maandag 31 mei 2010

Woensdag 31.

tot Oots, en

zondag 30 mei 2010

Dinsdag 30.

Tot Isibe.

zaterdag 29 mei 2010

Maandag 29.

tot Zeki.

vrijdag 28 mei 2010

Zondag 28.

In den Bark over zee tot Kwana tot Jokats waar ik in den donker mistredende, mijnen Voet zwaar verstuikte.

donderdag 27 mei 2010

Zaterdag 27.

tot Mia.

woensdag 26 mei 2010

Vrijdag 26.

tot Akazakka (zijnde van Maizakka tot Arai met de Lhr bark gereisd)

dinsdag 25 mei 2010

Donderdag 25.

tot Hamamats.

maandag 24 mei 2010

Woensdag 24.

tot Nietsisaka.

zondag 23 mei 2010

Dingsdag 23.

tot Foetjoe.

zaterdag 22 mei 2010

Maandag 22.

tot Kambarra.

vrijdag 21 mei 2010

Zondag 21.

tot Mitsima.

donderdag 20 mei 2010

Zaturdag 20.

Vervolgden onzen reis en kwamen heden tot Odawarra en

woensdag 19 mei 2010

Vrijdag 19.

Om half zeven Ure vertrokken, te Kanagawa eten en te vijf Uren te Foesisawa aangekomen, alwaar den nacht xxxxxxx bleven.

dinsdag 18 mei 2010

Donderdag 18.

waarvan deze ochtend het Translaat ontving.
Na lang wachten kwam den Hreis Opperbanjoost en twee Opp banj: van den hier zijnde Gouvr die mij een schriftelijk bevel van dien Ambtenaar bragten. – om den Kapit bij de terugreis de kapittels goed in acht te nemen en alle ‘S morgens vroeg op reis te gaan. –
Vertrokken voor den middag en vonden te Omori (grootbosch) den oude Lh: van Satsuma, die mij daar verzocht had met den Vrijheer van Nakats en deszelfs andere zoon, den Prins Sakonsama die ons op het minzaanst ontvingen en gelijk ook de beide anderen eenige geschenken aanboden. De eerstgenoemde Prins verzocht mij een’ zeer fraaijen Likieusch roodverlakt etensbak met geëmailleerde bordjes waarin eenige Japansche versnaperingen voorgediend waren, als ook eene groote Kruik Likieusche Arak te behouden. De oude Prins was bijzonder vriendelijk, minzaam en opgeruimd, zoodat hij eigenhandig xxxxxxx ons Zakki inschonk. –
Z:H: sprak enige woorden Hollands zeer duidelijk en verstaanbaar. – Wij namen afscheid van den Vorst en gingen naar Obotoké mai. waar Daar ik namelijk den Vrijheer van Nakats, die een zeer goed Ruiter is, het verlangen had te kennen gegeven om hem te paard te zien, had de Prins de beleefdheid met vijf of zes zijner dienaars ons te paard voorbij te rijden. Z:H: wachtte ons te Obotoké Mai op en onthaalde ons daar in een vertoefhuis, ons tevens eenige aardige Strowerk aldaar gemaakt in geschenk aanbiedende en mij bovendien eene Kas met zeer fraaijen Zakki Bakjes. – Wij namen afscheid van Z:H: en kwamen omstreeks half acht Ure te Kawazakki.

maandag 17 mei 2010

Woensdag 17.

Dr. von Siebold stuurde mij het kruidkundig werk van Waxxxx[?] terug en Schreef mij daarbij enz,

Den brief zie #

# Ik zond het boek aan den Gouvr met den brief . Insuratur Kbb Nº 18.

'S avonds kwam de Opper Banjoost en bepaalde het uur van het vertrek met mij en kort na hem de Gouvr 2e secretaris om mij het antwoord van de Gouvr op mijnen brief do 8[?] dr te geven zijnde dat xxxx xxxxx daarover naar N: [Nagasaki?]zal geschreven en onderzocht worden.

zondag 16 mei 2010

Dingsdag 16.

De oude Lhr van Satsuma liet mij door den Opp Tolk verzoeken om overmorgen in eene rustplaats nabij Z: H: Paleis te vertoeven om mij aldaar te ontmoeten omdat de hooge jaren van den Vorst hem belette verre te gaan, dat en tevens indien het weder het toeliet en het mij niet te moeijelijk viel, om voorbij Z: H: Paleis te voet te gaan. De Opp Tolk zegde mij dat de Vorst voornemens ware mij in de rustplaats op de Jap: wijze te onthalen. – Ik antwoordde dat ik zeer gaarne aan Z:H: verlangen zou voldoen en dat ikzelf den Vorst zou verzoeken niet ver te gaan, dat het mij zeer leed was, dat ik Z:H: in deszelfs Paleis niet vermocht te bezoeken, dat ik anders mij aldaar zou begeven, om de Vorst de moeite van het uitgaan te benemen.—

Later zond mij de Vrijheer van Nakats een tegengeschenk bestaande in eene zeer fraaije teekening om in een Toko te hangen, een verlakt papier Kastje om daarvoor te zetten en een dito Papier doos of Jap: lessenaar en een Inkt koker of doos. –

zaterdag 15 mei 2010

Maandag 15.

De Opp Tolk bragt mij het Translaat van het op gister ontvangen antwoord van den Gouvr. –Ik zond den Opp Banjoost twee Ikjes met Laken waarvan een half Ikje in stede van de twee (Kapittel) stukken Patnam [?] Sitsen en een koebang voor de voering van den Mantel. En aan den 3 Onder Banjoosten 3 Ik: do Laken in stede van den 3 St (Kap:) Tafachelaxxxx

' S avonds kwam de K: Hof sterrenkundige (eigenlijk Boekbewaarder) en deed mij verscheidene vragen omtrent de Duitschen Keizer en enige andere Duitsche Vorsten. –

Ik toonde hem de nieuwe Nederlandsche lengtemaat (El) en deed hem de gronden kennen waarnaar die berekend is, en tevens dat ook de inhouds en zwaarte maten daarmede in verband staan.. –Hij begreep alles zeer wel en hoorde het met genoegen aan (ongelukkig kon de Tolk mij niet volgen). – De Sterrenkundige den Duimstok wenschende te hebben, gaf ik hem dien. – Hij had mij onlangs gevraagd doen vragen of men te Batavia of in Holland een kaart voor hem zou kunnen graveren, en daar ik geantwoord had, dat ik vooraf die kaart wenschte te zien, had hij dien medegebragt en ik was wezenlijk verstomd die te zien, daar ik twijfel of men in Europa wel iets beters zou kunnen maken. Het is de kaart van geheel Japan op eene groote schaal, volmaakt goed getekend met aanwijzing der gronden. – Ik vernam dat omtrent 30 jaren lang op die kaart gewerkt was, er zijn in alle de gedeelten van het land, deskundigen gevonden om de opnemingen te doen, alles op ’S Keizers kosten. – Die onderneming en de uitvoering[?] doen waarlijk de Natie eer aan. – Hij zegde mij aan den Keizer permissie te zullen vragen, om de kaart naar buiten ’s lands te zenden, en het anders binnenkants zou doen. Ik zegde hem dat mijn gouvt zonder twijfel gaaarne behulpzaam zou zijn om die kaart in plaat te doen brengen, hetgeen hem zeer genoeglijk was. – – Hij zegde mij dat de evenredigheid der Japanse mijl was nagenoeg als 28 1/5 tot de onze zeemijl van 15 in de graad. – en gaf mij de bevolking van Jedo op als omtrent 1.300.000 alleen de burgers, doch dat de soldaten, Lhr Dienaren en vreemden nog veel meer bedroegen en dus dat geheel onzeker ware.

vrijdag 14 mei 2010

Zondag 14.

Voormiddags kwam de Opp Tolk en zegde mij dat het verzochte uitstel van vertrek tot den 18 was toegestaan, doch dat dan geen langer uitstel kon toegestaan worden. Later kwam de Opp banjoost en gaf mij hetzelfde namens den Gouvr te kennen. Het scheen alsof hij veronderstelde dat ik nog langer hier zocht te blijven. Ik zegde hem, dat ik wel niet eigenluk ziek, doch door pijnen in de lenden en beenen vreesde onderweg ernstig ziek te zullen worden, en dan liever hier wenschte te zijn, dat ik op aanraden van den Doctor morgen zou medicineren – doch dat indien ik niet erger wierd, ik den 18 zou vertrekken, dat ik echter niet den 16e tot vertrekken bepaald had doch zoo als hij zegde, maar dat mij zulks aangezegd was, zonder mij daarover te raadplegen.

Namiddags, kwam dezelfde Ambtr en bragt mij het weigerend antwoord van den Gouvr op mijne verzoeken bij missieve van den 10n en daarbij mijne twee brieven, Nr 1 en 3, terug. – Het verzoek om $ 1000 voorschot wierd toegestaan.

De oude Lhr (nu Vrijheer) van Satsuma, stuurde mij een tegen geschenk voor het aan den 11e dr gezondene eenen Kas Sasumasche Tabak, een allerfraaist verlakt Toko tafeltje en dito Bloempot, eene Kas papier en een tinne pot met beste Thee. Z: H: liet mij tevens om enige kleinigheden verzoeken.

'S avonds kwam den Vrijheer (Prins) van Nakats bezoeken en souperen met mij. Z:H.: bragt mij tot tegengeschenk voor het aan Z. H. de 11e dr aangebodene een allerfraaist verlakt Tafeltje en van derzelfs Broeder Sakonsama voor het dienzelven dag hem toegezondene een verlakt Baxxxx Kast of doosje

De Prins mij deszelfs verlangen hebben te kennen gegeven een gedrukt xxxxx

LakenTafelkleed te hebben

Ik bood den Prins aan een Karpet Tapijtje: een Ikje do blaauw Kasimier, eene witte Eng. Ionnette [?] Pantalon, een paar nieuwe Zeemlederen handschoenen, een paar nieuwe Zijden en een paar do fijn katoene kousen. – Om middernacht vertrok de Prins mij belovende ons te paard uitgeleide te zullen doen, en mij voor ons vertrek nog eens zullen te bezoeken. De xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx.

donderdag 13 mei 2010

Zaturdag 13.

Mij niet wel bevindende gaf ik den Opp Tolk daarvan kennis met Opdracht een uitstel tot den 18 te vragen.--

Ik comitteerde den waarn Scriba tot het tellen der K: Kabaaijen en het wegen van de Zijden Watten en vervolgens tot het doen inpakken en verzegelen.

Ik stuurde heden het op gister den Gouvr toegedacht geschenk met bijvoeging van een allerfraaijsten porseleinen Kom met deksel, ter bezorging aan den Opp Tolk.

Op verzoek van den ouden Landsheer van Satsuma stuurde ik Z: H: twee vergulde wijnglaasjes, een Vel Marocco leer, twee stukjes goudleer.

woensdag 12 mei 2010

Vrijdag 12.

Mijne Dienaar gister buiten mijn weten den Gouvr een Lap goudstof, dien ik voor hem bestemd had, gebragt hebbende, kreeg ik het heden terug met aanzegging dat een der Tolken het behoorde aan te bieden.

De Opp Tolk bragt mij heden het veranderd Translaat wegens den Landkaarten en de Objectief Glazen van den waarn Scriba, waarvoor [ik een] recu afgaf.

Hij gaf mij kennis dat de ligting was toegestaan. Ik commiteerde den Scriba om die te ontvangen, hetwelk hij verrigtte.

De oude Vorst van Satsuma liet mij vragen, om mij te Sinagawa te ontmoeten. Ik liet den Vorst dringend bidden mij die eer aan te doen.

Had heden wederom veel bezoek, waaronder de vrouw van den Secretaris van eenen Rijksraad, aan wie ik een fraai xxxxx porseleinen Schoteltje en kopje aanbood.

'S avonds kwam de Zoon van de overledene Lhr van Mito, bloedverwant van den Keizer, en meer anderen. Ik stuurde op zijn verzoek aan de Lhr van Inoyamma een kristallen Reukflacon.

dinsdag 11 mei 2010

Donderdag 11.

Heden ochtend omstreeks half zes wilde de eerste kok zich zelven het leven benemen. Hij sneed zich een groote wond in den hals die gelukkig niet doodelijk was. De doctor was er dadelijk bij en verbond hem—ik vernam het eerst een geruime daarna.

Daar het mij uit het gedrag van den Opper Tolk, met den brief over de lichting voorkwam als had hij daar iets mede voor, liet ik hem roepen en zegde hem dat ik nog heden een antwoord van den Opp. banjoost wenschte te hebben dewijl ik anders mij daarover aan den Gouvr zou moeten adresseren omdat ik vreesde dat het te laat zou worden wanneer ik misxxx zou wezen

Hij nam, of scheen dat gezegde zeer euvel op te nemen en ging zich bij den Opp banjoost beklagen, die bij mij kwam en ontevreden scheen, hetwelk mij niet bevreemde, omdat de Tolken alles doen en reeds gedaan hebben om hem tegen mij in te nemen. Dan ik zegde hem, dat het gedrag van den Opp Tolk (deze vertolkte het!) mij Singulier voorkwam, daar hij mij toen ik gister de ligting met hem had opgemaakt, die ik hem gezegd had den Gouvr te willen vragen, hij mij niet gezegd had, dat ik mij deswegens aan den Opper Banjoost moest adresseren, hetwelk ik even zo gaarne zou gedaan hebben, en dat hij geen hollandsch genoeg verstond, daar hij anders het door mij gebezigde woord gefopt niet op hem zou toegepast hebben. De opp banjoost gaf te verstaan dat dit een kleine zaak was, maar dat ik bij eene grootere (hij bedoelde de overgaaf van den brief) verkeerd gehandeld had. Ik vergenoegde mij met daarop te antwoorden dat ik zulks niet wist. Hij zegde verder dat mij de ligting zou toegestaan worden, en vertrok.

De Opp Tolk bragt mij het Translaat wegens de Kaarten waarin gezegd wierd dat de Keizer vier Kaarten noodig had, die het Holl. Opperhoofd heeft. moet gij (te weten hij Opph.) die aanbieden enz.ik zegde zul ik even als of ik die niet vrijwillig had aangeboden: Ik begreep dadelijk dat zulks weer een vuilaardige trek der tolken is om het te doen voorkomen als had ik alleen waren mij de kaarten onaangeboden afgevraagd. Ik gaf den Tolk mijne meening daarover te kennen en hij was dadelijk gereed en bood mij aan een veranderd Translaat te bezorgen. Hij stelde mij voor in den brief aan den Gouvr om het overschietende van den Jedosche Verkoop te mogen verkoopen. De verandering te brengen na aftrek van de gevraagde lichting hetwelk ik aannam. –

Hij nam het Translaat terug en bragt mij een ander hetwelk nog nagenoeg dezelfde zin opleverde, doch dat hij aannam nogmaals xxxx xx xxxxx te veranderen. Ik zegde hem echter dat hij het Japansch getrouw moest vertalen en dit bewijst mij hoe weinig zij zich aan de juiste zin bepalen binden en hoe weinig staat op de echtheid hunner translaten te maken is.

'S avonds bezocht ons de Vrijheer van Nakats, met zijn zoon (13 jaren) en twee bijvrouwen met hun dienstmeiden, en bracht mij het tegengeschenk voor den 23 jl 2 jl Z:M: aangebodene een zeer fraai gevaarlijk kabinetje en eene complete Japansche zomerkleeding die Z:M: voor mij had doen maken en mij daarbij de attentie bewezen om mijn wapen er op te doen verven. De Jonge Prins gaf mij tien zeer fraai verlakte eetensbakje, en de bijvrouwen boden mij ook een tegengeschenk voor het aan dezelven vroeger vereerden aan. Ik gaf der laatsten zijden doeken, spelden en ringetjes met steentjes, aan den Jongen Prins een Cachet en horlogie sleutel met steentjes, waartegen hij mij den Santok (brieventasch) aanbood die hij gebruikte. -De Prins soupeerde bij mij ik bood hem een pletx[?] en Kristallen Olie en Azijn zetje aan en twee porseleinen Bloemenvazen. –
Ik zond heden aan den ouden Lhr van Satsuma eene zeer fraaije gebloemde porceleine Lampet Kan en Schotel, en een Suijkerpot, en twee kritallen Kompote – ’S avonds zegde mij de Vrijheer van Nakats, dat zijn vader die wist dat hij mij bezoeken wilde, hem had opgedragen, om mij een reukfleschje met lavendel, dat Z:H: bij mij gezien had te vragen, hetwelk ik hem gaf. – Ook dat de Vorst daar hem door zijn hooge jaren (84 jr) het altijd zitten op de matten moeijelijk viel, mijn leuningstoel wenschte te hebben. Ik zeide dat ik die niet kon missen er slechts een hebbende, doch dat ik hem er gaarne twee met het de Kussens zou zenden. – Ook des Vorstes andere zoon liet mij vragen om eene flesch Bossali, een bierglas, een flacon eau de Cologne , en een stuk zeep en stuurde mij Zijden Stof en een verlakt doosje – ik stuurde hem het verzochte –

maandag 10 mei 2010

10.

De Opp Tolk en de waarn: Scribra berigten mij dat een Lap blaauw Laken aan den Opp.Boos afgegeven, defect was bevonden en Groen Laken in plaats zou gegeven worden.

Ik kreeg heden wederom veel bezoek om mijn vertrekken te zien waaronder dat van de reeds bejaarde vrouw van den eersten Rijksteraad, die mij een geschenk van eenige kleinigheden aanbood en waartegen ik haar een zeer fraai porseleine kopje gaf.

'S avonds kwam de K: Sterrenkundige Takahasi en bragt de avond met mij door. Hij deed mij wederom verscheidene vragen omtrent de laatste oorlog, de namen eenige Europese regenten enz.

Ook omtrent eenige onzer Europesche uitvindingen. Hij klaagde dat de inkt waarmede zijnen kaarten hier gedrukt waren zo bleek was. Ik gaf hem de bestanddeelen op van den Europesche drukinkt en beloofde hem van B[?] nader de evenredigheid daarvan te zullen opgeven. Hij vroeg mij hoe onze plaatdrukpersen ingerigt waren, waarvan ik hem het voornaamste beschreef. Ik liet hem bij gelegenheid dat het gesprek over het porselein handelde, eenige zeer fraaije stukken daarvan zien. Hij bewonderde het als een kenner en ik bood hem het fraaiste rijk verguld en allersierlijkst beschilderde kopje aan, hetwelk hem zeer veel genoegen Scheen te doen. – Ik had hem vroeger eene opheldering doen vragen hoe de Japanezen de uurstelling van den dag bepaalen en hij beschreef mij zulks door eene ophelderende figuur op het papier te teekenen – en beloofde mij eene tabel hoedanig de dag bij de verschillende standen der Zon gerekend wordt te beginnen.

Ik schreef heden de vier volgende brieven aan Den Gouvr, als

1e Om te verzoeken, de overschietende Jedoschen verkoop goederen ter waarde van $ 886,6 openlijk aan de Kooplieden al hier te mogen doen verkoopen, dan wel die naar Dezima terug te brengen om met de aankomende ladingen op komps verkocht te worden. (Kbb No 14)

2e Om van die zelfde goederen voor mij en de beide andere Heeren te mogen lichten ter waarde van $ 287, 51098. (Kbb No 15)

3: Houdende verzoek om daarbij aangehaalde redenen, de 80 Schuiten Zilver door Z:K:M: en xxx kroonprins in tegen geschenk voor het extra geschenk gegeven, in natura naar B: aan H en Mr te mogen overmaken. (Kbb No 16)

4: Daarbij verzoekende om een voorschot van $ 1000 te Ozakka te mogen ontvangen, om op de Kamb rekening vereffend te worden. (Kbb No 17)

Ik zond alle vier die brieven aan Den Opp Tolk ter bezorging aan den Opp Banjoost, doch hij kwam kort daarna met die brieven bij mij, en zegde mij dat de ligting volgens kapittel niet aan den Gouvr maar aan den Opp Banjoost behoorde gedaan verzocht te worden, en om den opp Banjoost niet voorbij te gaan, rigtte ik mijnen brief aan hem en gaf dien, volgens zijn voorstel open aan hem weder, hoezeer ik veronderstel dat dit wederom een list van die Heeren is ter bedekking van hunne slechte oogmerken of handelingen.

Hij kondigde mij ons vertrek aan als op den 16 dr bepaald.

zondag 9 mei 2010

Dingsdag 9.

Wederom verscheiden K: Geneesheren, een heelmeesters en operateurs, waaronder den K: Oogmeester om vragen aan den Dr. (v.S.) te doen.

Later kwamen eenige K: Hof Astronomisten mijne vertreken bezichtigen – na zich met den waarn: Scriba te hebben onderhouden.

Daar ik met den Opp Tolk reeds enige malen gesproken had en mij niet wilden vereenigen met de door hem opgemaakte verdeeling van den Jedoschen Verkoop, omdat hij aan den Hospes boven en zijn vast aandeel ook dat van den vijfden (vacante) Tempelheer wilde geven, en zulks onnoodig oponthoud gaf, vond ik mij genoopt ten einde die zaak af te doen, toe te geven. Ik liet dus dien verkoop afscheuren in presentie van den waarnd Scriba en wilde het volgens gebruik met het klein Komps Cachet doen verzegelen. Dan na onderzoek naar dat Cachet, hetwelk ik vermeende nog onder de waarnemend Scriba te berusten, bevond zich dat den Tolk JaSutsiro, (de zoon van den Onder Tolk) aan wien de Scriba het voor omtrent drie weken ter bezorging aan mij had afgegeven, het al dien tijd onder zich had gehouden en daar mij die terughouding zeer bedenkelijk voorkwam liet ik de afgescheurde en andere Stoffen met mijn eigen cachet bestempelen verzegelen

zaterdag 8 mei 2010

Maandag 8.

Heden kwamen zeven K: Docters onzen Doctor (v Siebold) eenige vragen betrekkelijk hun vak voorstellen en opheldering over eenigen punten verzoeken, ook eenige Sterrekundigen zich over de Wetenschap met den waarnd Scriba onderhouden.

's Avonds kwam de K. Hof Astronomist Takahashi die mij in tegengeschenk voor den kaart van het K.k Holland een Wereldkaart in Japan gedrukt aanbood – Hij verzocht mij hem op eene alhier nagetekende Kaart van dat Koninkrijk aan te wijzen, de vergrooting van hetzelfven Sedert de overwinning van Waterloo, waaraan ik voldeed. Tevens verhaalde ik hem het hoofdzakelijkste van de geschiedenis van ons land enz. Ik begreep datxx hij eenige der voornaamste punten door Zijn’ Secretaris deed aantekenen, dat hij wilde weten of mijn verhaal met dat hem de 22e jl. gedaan, zou overeenkwamen. Dan daar ik hem niets dan waarheid verhaalde, en niets bepaaldelijk opgaf dan wat ik mij juist herinnerde, zal hem of die hem gezonden heeft, alle twijfel zijn benomen, vooral omdat ik mij ook om de gend reden omtrent niets behoefde te bezinnen, maar hem dadelijk en onbevangen alles opgaf. Hij ging van mij naar de kamer van den Doctor.

Later kwam de vrijheer (voormalige Lhr) van Nakats, die eenige tijd om staatkundige reden op het vertrek van den K. Astronomist gewacht had, alzoo deze buitenkant [=officieel] bij mij was, mij bezoeken. De Prins had niet zijn gevolg bij zich, zijnde binnenkants gekomen. Z:H: deed mij een geschenk van twee stukken Zijden Stof en een’ zeer fraaijen aardewerken grooten Kandelaar in den Jap: Smaak die Z:H: inzigtelijk voor mij had doen maken, geliefde hij mij te kennen te geven, in Owari voor mij had doen vervaardigen, waartegen ik den Vorst eene compleet Tafel Servies in het klein van aardewerk aanbood hetwelk hij met veel genoegen onder dankbetuiging aannam.

De Vorst bleef souperen en toen ik verman dat den K: Astronomist nog bij het den Dr. was, liet ik dezelven verzoeken bij ons aan tafel verzoeken, en hij kwam met den Dr. – zeer voldaan Schijnende over de attentie die ik hem had bewezen. Hij vertrok omstreeks 11 uren en de Prins om bij middernacht

Ik gaf heden in bijwezen der K: Docters het meergemeld verzegeld papier voor den Gouvr aan eenen der Tolken over, die het in mijn bijzijn dadelijk aan den Opp. Banjoost behandigde.

vrijdag 7 mei 2010

Zondag 7.

Vijf Docters xxxxxxxxxxxxxxxxxxxx van de eerste Raadsheeren en vijf van Landsheren kwamen ten ten zelfde einde als gister. Ook de Hof Astronomist en Reparatie meester was daarbij. aanwezig.’S Avonds kwam K: Hof Astronomist en onderhield zich eenige tijd met mij, deed mij verscheiden vragen betrekkelijk den afgelopen franschen Oorlog, omtrent Bonaparte en diens famielje, omtrent welk een en ander ik op zijn verzoek hem het voornaamste kortelijk verhaalde. waarin hij mij betuigde veel vermaak te Scheppen mij zeer bedankende en tevens verzoekende op morgen te mogen wederkomen, om nog meer des wegens te vernemen. Hetwelk ik hem zeer beleefdelijk verzocht te willen doen.

Ik gaf heden een brief aan den Gouvr betrekkelijk het op den 1n dezer vermeld verzegeld papier, aan den Hospes ter bezorging aan den Opperbanjoost af. Later kwam de Onder Tolk mij, zoo als hij zegde, uit naam van dien Ambtenaren zeggen, dat ik in het vervolg alles wat ik den Opp. Banjoost wilde doen toekomen door de Tolken moest sturen

donderdag 6 mei 2010

Zaturdag 6.

Vier Doctors van den Landsheer van Kagas en twee van den eerste Raadsheer, kwamen den Doctor eenige vragen voorstellen.

woensdag 5 mei 2010

Vrijdag 5.

Ontving het Translaat wegens het den 2 Dr vermeldde kruidkundig werk.

De Gezanten van de twee Kommissarissen der Vreemdelingen en den Rekenen Gouverneur boden mij namens dezen Ambtn aan, de eerste Zijden Kabaaijen en de andere voor de eerste maal beschonken, drie Schuitjes Zilver aan.

‘S avonds kwam de oude Landsheer van Satsuma met twee zijner zonen en verscheidene bijvrouwen met hare dienstmeiden mij bezoeken. De vorst deed mij eenige geschenken aan, waaronder een allerfraaist verlakt kabinetje. Z: H: deed mij de eer aan bij mij te souperen en bood mij het medicijn doosje aan door hoogst dezelve gebruikt wordende. Ook van deszelfs beide zonen ontving ik eenige kleinigheden ten geschenk en het vorstelijk gezelschap vertrok onder dankbetuigingen voor het onthaal ten 11 Uren. Bij zijn vertrek gaf de Vorst op mijn verzoek mij hoop dat ik nog eenmaal Z: H: bij mij zoude zien.

dinsdag 4 mei 2010

Donderdag 4.

Vertrokken des ochtends uit ons logement. Kwamen in de wacht van 100 man alwaar wij omtrent twee Ure lang vertoefden en dezelfde hooge ambtenaren ontmoetten. Gingen daarna naar het K: Paleis en daarna naar dat van den Kroonprins alwaar ik het afscheids Compliment aflegde. In het eerste ontving ik behalve de 50 Kabaayen tot tegen geschenk voor de gewone Geschenken, nog 80 Schuitjes zilver voor de buitengewone geschenken.

Even gelijk bij de eerste audiënties ontving ik de gelukwenschingen van vele daar zijnde hooge en mindere Ambtenaren, en wij keerden naar onze verblijf terug, alwaar wij omstreeks 4 Ure namiddags aan kwamen – De Opp Tolk zegden mij, dat de Gouvr hem zijne te vredenheid had te kennen gegeven over dat alles bij deze Audientie zoo wel en zonder de minste haperingen was afgeloopen.

Ik vroeg den Opp Tolk of hij dacht dat ik het heden ontvangen Geschenk Zilver in natura aan de h. Regering zou kunnen overmaken. Hij zegde het niet te gelooven dat mijne twee laatste voorgangers die ook Zilveren Schuitjes in Geschenk hadden ontvangen het in waren hadden overgemaakt. Ik zegde hem voornemens te zijn verlof daartoe te vragen, daar ik het als eene tegenstrijdigheid beschouwde dat men mij voor den h: Regering Zilver gaf en niet zou toestaan dat ik het aan dezelve toestond. Hij antwoordde mij dat ik het in alle geval kon vragen.

Kwamen de Hofreis Opp Banjoost en die van den N: Gouvr en vervolgens de Gezanten van de Rijks raden, van de Tempelheeren en van de beide Jedosche Gouverneurs mij gelukwenschen met de Afscheid Audienties enz. De laatste boden mij tevens uit naam van hunner Zenders de gewone tegengeschenken van Zijden Kabaaijen aan.

maandag 3 mei 2010

Woensdag 3.

Bij de twee Gouverneurs van Jedo en Vier Tempelheeren het Compliment afgelegd.

zondag 2 mei 2010

Dingsdag 2.

’S Ochtends kwam de 2e secretaris den hier zijnde N: Gouvr met den Hr: Opperbanjoost en zegde mij op eene bedaarde wijze dat de schrif het verzegeld papier dat ik gister den Gouvr had aangeboden niet kon aangenomen worden, dewijl zulks Streed tegen de gebruiken, als tevoren nooit geschied, maar wanneer ik eenig papier aan den Gouvr wilden doen toekomen of iets verzoeken, ik zulks door tusschenkomst van Den Opp.banjoost moest geschieden.

Hij gaf daarvan het Schriftelijk bevel aan den Opp Tolk, ten einde mij er een translaat van de bezorgen. Ik gaf daarop den brief die mij was teruggegeven aan Den Opp Banjoost over die mij zegde dezelfden dadelijk aan den Gouvr te zullen bezorgen. Doch ik verzocht mijn brief terug te mogen hebben, omdat ik er nog iets bij wilde Schrijven aan welk verzoek voldaan wierd. – Daarna wierd mij van wegen den Gouvr behandigd het 1e deel van een kruidkundig werk met platen met opdracht aan den Doctor om de hollandsche en, zo doenlijk, ook de Jap: namen der daar in afgebeelde planten erbij te schrijven wanneer den Dr. ook de drie overige deelen van dat werk zou krijgen. De secretaris vertrok en ik transmitteerde Schriftelijk [Kbb Nr 20] die opdracht aan den Dr. die mij insgelijks schriftelijk antwoordde daar aan te zullen voldoen met bijvoeging van genees en kruidkundig de aanmerkingen en ophelderingen. – Later kreeg ik het vorengend Translaat.—

Gingen om 12 Ure uit en legden bij de Acht overige RijksRaden ons Compliment af. Om Zes Ure keerden wij naar ons logement terug.

zaterdag 1 mei 2010

Maandag 1. Mei

Vertrokken des ochtends om 6 Ure in Noromoros en met de gewone Staatsie (waaronder de Caijong met lange Stok) vertoefden in de Wacht van 100 man waar de K: Dwarskijker en de Kommissaris der Vreemdelingen (tevens Tempelheer) bij ons kwamen voor welke mij het Complt maakten, en Zij wenschten ons geluk met den behouden aankomst, verkregen Audientie enz., waarna Zij vertrokken. Na omtrent twee Ure verblijfs aldaar gingen wij naar het K: Paleis alwaar na enige tijd kwamen dezelfde ambtenaren die wij ander maal begroetten waartegen zij ons nogmaals geluk wenschten enz. – Ik wierd in de gehoorzaal op den plaats geleid waar het Compliment wordt afgelegd en mij wierd door de Gouvr in bijzijn van de twee anderen gen. hooge Ambtenaren door den Gouverneur, die het mij voordeed, aangewezen hoe die pligtpleging verrigt wordt, en ik keerde naar de Vertoef zaal terug, waar ik met de twee anderen Heeren verbleef tot omtrent half 12 Ure, toen ik gewaarschuwd wierd, dat het tijd ware. Ik ging dus naar de voorgend plaats en had de eer Z: K: M: te begroeten. – Ik keerde dadelijk terug naar de Vertoefzaal en ontving de gelukwenschingen van vele der daarzijnde Hovelingen en andere Ambtenaren. Na ruim drie vierde Uurs kwamen de meergend drie Ambtn die mij gelukwenschten met de hooge eer die ik genoten had. Ik maakte van deze gelegenheid gebruik, om den Gouvr eenen brief aan te bieden, die ik, daar hij hem niet zoo dadelijk aannam, voor hem op den Mat nederlegde. – De Opp Tolk, daarover zeer verschrikt, vroeg mij wat is dat? Ik antwoordde hem zeer bedaard, op den Gouvr duidende wijzende, een brief voor den Heer Gouvr, toen nam deze den brief op en reikte hem aan den achter hem zittende Opp Banjoost toe, die den brief in zijn boezem stak. En den Gouvr en de twee met hem gekomen Ambtenaren keerden terug. Wij begraven ons vervolgens naar het Paleis van den Kroonprins alwaar alles nagenoeg op dezelfde wijze afliep, alleenlijk met dit onderscheid, dat ik het Compliment niet voor den Kroonprins zelven afgelegde, maar voor een der

Rijksraden die in de gehoorzaal zat en Z: K: Hoogheid representeerde.

Daarna gingen wij het Compliment afleggen bij Zeven RijksRaden en kwamen omstreeks Zeven Ure des avond zeer vermoeid in het Logement terug. Kort daarna kwamen de gezanten der beide K:K: der Vreemdelingen mij feliciteren en voor ieder een bord met Visch aanbieden. Na hun vertrek en dat van de mede gekomen Opp Banjoost van de hierzijnde N: Gouvr kwam de Hoftreis Opper Banjoost met de Opper en Onder Tolken Laatst gen Opper Banjoost en veroorloofde zich mij op een ongepaste, zelfs honende wijze zijn ongenoegen te kennen gegeven over dat ik eenen brief eigenhandig aan den Gouvr had overgegeven, en de OnderTolk, die mij zulks zulks vertolkte, scheen zijne uitdrukkingen nog erger te maken. Hij vroeg mij of de Opp. Banjoost mij gisteravond niet had gezegd om zulks niet te doen ik antwoo en waarom ik zulks het gedaan had. Ik zegde dat het mij gezegd was, dat ik echter niet begreep daardoor mis daan te hebben of dat men mij kon beletten eenen brief voor den Gouverneur zelve aan denzelfven te overhandigen, en daartoe redenen te hebben. De Tolk zegde dat het knoeijen was.
Ik vroeg hem of hij dat namens den Opper Banjoost dan wel uit eigen beweging zegde, en dat ik hem vergezocht slechts de gezegdens van denzelven te vertalen zonder er iets bij te voegen. – Hij vroeg mij of ik wel wist op welke plaats ik mij had bevonden toen ik den brief had overgegeven. Ik antwoordden O ja in het Paleis van Z: K: M. waar ik als gezant xxxxx xxxx xxx der h: regering ben gestuurd om den eer te hebben hoogstdezelvens te complimenteren en de gelukwenschen aan te bieden. –Er wierden nog eenige gezegdens over en weder in dien zelfden zin gewisseld. –De Opp Banjoos liet daarna den Dr. en den Scriba bij zich roepen en feliciteren hun met den gelukkigen afloop der Audientie enz.. waarna hij vertrok.

Dit voorval levert een treurig bewijs op van de verregaande Dwingelandij die Japanezen over ons uitoefenen, en aan welke vernederende voorwaarden zij ons hebben onderworpen om hier eenen nadeligen handel te drijven die hoe langer hoe meer zal vervallen indien de zaken op den tegenwoordigen voet blijven voortgaan. Ik had bij dit Gezantschap meer dan eens gelegenheid om te ontwaren dat de Japanezen ons minder beschouwen als afgevaardigden van eene bondgenootschappelijke onafhankelijke natie, dan wel als Gijzelaars die alleen hier zijn tot waarborg van het rigtig ophxxxx voldoen van den opgelegde xxxx Cijns en nogtans hebben zij ons in velen opzigte zeer nodig. Intusschen begreep ik dat gelatenheid bij het onderhavige voorval het verstandigste was, daar er toch niets anders te doen is