rijk verguld en allersierlijkst beschilderde kopje aan, hetwelk hem zeer veel genoegen Scheen te doen. – Ik had hem vroeger eene opheldering doen vragen hoe de Japanezen de uurstelling van den dag bepaalen en hij beschreef mij zulks door eene ophelderende figuur op het papier te teekenen – en beloofde mij eene tabel hoedanig de dag bij de verschillende standen der Zon gerekend wordt te beginnen.
Ik schreef heden de vier volgende brieven aan Den Gouvr, als
1e Om te verzoeken, de overschietende Jedoschen verkoop goederen ter waarde van $ 886,6 openlijk aan de Kooplieden al hier te mogen doen verkoopen, dan wel die naar Dezima terug te brengen om met de aankomende ladingen op komps verkocht te worden. (Kbb No 14)
2e Om van die zelfde goederen voor mij en de beide andere Heeren te mogen lichten ter waarde van $ 287, 51098. (Kbb No 15)
3: Houdende verzoek om daarbij aangehaalde redenen, de 80 Schuiten Zilver door Z:K:M: en xxx kroonprins in tegen geschenk voor het extra geschenk gegeven, in natura naar B: aan H en Mr te mogen overmaken. (Kbb No 16)
4: Daarbij verzoekende om een voorschot van $ 1000 te Ozakka te mogen ontvangen, om op de Kamb rekening vereffend te worden. (Kbb No 17)
Ik zond alle vier die brieven aan Den Opp Tolk ter bezorging aan den Opp Banjoost, doch hij kwam kort daarna met die brieven bij mij, en zegde mij dat de ligting volgens kapittel niet aan den Gouvr maar aan den Opp Banjoost behoorde gedaan verzocht te worden, en om den opp Banjoost niet voorbij te gaan, rigtte ik mijnen brief aan hem en gaf dien, volgens zijn voorstel open aan hem weder, hoezeer ik veronderstel dat dit wederom een list van die Heeren is ter bedekking van hunne slechte oogmerken of handelingen.
zondag 9 mei 2010
Dingsdag 9.
Wederom verscheiden K: Geneesheren, een heelmeesters en operateurs, waaronder den K: Oogmeester om vragen aan den Dr. (v.S.) te doen.
Later kwamen eenige K: Hof Astronomisten mijne vertreken bezichtigen – na zich met den waarn: Scriba te hebben onderhouden.
Daar ik met den Opp Tolk reeds enige malen gesproken had en mij niet wilden vereenigen met de door hem opgemaakte verdeeling van den Jedoschen Verkoop, omdat hij aan den Hospes boven en zijn vast aandeel ook dat van den vijfden (vacante) Tempelheer wilde geven, en zulks onnoodig oponthoud gaf, vond ik mij genoopt ten einde die zaak af te doen, toe te geven. Ik liet dus dien verkoop afscheuren in presentie van den waarnd Scriba en wilde het volgens gebruik met het klein Komps Cachet doen verzegelen. Dan na onderzoek naar dat Cachet, hetwelk ik vermeende nog onder de waarnemend Scriba te berusten, bevond zich dat den Tolk JaSutsiro, (de zoon van den Onder Tolk) aan wien de Scriba het voor omtrent drie weken ter bezorging aan mij had afgegeven, het al dien tijd onder zich had gehouden en daar mij die terughouding zeer bedenkelijk voorkwam liet ik de afgescheurde en andere Stoffen met mijn eigen cachet bestempelen verzegelen
zaterdag 8 mei 2010
Maandag 8.
Heden kwamen zeven K: Docters onzen Doctor (v Siebold) eenige vragen betrekkelijk hun vak voorstellen en opheldering over eenigen punten verzoeken, ook eenige Sterrekundigen zich over de Wetenschap met den waarnd Scriba onderhouden.
's Avonds kwam de K. Hof Astronomist Takahashi die mij in tegengeschenk voor den kaart van het K.k Holland een Wereldkaart in Japan gedrukt aanbood – Hij verzocht mij hem op eene alhier nagetekende Kaart van dat Koninkrijk aan te wijzen, de vergrooting van hetzelfven Sedert de overwinning van Waterloo, waaraan ik voldeed. Tevens verhaalde ik hem het hoofdzakelijkste van de geschiedenis van ons land enz. Ik begreep datxx hij eenige der voornaamste punten door Zijn’ Secretaris deed aantekenen, dat hij wilde weten of mijn verhaal met dat hem de 22e jl. gedaan, zou overeenkwamen. Dan daar ik hem niets dan waarheid verhaalde, en niets bepaaldelijk opgaf dan wat ik mij juist herinnerde, zal hem of die hem gezonden heeft, alle twijfel zijn benomen, vooral omdat ik mij ook om de gend reden omtrent niets behoefde te bezinnen, maar hem dadelijk en onbevangen alles opgaf. Hij ging van mij naar de kamer van den Doctor.
Later kwam de vrijheer (voormalige Lhr) van Nakats, die eenige tijd om staatkundige reden op het vertrek van den K. Astronomist gewacht had, alzoo deze buitenkant [=officieel] bij mij was, mij bezoeken. De Prins had niet zijn gevolg bij zich, zijnde binnenkants gekomen. Z:H: deed mij een geschenk van twee stukken Zijden Stof en een’ zeer fraaijen aardewerken grooten Kandelaar in den Jap: Smaak die Z:H: inzigtelijk voor mij had doen maken, geliefde hij mij te kennen te geven, in Owari voor mij had doen vervaardigen, waartegen ik den Vorst eene compleet Tafel Servies in het klein van aardewerk aanbood hetwelk hij met veel genoegen onder dankbetuiging aannam.
De Vorst bleef souperen en toen ik verman dat den K: Astronomist nog bij het den Dr. was, liet ik dezelven verzoeken bij ons aan tafel verzoeken, en hij kwam met den Dr. – zeer voldaan Schijnende over de attentie die ik hem had bewezen. Hij vertrok omstreeks 11 uren en de Prins om bij middernacht
vrijdag 7 mei 2010
Zondag 7.
Vijf Docters xxxxxxxxxxxxxxxxxxxx van de eerste Raadsheeren en vijf van Landsheren kwamen ten ten zelfde einde als gister. Ook de Hof Astronomist en Reparatie meester was daarbij. aanwezig.’S Avonds kwam K: Hof Astronomist en onderhield zich eenige tijd met mij, deed mij verscheiden vragen betrekkelijk den afgelopen franschen Oorlog, omtrent Bonaparte en diens famielje, omtrent welk een en ander ik op zijn verzoek hem het voornaamste kortelijk verhaalde. waarin hij mij betuigde veel vermaak te Scheppen mij zeer bedankende en tevens verzoekende op morgen te mogen wederkomen, om nog meer des wegens te vernemen. Hetwelk ik hem zeer beleefdelijk verzocht te willen doen.
Ik gaf heden een brief aan den Gouvr betrekkelijk het op den 1n dezer vermeld verzegeld papier, aan den Hospes ter bezorging aan den Opperbanjoost af. Later kwam de Onder Tolk mij, zoo als hij zegde, uit naam van dien Ambtenaren zeggen, dat ik in het vervolg alles wat ik den Opp. Banjoost wilde doen toekomen door de Tolken moest sturen
donderdag 6 mei 2010
Zaturdag 6.
Vier Doctors van den Landsheer van Kagas en twee van den eerste Raadsheer, kwamen den Doctor eenige vragen voorstellen.
woensdag 5 mei 2010
Vrijdag 5.
Ontving het Translaat wegens het den 2 Dr vermeldde kruidkundig werk.
De Gezanten van de twee Kommissarissen der Vreemdelingen en den Rekenen Gouverneur boden mij namens dezen Ambtn aan, de eerste Zijden Kabaaijen en de andere voor de eerste maal beschonken, drie Schuitjes Zilver aan.
dinsdag 4 mei 2010
Donderdag 4.
Vertrokken des ochtends uit ons logement. Kwamen in de wacht van 100 man alwaar wij omtrent twee Ure lang vertoefden en dezelfde hooge ambtenaren ontmoetten. Gingen daarna naar het K: Paleis en daarna naar dat van den Kroonprins alwaar ik het afscheids Compliment aflegde. In het eerste ontving ik behalve de 50 Kabaayen tot tegen geschenk voor de gewone Geschenken, nog 80 Schuitjes zilver voor de buitengewone geschenken.
Even gelijk bij de eerste audiënties ontving ik de gelukwenschingen van vele daar zijnde hooge en mindere Ambtenaren, en wij keerden naar onze verblijf terug, alwaar wij omstreeks 4 Ure namiddags aan kwamen – De Opp Tolk zegden mij, dat de Gouvr hem zijne te vredenheid had te kennen gegeven over dat alles bij deze Audientie zoo wel en zonder de minste haperingen was afgeloopen.
Ik vroeg den Opp Tolk of hij dacht dat ik het heden ontvangen Geschenk Zilver in natura aan de h. Regering zou kunnen overmaken. Hij zegde het niet te gelooven dat mijne twee laatste voorgangers die ook Zilveren Schuitjes in Geschenk hadden ontvangen het in waren hadden overgemaakt. Ik zegde hem voornemens te zijn verlof daartoe te vragen, daar ik het als eene tegenstrijdigheid beschouwde dat men mij voor den h: Regering Zilver gaf en niet zou toestaan dat ik het aan dezelve toestond. Hij antwoordde mij dat ik het in alle geval kon vragen.
Kwamen de Hofreis Opp Banjoost en die van den N: Gouvr en vervolgens de Gezanten van de Rijks raden, van de Tempelheeren en van de beide Jedosche Gouverneurs mij gelukwenschen met de Afscheid Audienties enz. De laatste boden mij tevens uit naam van hunner Zenders de gewone tegengeschenken van Zijden Kabaaijen aan.
maandag 3 mei 2010
zondag 2 mei 2010
Dingsdag 2.
’S Ochtends kwam de 2e secretaris den hier zijnde N: Gouvr met den Hr: Opperbanjoost en zegde mij op eene bedaarde wijze dat de schrif het verzegeld papier dat ik gister den Gouvr had aangeboden niet kon aangenomen worden, dewijl zulks Streed tegen de gebruiken, als tevoren nooit geschied, maar wanneer ik eenig papier aan den Gouvr wilden doen toekomen of iets verzoeken, ik zulks door tusschenkomst van Den Opp.banjoost moest geschieden.
Hij gaf daarvan het Schriftelijk bevel aan den Opp Tolk, ten einde mij er een translaat van de bezorgen. Ik gaf daarop den brief die mij was teruggegeven aan Den Opp Banjoost over die mij zegde dezelfden dadelijk aan den Gouvr te zullen bezorgen. Doch ik verzocht mijn brief terug te mogen hebben, omdat ik er nog iets bij wilde Schrijven aan welk verzoek voldaan wierd. – Daarna wierd mij van wegen den Gouvr behandigd het 1e deel van een kruidkundig werk met platen met opdracht aan den Doctor om de hollandsche en, zo doenlijk, ook de Jap: namen der daar in afgebeelde planten erbij te schrijven wanneer den Dr. ook de drie overige deelen van dat werk zou krijgen. De secretaris vertrok en ik transmitteerde Schriftelijk [Kbb Nr 20] die opdracht aan den Dr. die mij insgelijks schriftelijk antwoordde daar aan te zullen voldoen met bijvoeging van genees en kruidkundig de aanmerkingen en ophelderingen. – Later kreeg ik het vorengend Translaat.—
Gingen om 12 Ure uit en legden bij de Acht overige RijksRaden ons Compliment af. Om Zes Ure keerden wij naar ons logement terug.
zaterdag 1 mei 2010
Maandag 1. Mei
Vertrokken des ochtends om 6 Ure in Noromoros en met de gewone Staatsie (waaronder de Caijong met lange Stok) vertoefden in de Wacht van 100 man waar de K: Dwarskijker en de Kommissaris der Vreemdelingen (tevens Tempelheer) bij ons kwamen voor welke mij het Complt maakten, en Zij wenschten ons geluk met den behouden aankomst, verkregen Audientie enz., waarna Zij vertrokken. Na omtrent twee Ure verblijfs aldaar gingen wij naar het K: Paleis alwaar na enige tijd kwamen dezelfde ambtenaren die wij ander maal begroetten waartegen zij ons nogmaals geluk wenschten enz. – Ik wierd in de gehoorzaal op den plaats geleid waar het Compliment wordt afgelegd en mij wierd door de Gouvr in bijzijn van de twee anderen gen. hooge Ambtenaren door den Gouverneur, die het mij voordeed, aangewezen hoe die pligtpleging verrigt wordt, en ik keerde naar de Vertoef zaal terug, waar ik met de twee anderen Heeren verbleef tot omtrent half 12 Ure, toen ik gewaarschuwd wierd, dat het tijd ware. Ik ging dus naar de voorgend plaats en had de eer Z: K: M: te begroeten. – Ik keerde dadelijk terug naar de Vertoefzaal en ontving de gelukwenschingen van vele der daarzijnde Hovelingen en andere Ambtenaren. Na ruim drie vierde Uurs kwamen de meergend drie Ambtn die mij gelukwenschten met de hooge eer die ik genoten had. Ik maakte van deze gelegenheid gebruik, om den Gouvr eenen brief aan te bieden, die ik, daar hij hem niet zoo dadelijk aannam, voor hem op den Mat nederlegde. – De Opp Tolk, daarover zeer verschrikt, vroeg mij wat is dat? Ik antwoordde hem zeer bedaard, op den Gouvr duidende wijzende, een brief voor den Heer Gouvr, toen nam deze den brief op en reikte hem aan den achter hem zittende Opp Banjoost toe, die den brief in zijn boezem stak. En den Gouvr en de twee met hem gekomen Ambtenaren keerden terug. Wij begraven ons vervolgens naar het Paleis van den Kroonprins alwaar alles nagenoeg op dezelfde wijze afliep, alleenlijk met dit onderscheid, dat ik het Compliment niet voor den Kroonprins zelven afgelegde, maar voor een der
Rijksraden die in de gehoorzaal zat en Z: K: Hoogheid representeerde.
Daarna gingen wij het Compliment afleggen bij Zeven RijksRaden en kwamen omstreeks Zeven Ure des avond zeer vermoeid in het Logement terug. Kort daarna kwamen de gezanten der beide K:K: der Vreemdelingen mij feliciteren en voor ieder een bord met Visch aanbieden. Na hun vertrek en dat van de mede gekomen Opp Banjoost van de hierzijnde N: Gouvr kwam de Hoftreis Opper Banjoost met de Opper en Onder Tolken Laatst gen Opper Banjoost en veroorloofde zich mij op een ongepaste, zelfs honende wijze zijn ongenoegen te kennen gegeven over dat ik eenen brief eigenhandig aan den Gouvr had overgegeven, en de OnderTolk, die mij zulks zulks vertolkte, scheen zijne uitdrukkingen nog erger te maken. Hij vroeg mij of de Opp. Banjoost mij gisteravond niet had gezegd om zulks niet te doen ik antwoo en waarom ik zulks het gedaan had. Ik zegde dat het mij gezegd was, dat ik echter niet begreep daardoor mis daan te hebben of dat men mij kon beletten eenen brief voor den Gouverneur zelve aan denzelfven te overhandigen, en daartoe redenen te hebben. De Tolk zegde dat het knoeijen was.
Ik vroeg hem of hij dat namens den Opper Banjoost dan wel uit eigen beweging zegde, en dat ik hem vergezocht slechts de gezegdens van denzelven te vertalen zonder er iets bij te voegen. – Hij vroeg mij of ik wel wist op welke plaats ik mij had bevonden toen ik den brief had overgegeven. Ik antwoordden O ja in het Paleis van Z: K: M. waar ik als gezant xxxxx xxxx xxx der h: regering ben gestuurd om den eer te hebben hoogstdezelvens te complimenteren en de gelukwenschen aan te bieden. –Er wierden nog eenige gezegdens over en weder in dien zelfden zin gewisseld. –De Opp Banjoos liet daarna den Dr. en den Scriba bij zich roepen en feliciteren hun met den gelukkigen afloop der Audientie enz.. waarna hij vertrok.
Dit voorval levert een treurig bewijs op van de verregaande Dwingelandij die Japanezen over ons uitoefenen, en aan welke vernederende voorwaarden zij ons hebben onderworpen om hier eenen nadeligen handel te drijven die hoe langer hoe meer zal vervallen indien de zaken op den tegenwoordigen voet blijven voortgaan. Ik had bij dit Gezantschap meer dan eens gelegenheid om te ontwaren dat de Japanezen ons minder beschouwen als afgevaardigden van eene bondgenootschappelijke onafhankelijke natie, dan wel als Gijzelaars die alleen hier zijn tot waarborg van het rigtig ophxxxx voldoen van den opgelegde xxxx Cijns en nogtans hebben zij ons in velen opzigte zeer nodig. Intusschen begreep ik dat gelatenheid bij het onderhavige voorval het verstandigste was, daar er toch niets anders te doen is
vrijdag 30 april 2010
Zondag 30.
Ik ontving een Schriftelijke communicatie van Dr von Siebold van zijn waarschijnlijk veblijf te Jedo na volbragt gezantschap, hetwelk ik voor notificatie aannam.
De Audiënties morgen zullende plaats hebben, deed ik alles daar toe gereedmaken.
Namiddags wierd mij dezelve door den Onder Tolk officieel aangekondigd. Hij zegde dat de Opp. Banjoost die gewoonlijk die bekendmaking doet, in dienst uit was, doch later bij mij zoude komen.
Daar het intusschen laat was geworden, en ik mij nog niet zeer wel bevond en wenschte vroegtijdig mij ter ruste te begeven om morgen vroegtijdig gereed te kunnen zijn, stuurde ik een mijner Dienaren naar den Onder Tolk (de Opper Tolk almede niet te huis zijnde) om te vragen wanneer de Opp banjoost zou komen en te zeggen dat de zoo den Opp Banjoost ook nog lang mogt uitblijven ik als dan zou verzoeken om verschoont te wezen van hem te ontvangen dewijl ik ongesteld was en naar bed wenschte te gaan, dan de Onder Tolk liet mij zeggen dat de Opp. Banjoost spoedig zou komen en dat het noodig ware hem te ontvangen. – Ook kwam werkelijk kort daarna den Opp. Banjoost, die mij door den Onder Tolk liet zeggen dat de Gouverneur mij liet weten dat indien ik den Gouverneur iets te verzoeken had of een brief over wilde geven, ik mij daartoe aan hem Opp. Banjoost moest wenden, doch daar in het Paleis en in de wacht van 100man de K. Dwarskijker en de Kommissaris der Vreemdelingen tegenwoordig waren wanneer ik mij mondeling of schriftelijk aan den Gouvr adresseeerde zulks groote ongelegenheid zou veroorzaken. Ik begreep dadelijk de bedoeling en daar de tolk een en andermaal dat dezelfde herhaalde en er op aandrong dat ik er op zou antwoorden vergenoegde ik mij te zeggen dat ik het gehoord en verstaan had. – Waarna de Opp. Banjoost vertrok.
donderdag 29 april 2010
Zaturdag 29.
Steeds veel, doch minder aanloop dan tevoren, en hoezeer nog ongesteld, kon ik mij niet onttrekken eenigen voorname personen te ontvangen.
‘S avonds bezocht mij de Prins van Nakats met een kleine gevolg *en onderhield zich enige tijd met mij. Hij bragt mij eenige kleinigheden ten geschenk en vertoonde mij eenige horlogies en aardigheden, door hem meegebragt.
woensdag 28 april 2010
Vrijdag 28.
Alnog veel bezoek even gelijk de vorige dagen, doch welke ik uit hoofde van ongesteldheid en schrijfwerk voor het grootst gedeelte niet ontving.
dinsdag 27 april 2010
Donderdag 27.
De Opp. Tolk zegt mij dat de Audiëntie voor zeker op den 1ste aanstaande was bepaald, omdat op diën dag de Lhr van Kiesjoe Audiëntie zou hebben.
Alnog veel aanloop van Nieuws gierigen, welke veelal door de menigten die te gelijk komen zeer lastig zijn, daar de kamers dikwijls opgepropt met menschen zijn. Doch allen gedragen zich steeds zeer ordentelijk – De Vorst van Satsuma stelde op mijne bede* zijn voorgenomen bezoek uit tot na de Audiëntie.
maandag 26 april 2010
Woensdag 26.
Had heden veel bezoek van Japansche hoogere en lagere Ambtenaren en particulieren, ook van Vrouwen, om mijne woning, meubelen, kleeding enz. te bezigtigen. De K: Landsheerlijke, en andere Docters kwamen even gelijk vorige dagen in onze woning. De meesten bragten geschenken mede van kleinigheden.
zondag 25 april 2010
Dingsdag 25.
Omstreeks half acht Ure had er eene zeer hevige aardbeving plaats die nagenoeg 10 seconden lang duurde. Ik vernam bij die gelegenheid dat er voor eenige dagen drie op eenen dag hebben plaats gehad, waarvan ik echter geenen bemerkt heb doordien den huizen zeer ligt van hout zijnde gebouwd, buiten dat dikwijls schudden.
De Opp Tolk kwam mij aan den buitenkant afvragen of ik de kaarten aan Z. K. M wilde afstaan.Ik herhaalde wat ik vroeger den K. Hof astronomist geantwoord had, dat de kaarten volkomen ter beschikking van Z: K: M: waren en ik het mij het eenen hooge eer en geluk zou achten indien hoogst dezelve die wel gunstig geliefde aan te nemen.
Later kwam den Opp. Tolk mij kennis gegeven, Dat de Keizer de Kaarten zou aannemen. – Ook zegde hij mij binnenkants, vernomen te hebben, dat de Audientie waarschijnlijk den 1e Mei zou plaatshebben, doch dat zulks niet zeker was.
zaterdag 24 april 2010
Maandag 24.
De Opp. tolk op bracht mij een Opgaaf van de verdeeling van de Jedosche Verkoop waarbij aan deze Hospes 3 Ir Laken Schairood doch aan die van de Miako en Ozakka geen Laken van die kleur was bedacht, terwijl alsmede aan denzelven den geheelen verkoop van den vijfden Tempelheer, die naar ik vernam reeds sedert eenigen jaren vacant is, was toegedacht. Hij wilde ook de overschietende Einden van de Stukken Laken ter waarde van $ 880, aan den RekenGouvr (of geld kamer zo het heette) afgegeven tegen denzelfden prijs. Ik verzette mij tegen dat misbruik, doch daar waarschijnlijk het belang van anderen daarin betrokken is, bleef hij volhouden en dit is al weder een van de duizenden misbruiken die de Tolken hebben weten in te voeren.
Namidagsdaags kwamen geheel binnenkants[= onoficieel], de Zoon van de Keizerlijke Dwarskijker, waarbij de Secretaris van dien Ambtenaar hoofdzakelijk paraisfeerde[?]. De Tolken hadden mij verwittigd dat hij behandeld behoordde te worden als een Gouvn Secretaris en alsof ik niet wist dat de Zoon van de K. dwarskijker in zijn gezelschap ware. Bij hem waren nog twee Zoons van ged. Ambtenaar van 11 en 13 jaar.
Ik ontving ze met en behandelde de bezoekers met de meeste onderscheiding, liet Thee, Konfituren en verschillende soorten van Likeuren en fijne spijzen aanbieden. Liet hem alles zien wat in mijne Kamers was. De Secretaris verzocht om een weinig Eau de Cologne op een doek. ik gaf hem een flacon daarvan. En toen hij vervolgens verzocht om wat Konfituren voor zijn Meester te mogen meenemen, liet ik twee potten daarvan halen die ik hem aanbood, waarbij ik een Fles Anisette voegde daar hem die Likeur zeer scheen te bevallen, welke een en ander hij zeer snel opnam. Hij bedankte mij op de beleefste wijze. – Bij het vertrek gaf ik aan de twee jongere Zonen van de K. Dwarskijker ieder een Lapje Goudstof (tot eene Jap. brieventasch) en een kleine toneelkijker.
De secretaris was een zeer wellevend en, zoo het mij toescheen, een knap man. Hij gaf mij herhaalde malen zijne bekommering ter kennis dat hij mij misschien lastig viel en beklaagde dat ik eene vermoeiende reis had afgelegd en dat mijne tegenwoordige afzondering en eenzaamheid xxxxxxxx en vooral het uitstellen der Audiëntie mij verdriet mogt veroorzaken.
Ik beantwoordde die de beleefdheid met te zeggen dat de reis niet in aanmerking bij mij kwam, dat men zich die ligtelijk kon getroosten, wanneer men daarvoor tot de hooge eer en het geluk hoopte te geraken in de tegenwoordigheid van Z: K: M: toegelaten te worden en dat ik het uitstel ter Audiëntie slechts daarom betreurde omdat het veroorzaak was door het ongeluk dat de Keizerlijke famielje had getroffen. – Bij gelegenheid dat hij mijn Staatiekleeding op zijn verzoek zag, welke hij zeer bewonderde – zegde ik hem, dat ik die kleding waarnaar ik twee jaren had moeten wachten, uit Holland ontboden had, alleen om daarmede voor den Keizer te verschijnen en die daarna niet meer zou aantrekken. Dat een en ander Scheen hij met genoegen te hooren. – Hij bleef ruim een Uur tijds bij mij. –
vrijdag 23 april 2010
Zondag 23.
De Vrijheer van Nakats kwam om 7 Ure des avonds bij mij met twee zijner zonen (een 9 en den ander 13 jaren oud) twee zijner Bijvrouwen en vijf harer dienstmeiden. De prins bood mij een zeer fraai hondje aan en twee Bloemheesters en ook de Jonge Prinsen en de bijvrouwen deden mij geschenken van enige kleinigheden dat ik beantwoordde met aan den Prins vier Sitsen Gordijnen met daartoe behoren de vergulde knoppen, aan den Jonge Prinsen een rarekiekastje en, ieder een lapje goudstof en een kijkertje en aan de Dames en Dienstmeiden zijden gebloemde Doeken, Ringetjes en Spelden met Steentjes enz. De Prins en zijn gezelschap bragten den avond bij ons door en Soupeerden met ons, om middernacht naar vertrok dezelve
donderdag 22 april 2010
Zaterdag 22.
Voormiddags bezochten mij de Keiz. Doctors Katsragawa Hoken (Botanicus) Kone Roan en twee anderen. Beide genoemden benevens de voor Nagazakki gedispiciëerende Reparatie mr Ootska Hatsiro, bleven bij ons eten.
‘S avonds kwam de Keizerlijke Hof Astronomist Takahashi Sakzeimon om de landkaarten ter vertoning aan Z. M. den Keizer af te halen. Hij had namelijk mij voorgisteren door een der Tolken laten vragen of ik mijne Landkaarten van de Vier W. deelen wel zou willen afstaan, dan zou hij Z. K. M. voorstellen om die te kopen en zoo dit niet, zou hij ze voor zich zelven overnemen. Ik liet hem antwoorden dat de Kaarten volkomen tot Z. M. beschikking waren, dat ik hem verzocht dezelve uit mijnen naam Z. M. aan te bieden en dat ik het mij tot eene bijzondere eer en geluk zou rekenen indien hoogstdezelve de kaarten gunstig geliefde aan te nemen, doch dat ik anders niet voornemens was, die te verkopen. – En daar hij mij gister had laten verzoeken om de kaarten Z. M. te mogen vertonen, kwam hij die heden afhalen. Hij bezichtigde die nogmaals en ik nam daaruit aanleiding, om hem op de kaart van het Krijk Holland, aan te wijzen de vermeerdering van grondgebied van dat Krijk door de overwinning van Waterloo. Hij verwonderde zich daarover. Ik verhaalde hem kortelijk dat de 17. Provinciën oudstijds tezamen hadden een land uitmaakten en gezamenlijk tegen den Koning van Spanje waren opgestaan, daar zij zich voornamelijk omdat hij hen omtrent den Godsdienst wilde dwingen. Dat tien dier Provinciën echter zich weder hadden onderworpen en onder Zijne heerschappij waren teruggekomen, doch dat de 7. overige het xxx de Holland, na eenen 84 jarigen oorlog door dien Koning van Spanje ware vrij verklaard en als onafhankelijke staat erkend, en hoe die 17. provinciën na eenige veranderingen van heerschappij ten gevolgen van deze veldslag van Waterloo thans verenigd met bijvoeging van het G: Hertogdom Luxemburg het Koninkrijk Holland uitmaakten. –
Hij deed mij vervolgens verscheidene vragen betrekkelijk de krijgskunst dewijl gaf hij mij te kennen, hij mijne militaire betrekking kende en dat ik gedurende den Oorlog had gediend, en hij liet zich op eene vleijende wijze over mijnen militaire rang uit, hetwelk mij een nieuw bewijs opleverde hoezeer de krijgsstand in Japan ge in aanzien en geëerd is. Hij vroeg mij het een en ander wegens mijne zonen en scheen reeds meer van hen te hebben vernomen, daar hij mij op eene zeer verpligtende wijze zegde mij het geluk te benijden van zulke voortreffelijke kinderen te hebben, hij vroeg mij den naam van mijne derde zoon en teekende dien op als ook dat Z. M.. de Koning hem ter belooning van zijn loffelijk gedrag bij de over winning van Palembang tot Ridder der militaire W: orde had benoemd. Het kwam mij voor als of hij nog Hij vroeg mij ook zeer omstandig of men in Europa in het gevecht ook even gelijk de Japanezen schilden gebruikten, of die tegen de kogels bestand waren, welke soort van groot geschut en welke andere wapens wij gebruikten, of ik ook werken over de artillerie had en diergelijke vragen meer, die het mij voorkwamen dat hij op hogere last deed. Ik beantwoordde die alle omstandig en zegde dat ik thans geen den militaire werken meer bezat, hebbende die alle aan mijne zonen gegeven, doch dat zoo hij mij geliefde op te geven welke soort van boeken hij verlangde ik hem die zou bezorgen. Dat wij in Holland voortreffelijke werken over alle de bijzondere deelen van der Krijgskunde hadden en die voor hem zou ontbieden. Hij verzocht mij hem heen werken over de Artillerie te bezorgen hetgeen ik hem beloofde te zullen doen. Hij had mij de eerste maal dat hij bij mij kwam eene wereldkaart (Plani Sphere)
laten zien naar een Europese in Japan in het koper gegraveerd, met de namen in Japansche karakters die mij goed was in[?] gevallen en bewijst de vorderingen bewijst dien den Japanezen in de Europese kunsten en wetenschappen maken. Hij had de kaart onder zijn toezigt doen vervaardigen en zegde mij voornemens te zijn om uit mijn kaarten Japansche kaarten samen te stellen. Ik sprak hem van den Atlas van Malthe Brun, die hem zeer nuttig zou kunnen wezen tot zijn voornemen, en beloofde hem een zodanige Atlas te zullen bezorgen, waartoe hij mij ook verzocht. Toen ik de Kaarten van den Werelddeelen, die in mijne kamer tegen den muur hingen liet afnemen, vroeg hij mij of de Kaart van het Krijk Holland er niet bij behoorde. Ik antwoordde neen, doch dat zoo hem die aangenaam mogt wezen, ik hem die als een Geschenk voor hem zelven zou aanbieden en Steldde ze hem ter hand. Hij bedankte mij zeer en verzocht mij achterop dezelve mijne naam te stellen en dat het hem tot een aandenken was vereerd. Waaraan ik voldeed – Waarnaar hij vertrok.
woensdag 21 april 2010
Vrijdag 21.
Heden niets van eenig belang. Steeds veel aanloop om mijne kamers te zien enz.--onder anderen vier vrouwen van de Nagazakkische Gouverneurs met hunne Kinderen famieljes, Dienstmeiden enz. – aan welke ik eenige kleine snuisterijen in geschenk aanbood en op likeur en Konfituur de onthaaldde.
dinsdag 20 april 2010
Donderdag 20.
Voormiddags kwam de opp. Tolk en wr Scriba mij verwittigen dat beide de Stolpen te kort waren voor de Lampen. De eerste zegde mij dat nu mijn brief daarover (zie 16e) geheel abuis ware, ik begreep dadelijk dat zij gaarne gezien hadden dat ik mijn’ brief terug vroeg die zij naar alle vermoedens nog onder zich hebben gehouden. – Ik begaf mij naar het pakhuis en zag dat de glazen bol en het lange glas op de lampen waren geplaatst, welke ik deed afnemen, en toen bevonden zich de stolpen hoog genoeg. Ik nam aanleiding daarin om den Tolken te doen opmerken dat mijn brief zeer goed was, dewijl het nu bleek dat de Stolpen alleen geschikt waren, om de lampen te dekken, wanneer men die niet gebruikte, daar buitendien wanneer men al eens de stolp op de lampen zetten wilden terwijl die brand, de vlam zou uitgaan dan wel de Stolp breken. – De tolken schenen geheel verslagen en verlegen, daar wederom een hunner slechte streken mislukt is, en zijn mij gaarne de stolpen hadden doen terughouden Zoo als zij mij mij vroeger schriftelijk aangeraden hebben. Ik geloof dat zij nu zeer in verlegenheid zijn gebragt.
Namiddags omstreeks half vijf ure kwam de opp. Tolk mij berigten dat de Audiëntie tot na de 20e Japansch (26 dr) was uitgesteld.
’s avonds om acht Uren hadden wij eenen zéer sterke aardbeving. De schudding duurde eenige Seconden.
Alle dezer dagen zeer vele mensen om mijnen Kamers te bezigtigen
's avonds eenige K. Docters mij bezoeken.
maandag 19 april 2010
Woensdag 19.
De Opper Tolk verzocht mij namens den Gouvr om twee lange pijpen, die ik hem deed geven en een Tapijt dat ik echter niet heb. ‘s avonds kwam de Vrijheer van Nakats, en soupeerde bij mij met den keizerlijke Docters Botanicus en Kone Roan
zondag 18 april 2010
Dinsdag 18.
De Reparatie meester kwam 's namiddags mij bezoeken.
‘s avonds kwam (binnenkant) Takahashi Sakzeimon, Hof Astrologist, mij bezoeken. Hij bezigtigde mijne Landkaarten van den Vier Werelddeelen en die van het K rijk Holland, den chronometer en onderhield zich met den Doctor. [Von Sibold] over de observatiën enzovoort. – Hij soupeerde vervolgens bij mij met den keizerlijke Doctors Botanicus en Gentak den Zoon enz.
Men dacht heden dat de Audiëntie zal uitgesteld worden.
Kreeg heden geschenken van de Dames van den ouden Landsheer van Satsuma en daaronder van den oude Minnen der Keizerin enige kleinigheden die mij gezegd wierden haar van die vorstin geschonken te zijn.
zaterdag 17 april 2010
Maandag 17.
Kwam de Opp. Tolk mij berichten dat de gGeschenken aan het Paleis bezorgd waren door de Opp. Banjoos.
Namiddags wierd mij verhaald dat de tijding (aan den binnenkant) was gekomen van het overlijden van den eenen 14 jarigen Zoon van den Keizer. Zulks zal waarschijnlijk de audiëntie doen uitstellen.
vrijdag 16 april 2010
Zondag 16.
Het meten en Sorteren der geschenk stoffen geëindigd zijnde, ging ik in het geschenk pakhuis die bezichtigen.
Ten einde alle misduidingen voor te komen omtrent de glazen Stolpen en het niet opgeven derzelven tegelijk met de lampen daar die Stolpen naar den Gouverneur ter bezigtiging moesten gezonden worden, Schreef ik daarover deze brief aan de gouverneur Takahasi Zekirene[?] enz.
Inseratuur Glazen Stolpen Kbb No 13
Ik gaf die aan den Opper Tolk ter indiening af. Die na lezing hem had goedgevonden doch kort daarna kwam hij en den Onder Tolk bij mij. Zij wilden mij doen begrijpen dat die brief zoo niet kon ingediend worden, omdat de Gouvr zeer verlegen zou wezen met de door mij opgegeven redenen in den brief aan het hof voor te dragen, daar het nu scheen als of de Lampen defect waren. Ik wederlegde zulks en bleef volhouden in het verlangen dat die brief ingediend wierd, – waaraan zij mij eindelijk zegden te zullen voldoen en zijn namen dien mede. – Later kwam de onderTolk mij zeggen dat de brief bezorgd was, en dat de Gouverneur mij nader daarop zou antwoorden. De Stolpen zegde hij waren van den Gouvr teruggestuurd omdat hij die niet onder zich wilde houden als te breekbaar zijnde.
donderdag 15 april 2010
Zaterdag 15.
Ik ontving heden het Translaat waarbij toegestaan wordt het jaarlijksch Geschenk van zestig Teilen aan den Reken Gouverneur den 7e Sept. 1825 verzocht om voor te komen dat de Tolken
Een Dienaar van de Landsheer van Matomai vroeg belet en deed mij eenige vragen betrekkelijk de paarden en de RijdSchool, als hoe men in Europa de paarden voedt, of er middelen bestaan om wanneer een paard zeer vermoeid is, hetzelve nieuwe krachten bij te zetten, hoevele dagen achter elkander een paard kan loopen, welk Soort van paarden wij in Holland hebben enz. Ook wegens de Valkenjags alle welke vragen ik zo0 goed doenlijk beantwoorde. Ik gaf hem op zijn verzoek een paar reeds gebruikte Zeemleere handschoenen gaf waarvoor hij mij zeer bedankte.
Omstreeks Zeven Uren des avonds kwam de oude Landsheer van Satsuma met drie zijner zonen (den gewezene Landsheeren van Nakatz en van Koesmai en een jongere zoon oud omstreeks 13 jaren) een kleinzoon wiens vader de tegenwoordige Landsheer van Satsuma is), en zes vrouwen, waaronder twee Bijvrouwen van den ouden Landsheer en eenen van de genoemde landsheer van Koesmai. Eene der twee erstgenoemde was Ofkinokata, den moeder der tegenwoordige keizerin. xxxxx vrouw des keizers. Aan mij en de beide anderen Heeren, wierden in tegenwoordigheid en uit naam van den ouden Landsheer en zijne twee zoons met vele Staatsies enige geschenken aangeboden terwijl eerstgenoemde ons buitendien enige kleinigheden eigenhandig aan bood. – Daar ik, toen de prins van daar Katz voor eergisteren bij mij kwam, denzelven ene dubbelde Lorgnet (of bril) had aangeboden, verzocht de oude Landsheer mij om een bril, dien ik hem aan bood, – Waarna ook de zo even genoemde moeder der keizerin mij een dergelijk verzoek deed, waaraan ik dadelijk voldeed.
De oude Landsheer en zijn gezelschap bezagen alles onze woning, die wij enigszins naar den Europese wijze hadden ingerigt, Klederen, Meubelen enz. [Ze] hoorden vervolgens den Doctor Klavier spelen, bezigtigden zijne sterrenkundige en overige instrumenten, boeken enz. – Ik had op verlangen van den Ouden Vorst de Tafel doen dekken en liet het eten opbrengen, de xxxx Vorsten, de Vier andere Prinsen zetten zich met ons aan tafel en soupeerden. Ik merkte bij deze gelegenheid dat onze Tafel gebruiken, en ook onze Spijzen den Prinsen wel bevielen. Zij trachtten zelfs daarbij onze manieren aan te nemen.
De vorst had het verlangen geuit om van Dr. v Siebold het opzetten van vogelen te leeren en had tot dat einde een’ dooden vogel meegebragt. Na de tafel wierd door den Dr aan zijn verlangen voldaan.
De Dames bleven altijd bij het overige gezelschap. Zij waren zeer vriendelijk wellevend en in het minst niet terughoudend. Zij zaten wel niet met ons aan tafel, daar de gebruiken alhier dit niet gedogen, doch zij gebruikten het een en ander van het Souper.—
Om Middernacht vertrok de Vorst en zijn Gezelschap hun dank betuigende voor het genoten onthaal en de Dames gaven te kennen, dat zij gaarne nog eens het bezoek wenschten te mogen herhalen.