maandag 7 juli 2008

Hieronder het dagboek van mijn reis naar het hof van de shogun in Edo.

Begin te lezen vanaf 15 februari om het verhaal chronologisch te volgen

Op de 7de kwamen we eindelijk, door onze landgenoten op Deshima ingehaald, na een afwezigheid van bijna vijf maanden, behouden aan.

zondag 6 juli 2008

[6 juli]
Van hieruit zetten wij ’s morgens om 6 uur onze reis naar Isahaja voort in het gezelschap van enige vrienden die ons vanuit Nagasaki tegemoet gekomen waren. Hun aantal groeide in ieder dorp. In het dorp Jamaki bleven we overnachten. – Hier werden echter onze goederen pro forma onderzocht en door de opperbanjoost verzegeld en we werden gevraagd of we geen baar Japans geld meer over hadden. Van de directeur werd zijn geldkistje waarvan bekend was geworden dat het meerdere duizenden aan contanten bevatte, officieel gevorderd. – hetgeen nog nooit eerder gebeurd was.

zaterdag 5 juli 2008

de 5de
Vanuit Uresino loopt een bergweg die aangenaam is voor voetgangers, maar lastig voor dragers en lastdragers naar de oude beroemde kamferboom, waar we ons met thee verfristen. Ik had mijn tekenaar vooruit gestuurd om een schets te maken van deze buitengewoon grote kaferboom. Nu daalden we weer af in het dal van Sonogi en genoten van een zeer bekoorlijk uitzicht op de baai van Omura.
In Sonogi hielden we middagpauze en zetten langs het strand onze reis voort naar de stad Omura. Het was een drukkende hitte, de thermometer steeg ondanks de hier waaiende zeewind naar 90º Fahrenheit [32 ºC]. Het gebergte dat wij gisteren en vandaag bestegen draagt overal het stempel van vulkanische omwentelingen, die naast de eerder aangegeven kenmerken het voorkomen van zwavel en met holten gevulde basaltblokken overal verkondigden. De vegetatie van de bergen waar we nu doorheen trokken, eigenlijk alleen maar middelmatige heuvels, was uiterst weelderig, en de flora bijna hetzelfde als die op bergen van dezelfde hoogte in de omstreken van Nagasaki. Wij kwamen zeer vroegtijdig aan in Omura en kregen hier bericht van onze vrienden op Deshima die reikhalzend afwachten ons weer te zien in goede gezondheid. Omura heeft 40 straten en zou 20.000 inwoners hebben. De totale bevolking van de kori Omura beloopt 110.000 zielen. Het kasteel van Omura.

vrijdag 4 juli 2008

de 4de
Nog altijd voert de weg door vruchtbare vlakten, voor het grootste deel rijstvelden, waar de boeren bezig zijn met de bewerking, het verplanten, het wieden van het gras, en het bewateren met tredwatermolens: bij onze doortocht doorstaan wij een grote hitte, die door de windstilte in het vochtige dal nog ondragelijker wordt. Het is een onaangenaam gevoel, onder zulke omstandigheden gedragen te worden door mensen die door de last en hitte bijna neergedrukt worden. Het is maar goed dat ze zelf het vernederende en harde van hun bestaan niet voelen zoals wij, want hier, waar ze hun brandende dorst gelest hebben met water dat haastig geschept is uit kuipen die voor de boerenhuizen op de weg zijn gezet, beginnen ze met elkaar grappige gesprekken waarvan wijzelf meestal het onderwerp zijn.


Salix sp.

Wij wekken bij de gemiddelde Japanner vaak verbazing of lachen op (uiteenzetten).
Wij hielden middagpauze in Tsukazaki. Kwamen door het Sansagatooke gebergte in Uresino. De flora van dit gebergte is bijna hetzelfde als rondom Nagasaki, de hogere bergruggen zijn doorgaands begroeid met grassoorten als Anthistiria, Andronogon en Erianthus, en verder heel lage vergroeide struikjes zoals: Smilax China, Vitis soorten, Rozen, Quercus serrata Th., bergwilgen, Dolichos soorten, vergroeide Pinus, Eleagnus, Euria’s – Rubus Indigofera – en andere enige struikachtige kruiden. We kwamen voor een dorp een lijkstoet tegen. Het was een kind, dat pas gestorven was aan de pokken, dat men naar een graf bracht (beschrijving van de lijkstoet). Uresino beroemd door het verbouwen van thee (over de thee)


Theemonsters, collectie Volkenkunde

donderdag 3 juli 2008

verlaten bij het aanbreken van de dag [3 juli] onze kwartieren. Vandaag trekken we weer door de vruchtbare vlakten van de landstreek Hizen, die wel het rijkste is aan rijstvelden, die ik tijdens mijn reis heb gezien. Men heeft ook hier kortgeleden rijst verplant en is hier en daar zelfs nog met het verplanten bezig.
De buitengewone hitte schijnt nadelig te zijn voor het verplanten van rijstplantjes, die over het algemeen geel zijn. Ook hebben de velden te weinig water gekregen, wat is toe te schrijven aan de huidige droogte, juist in de regentijd; hoewel daarvoor ook rekening mee is gehouden door overal in de bergen aangelegde meertjes (uitweiding) We hielden middagpauze in Kansaki en kwamen na het afleggen van enkele mijlen in Hakao, waar een menigte nieuwsgierigen uit de stad Saga, waaronder ook het gezin van de vorst van Hizen was, ons opwachtte.
Wij trokken hierna door de stad Saga, de grootste stad van Kiusiu – zeer dicht bevolkt, met haar voorsteden strekt zij zich uit over 2½ Japanse mijlen. Maar ik zag weinig grote winkels. Wel was er een lastige menigte bedienden van de vorst met twee sabels die samen met een grote groep ons bekijkende mensen, de met 92º gloeiend hete atmosfeer nog ondragelijker maakte.
We kwamen met het invallen van de avond aan bij Isits.
NB in de kanalen aangelegd voor de bewatering van de rijstvelden, zag ik enkele merkwaardige gewassen zoals Nymphaea odorata, Trapa natans – en Euryale ferox.
Een rijstsoort, wase,is al eerder verplant en staat er nu zeer weelderig bij, terwijl ze er eerst zeer verkommerd bijstonden.
We worden door de soldaten van de Landheer met zeer veel vertoon door het land begeleid – de weg in heel goede staat. –

woensdag 2 juli 2008

de 2de
Breken op bij het aanbreken van de dag, trekken door de gebergten Iketajama, Hoomantake. Aan de voet en op de top van het Hijomistoke gebergte wordt volgens oud gebruik sake gedronken. De waard had de eerder gegeven opdracht om de zeldzaamste gewassen van deze streek te verzamelen, slecht uitgevoerd en mij slechts enkele struikjes gegeven, waaronder echter een zeldzame Daphne was.


Daphne genkwa Sieb. & Zucc.

Een misselijkheid die ik al vanaf Kokura had, liet het bij een hitte van 92º Fahrenheit niet toe zelf de flora van dit gebergte te onderzoeken. Uit datgene wat ik toch vanuit mijn norimono zag, was er naast de gewoonlijke bergplanten op Kiusiu niets bijzonders: Mijn leerling R[y]osai doorzocht het en bracht me enkele onbekende bomen, die ik eerder in het gebergte ………… op Nippon had gevonden, onder andere ook een Atropa [opm. later toevoegen] (en voor de botanische tuin meegenomen en een Atropa )
In een dorp trok de opvallende vorm van de oogleden van een vrouw in het bijzonder mijn aandacht en leverde het bewijs voor mijn eerder opgestelde mening dat met name bij meer en meer ingedrukte os nasi, deze plek breder en de bovenste oogleden meer en meer over de onderste naar beneden getrokken worden. Hier hadden de bovenste oogleden de onderste zo zeer overdekt, dat er slechts een hele kleine ruimte voor de oogappel overbleef – en vanuit de verte had ik de vrouw voor bijna blind gehouden.….
We vervolgden onze reis via Jamae en kwamen ’s avonds zeer verhit .…. in Dasiro aan.
We kregen vanwege onzalige aantallen muskieten, deze lastige gasten hier ter plaatse, weinig nachtrust

dinsdag 1 juli 2008

De 1ste juli
Op de 1ste verlaat ik (uiterst verzwakt) Kokura. Trek door het vroeger beschreven prachtige landschap, waarvan de vegetatie in groot contrast staat met [die van] de zojuist bezochte eilanden. – veel rijstvelden – men verplant hier de eerste rijst: Middagpauze in Kojanose – ’s avonds in Jitsuka.

maandag 30 juni 2008

de 30ste
verlaten Shimonoseki in de namiddag, steken over naar Kokura: (bericht over het vaarwater). laat zoveel mogelijk diepte peilen –(word ’s avonds overvallen door een zeer zware hoofdpijn; zodat ik niet in staat ben deze en de volgende dagen te werken. Crisis door een enorm zweten – Voetbaden, 20 bloedzuigers. Beschrijving van deze hevige aanval en van cholera.

zondag 29 juni 2008

de 29stejuni
Kreeg het document voor de Straat van der Kapellen. Bezoeken van mijn vrienden (berichten over Shimonoseki).

zaterdag 28 juni 2008

de 28ste
Namen de middagbreedte en kompasobservaties van het eiland Iwamisima en himesima, en bevonden ons volgens deze op (…?…) niet zo ver van Shimonoseki.
Het eiland Himesima kan voor zeevaarders, die aangekomen zijn bij de Straat van der Capellen, en door de Straat tussen Sikoku en Kiushiu in de hoge zee uit willen varen, als de beste wegwijzer dienen, waarvoor Kaap Tsuru Saki, die men nog eerder duidelijk herkent ook een goed houvast biedt. Op de hoogte van Himesima zal men, wanner men de oost spits van het eiland omzeilt, de Straat in de hoge zee niet kunnen missen, en ik geloof door een juiste weergave van deze beide punten bekwame zeevaarders een kleine dienst te hebben bewezen.
Daar de invallende nacht mij liet vrezen dat ik geen tijd zou hebben om vóór het inzeilen van de straat enkele schetsen voor de herkenning van het land te laten maken, probeerde ik nog door een op verdere afstand gemaakte tekening voor landherkenning wat hulp te bieden. De berg Dairi, de landspits Misaki en Motojama, de laatste peilde ik met de berg Himojama N. + W. 68º, zijn bij het inzeilen goede punten om West en later meer N. aan te houden. Tussen de bergen van de landstreek Nagato bij Tsoof en de berg Himojama ligt de ingang van de Straat. Ik wil wel geloven dat de vaartuigen van de Japanners bij de zo regelmatige vaart naar Shimonoseki wel de beste loodsen zouden zijn en deze zee is altijd gevuld door hun schepen.
We blijven ’s nachts onder zeil. In het donker van de nacht kon ik tot mijn grote verdriet geen kompaswaarnemingen meer doen. Ongeveer een mijl van Danoura liet ik peilen en vond 4-4½ vadem [7.5 m], maar meer in de richting van de Straat werd de zee dieper: Omdat we snel door de Straat heen dreven, kon het peillood vanaf het schip maar driemaal uitgegooid worden en ik vond 6½, 7. 7. vadem. Maar ’s morgens gaf ik mijn leerlingen meteen de opdracht de straat precies te peilen: zo als men op de kaart kan zien: We kwamen om omstreeks twee uur op de rede van Shimonoseki waar we op 5 vadem het anker uitwierpen. Gaan in de ochtend aan land, vonden al mijn dieren en levende planten die al eerder met schepen opgestuurd waren in een goede toestand.

vrijdag 27 juni 2008

de 27ste
Ongunstige wind, overigens goed weer. Blijven voor anker liggen. Tegen 10 uur begeef ik me met Dr Bürger aan land. Kijken rond in Shimonoseki; een stadje van ongeveer 250 huizen en 2000 zielen. De beschermd liggende, veelbezochte haven geeft de bewoners een rijke bron van inkomsten. In een daar aanwezige tempel die aan Ab’tono Kwanon is gewijd, werden wij verwacht op bevel van de landheer. Wij beiden konden er echter, hoewel de priesters ons ook herhaaldelijk verzochten, niet goed heengaan, omdat onze gezant een door de priesters feestelijk aangeboden geschenk, bestaande uit groente van het jaargetijde, had geweigerd. Al 16 jaar waren hier geen Hollanders aan land geweest, en toch werd het eenmaal gegeven gastvrije bevel van de landheer zo strikt gevolgd. Zouden ze in de toekomst ook nog zo vasthouden aan deze gastvrijheid?


Albizzia julibrissin Durazz. , collectie NHN

We verfristen ons in een theehuis, waarna een zeer dienstwillige man, een schilder met de naam Murawozen Iorowo, ons meenam naar het gebergte dat in de omgeving van Kaminoseki ligt. Op de ruggen en dalen van de heuvel werd weinig verbouwd. Op dat moment werden er slechts bonen (Phaseolus atsugi) jap. verbouwd) De flora van de heuvels die we bestegen bestond uit cypressen, Quercus cuspidata en Quercus glauca Th., Eleagnus soorten, Mimosa arborea, Aralia mids’te, een beuk, Ligustrum jap., Dolichos polystachios en Lauraceen met Bladhia villosa, Bladhia japon[ica], Chloranthus Japonic[us], Phryma leptostachia en enkele ook nu niet bloeiende kruiden en grassen doorgroeid. Hogerop vond ik Aralia soorten, Pinus, Andromeda.


Pinus sp.

Op de top van een heuvel werd ik verrast door een met op elkaar gestapelde stenen aangeduide grafheuvel. Hier zouden lang geleden de zes krijgers van Nobunaga in een schermutseling gedood en begraven zijn. Dit eenzame grafmonument was zelfs nu versierd met bloeiende takken van Azalea en sparrenwaaiers en daarom was de herinnering aan de helden na zoveel honderden jaren misschien door een eenvoudige landman geëerd.
Onze leidsman bracht ons naar zijn vlakbij bij de uitgang van de nauwe doorgang naar Kamninoseki-seto gelegen huis, waar we enkele van zijn tekeningen bekeken, en ik hem verzocht, een tekening van Kaminoseki en de engte te maken (die ik ook kreeg)3. Daarna begaven we ons weer aan boord. ’s Middags ging ik met een kleine boot naar de engte, om de diepte ervan te bepalen. Ik wierp in verschillende richtingen het lood uit, waaruit bleek, dat bij juist intredende eb het vaarwater ongeveer in het midden doorgaans 5-6 vadem en aan beide zijden aan de rotsige oevers 2-3 vadem bedraagt. Naar de haven wordt het 7-10 of meer, en zo blijkt dat deze haven ook goed te bezoeken is voor Europese schepen, die hier een heel voordelige ankerplaats zouden vinden, waarvoor ze iedere vissersboot als loods kunnen volgen tot op de hoogte vanwaar ze de spits van Sikoku en de NO spits van Kiushiu in zicht krijgen. We bezochten hierna Murotsu op de Z.W. kant van Nippon, een kleinere en minder bezochte plaats dan Kaminoseki; de doorgaands slecht onderhouden woonhuizen veraadden gebrekkige omstandigheden. Van hieruit werden we naar onze boten geroepen, die op aandringen van de gezant nog ‘s avonds onder zeil gingen, maar vanwege te weinig wind alleen maar gesleept konden worden. ‘s Morgen bevonden we ons nog steeds, weinig gevorderd, in het gezicht van Kiushiu, waar een goede gelegenheid was voor een lengteobservatie.


Chloranthus glaber

donderdag 26 juni 2008

de 26ste
Nog altijd harde wind en regen. Daarom is het bij geheel betrokken horizon door het herkennen van land (het enige middel van de Japanners hier in dit land om te zeilen) moeilijk om de weg te vinden; blijven daarom voor anker liggen, gaan echter ’s middags bij een iets opgeklaarde hemel onder zeil, lopen ’s avonds door de Kaminoseki passage binnen in de haven van Kaminoseki. In de avond en ’s nachts harde wind. –
De baromether gevallen naar 27’’. Eerder bestendig op 28’’1’’’-2’’’ Thermometer 69º [ 20 °C], Hygrometer 55º . -- -- -- (Over de in bepaalde fasen van de maan optredende stormen in Japan)

woensdag 25 juni 2008

de 25ste
Komen door de bovengenoemde passage en laten in de morgen van de 25ste voor Miterai de ankers vallen.
Er komen enkele patiënten uit Miterai om mij te consulteren, waaronder een zeer knap zeventienjarig meisje die volgens haar moeder soms aanvallen van Andromanie had: Ik gaf de moeder naast een voedings- en psychologisch recept ook de raad de dochter vroegtijdig een man te geven, hetgeen de dochter vriendelijk lachend zeer goed opnam (ze uitte ook de wens, met onze boot mee te mogen varen naar Shimonoseki ,om onder mijn toezicht de kuur te kunnen gebruiken) Het is opmerkelijk hoe nationaliteiten zelfs in de symptomen van een psychische ziekte te herkennen zijn: zo verfde het meisje bijvoorbeeld bij aanvallen van de ziekte haar de tanden zwart (het algemene teken van een getrouwde vrouw).
Gunstige oostenwind. Het begint tegen de avond fris te waaien, we gaan daarom westelijk van het eiland Kamuro voor anker, ’s Nachts harde wind met plensregen; tegen 3 uur in de morgen storm: moeten meerdere ankers uitwerpen om niet weg te drijven; gelukkig waait de storm uit het oosten, van de kant van het eiland.

dinsdag 24 juni 2008

de 24ste
Nog altijd ongunstige wind. Worden door visserboten van eiland naar eiland gesleept; en laten ’s avonds op ongeveer drie mijl van Miterai de ankers vallen. Rond middernacht bij opkomende vloed verder gesleept.

maandag 23 juni 2008

de 23ste
Werden ’s morgens met sleepboten de haven van Tomo binnengebracht. [-- over de manier van het slepen van boten.] Gaan tegen de middag naar Tomo, een zeer mooi gelegen en door de zeevaart zeer levendig stadje met veel kruidenierswinkels, grotendeels met koopwaar voor zeelieden (strowerk zoals: matten, zeilen, hoeden, schoenen e. d.) De haven, die aan de N.O. kant ligt, biedt de doorgaans kleine Japanse boten een zeer voordelige ankerplaats die beschermd wordt door een sterke muur aan de N. kant en door het stadje en de hoge bergen in het Z.W. Voor de haven peilden we 3 vadem, de haven zelf is op sommige plekken nog ondieper. Vandaar mijn verwachting ontoegankelijk voor Europese schepen, ongeacht het zo aangename en zekere verblijf en de goede gelegenheid zich te voorzien van verfrissingen, water e.d. Maar op een afstand van ongeveer een halve mijl kunnen grotere schepen voor anker gaan onder dezelfde gunstige omstandigheden.
Het stadje dat 7 straten omvat ademt welstand door goed onderhouden woningen. Het schijnt een bevolking van enige duizenden zielen te hebben. We bezochten enkele theehuizen, waar we goed opgenomen werden door de Japanse schonen, een Tempel ……door zijn prachtige ligging met een vrij uitzicht op de zee en bijzonder als een verblijfplaats voor Koreanen, wanneer deze schipbreuk hebben geleden op de kust van Japan.
Ik ging naar de buiten het stadje gelegen tempel Iwosi en besteeg enkele honderd voet van het gebergte op de rug waarvan deze tempel lag. De flora van het gebergte bestaat uit sparren, eiken (Quercus glauca),


Quercus glauca Thunb., collectie NHN

kastanjes, Celtis, Ficus erata, Azalea’s, Eleagnussoorten, Rhus succedaneum, Bamboes, en Dolychos polystachius, die zich door de andere bomen slingerde: Op Rhus succedaneum vond ik Meikevers, in grootte en vorm overeenkomend met die bij ons, maar verschillend in de kleuren van het schild en de buik. Is het een echte soort? Zijn het klimaat en voeding die deze veranderingen veroorzaakt hebben, die niet opvallender zijn als die welke men vind bij vergelijking van het Mongolische ras met karakteristieke individuen van het Kaukasische? Waarbij slechts de opmerking dat ook bij het Mongolische ras individuen gevonden worden die een overgang naar het Kaukasische verraden. Bij onze Japansche meikevers daarentegen lijken alle individuen helemaal gelijk, en scherp afgescheiden van de Europese meikever, wat dat betreft is er dus geen parallel tussen die rassen. – Gaan ’s avonds aan boord: we worden rond middernacht door 30 sleepbootjes buiten de haven gebracht. –


Castanea crenata

zondag 22 juni 2008

de 22ste
Windstilte. laveren tegen de avond langs de kust van Bingo, -- gaan een ½ mijl van de kust voor anker –

zaterdag 21 juni 2008

de 21ste
Lichten de ankers. Windstilte, drijven in het kanaal gevormd door het schiereiland Hibi en de kust van Sanuki. Peilen 19-20 vadem op een zand en mosselbodem. Gaan in de namiddag voor anker, en Dr Bürger en ik gaan met een bootje naar het eiland Josima, waar we een heel mooi dorpje, Siwaku vinden. De goed gebouwde, doorgaans met daktegels bedekte huizen wijzen op welstand. Hier is een zeer geschikte plek om schepen te repareren, de beste van Shimonoseki tot Osaka. Er is namelijk door een zes voet dikke, van graniet gebouwde muur, een groot stuk aan de kust van de zee afgesloten, zodat bij hoog water zelfs de grootste schepen door een bijzondere deur naar binnen kunnen varen en bij ingetreden eb volkomen droog liggen en nauwkeurig nagekeken kunnen worden; men was op dat moment met meer dan zes vaartuigen bezig waarvan men enkele door middel van rondom aangelegde strovuren aan het verhitten was om ze te bevrijden van de schadelijke scheepswormen.
Aan de kust zelf vonden we niets bijzonders. Naast Rozenstruiken, die hier en daar over de rotsen naar beneden hingen, slechts Chenopodiën, Tatsimame?, Sonchus olerac., Phyllantus, Solanum nigrum, enkele Bromussoorten en wilde haver.


Rosa rugosa Thunb., uit Flora Japonica

Het gesteente bestond uit graniet, dat in tamelijk grote blokken de oevers bedekte. We beklommen een bergrug, die een zeer verkommerde flora liet zien: dwergsparren en eiken, Euria’s, Lespedeza’s, Smilax china. rozen, allemaal zeer laag, nauwelijks enkele voet hoog,


Lespedeza sp.


doorgroeid met Galium, Anhemis grandiflora, Brunella, Cyperus en enkele andere grassen, op een plek Gonocarpus en een paar mij niet helemaal bekende planten.


Smilax china L.

We rustten in een boerenhuis en keerden tegen de avond aan boord terug. Hier en daar is het eiland bebouwd en brengt graan en andere dagelijkse groenten en plantaardige benodigdheden voort.

vrijdag 20 juni 2008

de 20ste
Bevonden ons in de morgen op de hoogte van Muro, doen lengteobservaties, het eiland Jesima en Awasi in het zicht (het west punt van Jesima N+W 45º, N. punt van Awasi. N+O 87º, het Z. P. Z.+ O 14º peilend) Er komt een windstilte, we nemen middaghoogte. Tegen de avond zwakke wind, moeten echter om middernacht toch het anker laten vallen bij het eiland …?…

donderdag 19 juni 2008

de 19de
Begeven ons ’s middags aan boord en gaan met de tegen de avond gunstige wind onder zeil. Zeilen door de Straat tussen Akasi en het eiland Awasi. Het vaarwater door deze Straat is goed: kon met [een peillood van] 30 vadem de grond niet bereiken, de zeelieden zeggen dat de diepte hier 70 vadem is. Aan de kant van Akasi is een rotsbodem, aan de kant van Awasi zand.


De maalstroom van Naruto, uit Nippon

woensdag 18 juni 2008

de 16 – 17 – 18de
Tegenwind vertraagde de boten die onze goederen van Osaka hier naartoe zouden brengen – waardoor onze inscheping enkele dagen werd opgeschoven. Intussen gingen we voor ons plezier hier en in de stad wandelen. Hijoko zelf is een stad van ongeveer 60 straten en 16.000 inwoners en door de aan de oostkant gelegen haven bijzonder levendig. Alle artikelen, de gewone levensbehoeften en die welke speciaal voor zeelieden bestemd zijn, zijn hier te koop in tamelijk goede kramen – waarvan de meeste staan op een brede straat die langs de stad loopt. Daarnaast verkoopt men hier zeer goede stromatten en gegoten ijzerwaren.


De haven van Hyogo, uit Nippon

De haven vormt aan de oostkant van de stad een halve cirkel van meer dan 1 Japanse mijl. Hier liggen voortdurend zeer veel boten, groot en klein, en voor de haven ziet men een zeer groot aantal boten kruisen die op weg zijn naar Osaka. Ik geloof niet, dat er ergens ter wereld voortdurend een zo ongehoord grote hoeveelheid kleine en grote vissers- en handelsboten onder zeil zijn als hier in de baai van Hioko en Osaka. Men verzekerde mij dat in deze grote en enige handelsstad van het Japanse rijk 10.000 grote en kleine vaartuigen in en uitvaren. Met het blote oog kan men er honderden tellen vanaf de meeste plaatsen die een vrij uitzicht bieden op deze zeekust. De oevers van de haven zijn aan beide zijden met zand bedekt waarop men hier en daar zelfs grote vaartuigen bouwt en repareert. De scheepswerven hier zijn beroemd. De haven moet doorgaans meer dan 5 vadem diep zijn en de zeer grote vaartuigen die men dichtbij het strand aan het inladen is, zijn daarvan een treffend bewijs. – Achter de stad Hioko strekt zich van N-Z een tamelijk hoog gebergte uit. De Majasanberg in het N., de Takaijama in het Z. die zich hier bij, verheffen zich achter de zich vanaf Osaka tot vlak bij de stad uistekkende vlakte als een machtige beschermende muur voor de kust en vormen daarmee de basis voor het bestaan van de veelbezochte haven.
Ik bezocht het voor ons bestemde schip, hetzelfde waarmee we van Shimonoseki naar Muro gevaren waren en trof aanstalten voor een aangename bewaarplaats voor mijn levende gewassen en dieren; we moesten ze echter onderbrengen op een vaartuig dat speciaal gehuurd was voor dit doel. We hadden veel plezier in een theehuis.

zondag 15 juni 2008

[Donderdag] de 15de [juni]
Verlaten Nisinomia, komen weer door de eerder genoemde, met bewonderenswaardige vlijt als het ware aan de elementen ontrokken korenvelden – nu oogst van rode en gladde tarwe; ook wordt hier en daar rijst verplant en de stoppelakkers opnieuw geploegd. Vandaag een drukkende hitte 88-90º Fahr.[31-32 ºC]; deze wordt op bepaalde stukken nog onverdraaglijker door de door de mest verpeste lucht. We rusten in een dorpje (…?…) in een zeer mooi theehuis, waar in de voorkamer de op plankjes van cederhout geschreven namen van een veertigtal landvorsten getuigen van een aangenaam oponthoud aldaar. – In de galerij viel mij een op een stroplankje gebouwd nest van een zwaluw met vliegrijpe jongen op, dat met bindtouw was opgehangen als een schommel. Het nest zelf was gemaakt met de gebruikelijke bouwstoffen van zwaluwen, maar met een ronde vorm zoals de nesten van andere vogels en dus niet in de gebruikelijke vorm van huis- of muurzwaluwen. Ik hoorde dat deze zwaluwen hier al ongeveer acht jaar op de genoemde manier hospiteerden. – Tegen de middag komen we aan in Hijo –

zaterdag 14 juni 2008

de 14de
’s Middags verlaten we Osaka en gaan met boten op de Jodogawa naar Amagasaki; op deze botenrijke rivier stuurden we ZW en W door de stad, waarvan de grootte en bevolking heel goed te zien waren. De beide oevers met woon- en pakhuizen bebouwd, waren door de vele boten zeer levendig waarbij onze doortocht een grote menigte toeschouwers naderbij lokte. Er liggen hier verschillende boten van de landvorst voor anker, waaronder ik enkele zeer elegant gebouwde en ook enkele zeer grote zag.
Langs de oever van de Asigawa, een zijarm van de Jodo, staan hier en daar treurwilgen (Salix japonica Th.) waardoor de rivier er zeer bekoorlijk uitziet.


Salix japonica Thunb.

Het landschap is over het algemeen vlak, de bodem zanderig en het landschap heeft zijn vruchtbaarheid dan ook alleen te danken aan de onverdroten vlijt van de landlieden. Uit de stad Osaka komen vaak speciaal ingerichte boten met mensenpoep, deze in Japan meest gebruikelijke mest, waarmee men de hele zomer de verschillende tuingewassen en zelfs koren mee pleegt te begieten
– In de maanden juni, juli en augustus zijn vaak hele landstreken, met name de gebieden die rond de grote steden liggen, ermee besmet hetgeen de wandelaar alle genot beneemt van de echte natuur. Men pleegt hiervoor in het bijzonder uitwerpselen te verzamelen in lang geleden uitgegraven en meestal van een grote aardewerken deksel voorziene kuilen die langs de veldwegen staan. De boer draagt dan de verdunde mest in kuipen langs de voren in de velden en met een grote houten scheplepel begiet hij de gewassen rij na rij. Vaak is ook in de bodem van de kuip een slang van linnen aangebracht waar men de mest naar believen uit kan laten lopen.
Voor Amagasaki gingen we aan land en gingen we te voet door dit lange, grotendeels uit armzalige woningen bestaande stadje; de weg voert van hier door een uitgestrekte vlakte naar Nisinomia, waar wij overnachtten. –

donderdag 12 juni 2008

de 12de
We bezoeken vandaag het beroemde toneel van Osaka. De ingang is versierd met een rij opgehangen, grof geschilderde scènes, een duistere gang voert naar het toneel, dat tamelijk groot gebouwd is over het algemeen in de stijl van onze Europese theaters, maar ruwer en zonder versiering en daarbij oud, eigenlijk alleen vergelijkbaar met een skelet van een Europese bühne. Ook vond men hier niet de netheid en schoonheid die de Japanners overal zo eigen is, voor het ontbreken ervan zijn de toneelspelers persoonlijk aansprakelijk. Men heeft hier, net als bij ons een parterre, parterre loges en hogere loges; maar op de plaats waar bij ons gewoonlijk de galerij is, is hier voor het binnenvallen van het daglicht een ringvormige opening gelaten. Men speelt hier namelijk de hele dag door. Langs de parterre lopen twee wegen, naar het toneel waarover, al naar gelang de voorstelling, de toneelspelers zich tijdens de act naar het toneel bewegen of zich ervan verwijderen, en zo wordt de parterre als het spel dat verlangt vaak zelf een toneel en dan zit men tussen de spelers.

Wij gingen in de parterre zitten. Nu begint men met een trommel en enkele fluiten naar Chinese smaak slechte muziek te maken wat ongeveer een kwartier duurde.
Hierna kwam een toneelspeler naar voren, die door het oplezen van een korte proloog het toneel(stuk) opende. Er werd vandaag een stuk opgevoerd met de titel “Imose Jama”. De toneelspelers waaronder verschillende uitblinkers in hun vak waren, zouden zelfs in Europa algemene bijval gehad hebben. Hun mimiek en hun voordrachtskunst, waarin hun volksaard met de vaak ongekunstelde uitdrukking van hartstocht zich tot een harmonisch geheel vormden, verdient alle lof, en hun vaak kostbare kostuums vergoeden veel van de armoedige inrichting van het theater, waarmee ze in scherp contrast staan. Er wordt alleen geacteerd door mannen, waardoor de voorstelling toch altijd iets (aan kracht) verliest, hoe goed de vrouwenrollen ook ingestudeerd zijn, en des te meer omdat de voorstellingen bij dag plaatsvinden, en geen kunstgreep in staat om is bij helder zonlicht het bekoorlijke van het vrouwelijke geslacht aan te brengen. Toch verliest de voorstelling van het Japanse toneel hierdoor minder dan onder dezelfde omstandigheden in Europa het geval zou zijn: en wel om de reden dat de vrouwen en afgeleefde bijvrouwen van de keizer en de landvorsten, die het meest gebruikelijke onderwerp van Japanse toneelstukken zijn, zo ver ik heb gezien over het algemeen niet bijzonder prikkelend zijn en onder de gebeurtenissen waarbij hun noodlot op het toneel de herinnering waard is, meestal afgetobd en afgeleefd verschijnen, en zo in de ook hier zeer losbandig levende toneelspelers een aansprekend ideaal vinden. Het toneel zelf lijkt overigens op het Europese en het doek dat niet naar beneden valt, maar van beide zijden naar het midden getrokken wordt – sluit de scènes af, de toneelspelers bezig met de voorstelling van een beslissende acte, aan het oog onttrekkend. –

De toneeldecors, die in het algemeen goed bij het stuk horen, bestaan uit samenvoegingen van verschillende staketsels, die de bij de omstandigheden passende voorstelling geven. Men kent hier niet het gebruik van coulissen, daarentegen kan de vloer van het toneel als een draaikruis horizontaal in het rond gedraaid worden, waardoor men een zeer snelle verandering van het decor kan bewerkstelligen. Aan beide kanten van het toneel zijn met bamboematten dichte loges aangebracht,waarin een toneelspeler, op de manier van een koraalzanger de gaten, die de toneelspelers open laten, opvult en de handeling waar het pm gaat nader uitlegt. Het wordt sioorokikatari genoemd; in een andere loge zitten muzikanten meestal samisenspelers die sjamsen hiki worden genoemd.

Het toneelstuk Imos Jama heeft het volgende verhaal tot onderwerp van de opvoering: Een mikado (erfkeizer), Ten Si Ten noo, werd, omdat hij blind was, door een van zijn hoogwaardigheidsbekleders van de troon gestoten, en beroofd van de belangrijkste insignes van de troon; de spiegel en de oude wapens. De blinde mikado vluchtte met enkele trouw gebleven dienaren en bijvrouwen en vind in het Nara gebergte bij Kaska bij een oude jager, hoewel deze arm is, een gastvrije ontvangst. De oude jager kent een middel om de erfkeizer het gezicht weer terug te geven, namelijk het bloed van een hert. Op het doden van een hert staat in de landstreek Nara de doodstraf omdat ze heilig zijn voor de god Kaska Dai Mioosin. Maar de oude jager gaat met zijn jonge knecht en zijn stiefzoon eropuit om het wild op te sporen, doodt een hert en brengt het verse bloed naar de blinde erfkeizer. Intussen wordt de jachtovertreding bekend: de oude jager wordt gegrepen en naar het gerecht gesleept. Zijn stiefzoon, wiens moeder vroeger dagelijks probeerde eerbied, liefde en gehoorzaamheid voor zijn vader dieper in te prenten, besloot zijn vader van het levensgevaar te redden door zichzelf op te offeren. Dialoog van deze zoon met zijn jongste broer, aan wie hij de zaak uitlegt en die hij opdraagt een brief waarin hij zichzelf als de stroper aangeeft zo spoedig mogelijk naar de rechter te brengen. Hij schrijft – de broer haast zich op weg met de brief. Er komen gerechtsdienaren om de stiefzoon te grijpen. Verdriet van de moeder – de zoon herinnert haar aan de vroeger gegeven opvoeding en opdracht van zijn vader te houden. – het verdriet van de moeder wordt hierdoor alleen maar erger: De gerechtsdienaren rukken de zoon uit de armen van de moeder, die een harde strijd met de moederliefde moet strijden: monoloog van de moeder, in vertwijfeling het zesde uur (de tijd waarop de zoon berecht zal worden) tegemoet ziende – de vertwijfeling wordt met toenemende slagen van de klok opgevoerd: (deze rol werd voortreffelijk gespeeld door de toneelspeler) en met de zesde slag verstomt ook de weemoedige stem van de in elkaar zakkende moeder.—ze ligt in onmacht – de vader wordt door het gerecht onschuldig verklaart en uit blijdschap hierover, zonder echter de oorzaak van zijn vrijlating te kennen, een beetje beschonken keert hij naar huis terug en vind daar zijn vrouw in vertwijfeling – Hij krijgt van haar de oorzaak van haar tostand niet te horen. Komt zo bij de dienaren van de keizer – die het opvalt de oude jager bijna dronken door her gerecht vrijgesproken van straf te zien. – Ze krijgen argwaan dat de oude jager misschien het geheime toevluchtsoord van de mikado heeft ontdekt en vragen hem ernaar. – Hij kan op geen andere manier zijn trouw aan de erfkeizer bewaren dan door de opoffering van zijn echte zoon (die de brief naar het gerecht heeft gebracht). Hij vermoordt hem om te bewijzen dat hij de keizer niet verraden heeft. De moeder komt bij uit haar eerdere verdriet en zinkt met haar vermoorde tweede zoon in haar armen nog dieper in vertwijfeling terug.: Nu krijgt de vader het hele verhaal te horen – maar intussen komen voorname personen die vroeger aan het hof van de blinde mikado geleefd hebben met de blijde boodschap dat men bij het graven van de kuil waarin de stroper levend begraven zou moeten worden, een schat, namelijk de insignes van de keizerlijke troon, die de troonrovers in het gebergte hadden verborgen, gevonden heeft, waardoor het leven van de zoon van de jager gered is. Daarop komt de stiefzoon met een feestelijk gevolg de spiegel en de oude wapens van de mikado brengen, die ook juist genezen van zijn blindheid, met de hem toebehorende insignes het recht op de troon weer op kan eisen, erop uittrekt. – Wordt vervolgd.

woensdag 11 juni 2008

de 11de
De audiëntie bij de beide stadhouders zal in de middag plaatsvinden. Wij komen, nadat we een lange reeks straten zijn doorgetrokken, bij hun woningen die ik hier veel schoner vond dan in Miako; de audiëntie verliep zoals gebruikelijk en na afloop ervan werden we op Japanse wijze onthaald. Hierna gingen we naar de koopman die het koper voor de Hollandse en de Chinese factorij levert en bekeken de manier waarop de koper bereid wordt vanaf het smelten van het erts tot het gieten in de bekende baren. Zie vertaling.


Koperbaren, collectie Naturalis


Kopererts, collectie Naturalis


Kopersmeltproduct, collectie Naturalis

Deze bijzonder rijke man onthaalde ons helemaal op Hollandse wijze met een Europees tafelservies, we onderhielden ons tamelijk goed en begaven ons vandaar naar een vogelverkoper, waar wij naast enkele kraanvogels en adelaars, waarvan de prijs zeer hoog was, niets bijzonders vonden en kwamen pas ’s nachts thuis.
---------------------------------------------
Deze vriend van de Nederlanders gaf mij een korte beschrijving van deze manier van vervaardigen en een mooie verzameling van de op elkaar volgende producten van ruwe erts tot baren koper. Ik gaf deze later ter bewerking aan de heer Dr Bürger

dinsdag 10 juni 2008

de 10de
Vandaag trekken wij naar enkele buiten de stad gelegen tempels. Het is juist nu vlaggenfeest Gok’wats’ no Seku, de straten en de bewoners zeer schoon, en in de winkels en kraampjes waar de handelsproducten van het hele rijk als het ware tentoongesteld zijn, is alles smaakvol geordend. We trekken over de Sinsai brug; de stad eindigt in siertuinen en kwekerijen van de hier zo beroemde plantenhandel. Hier opent het landschap zich in een uitgestrekt vlakte. Het is nu tijd voor de tarweoogst. Hier snijdt men, daar trekt men het koren met wortel en al eruit. Men stroopt in een van bamboe gemaakt strop de aren eraf, om de stro onbeschadigd te behouden. De aren worden gedroogd in de zon, gedorst (von Siebold schrijft gedroschen ipv gedreschen) en dan in een wanmolen gezuiverd en zo wordt op de graanvelden zelf het graan als korrels geoogst. We gaan door meerdere dorpen, waar men planten verkoopt; op dit moment wordt bamboe verplant; juni is namelijk de beste tijd hiervoor. We rusten wat in een theehuis, Ten Tsaja, waar lang geleden de Shogun Taikosama gerust zou hebben; men laat ons een hutje zien waarin hij zich opfriste. We trekken verder door graanvelden en komen bij een theehuis Naniwaja: waar een zeer uitgestrekte dennen/sparrenboom, met een omvang van 135 stappen voorgesteld wordt als zeldzaamheid van de tuinierskunst.


Callicarpa sp.

Hierna bezichtigden we een shinto tempel Sumijoos’ (Beschrijving en afbeelding van zo’n tempel.) Hier wordt een dans door de vrouwen van de priesters gedanst, kamikakura. Zeer eenvoudig in zijn soort. De vrouwen zijn gekleed in het wit. [Ze] houden een klokkenspel Zusz genaamd in hun handen. (afbeelding daarvan). Na het verlaten van deze tempel, trekken we weer door een uitgebreid korenland
Er worden hier voortreffelijke Tarwe (3 ondersoorten) Murasaki, Bardana [*?], pompoenen, sojabonen, ramenassen en andere groenten verbouwd. De grond is zanderig en alleen vlijt en kunst maakt deze vlakte zo vruchtbaar. Men begiet de aarde met verdunde mest, waaraan de boerengezinnen zelf het meeste bijdragen, en ze hebben ook voordeel van de door langs de landwegen geplaatste vaten die gemak verschaffen aan de reizigers en zorgen door overal uitgegraven plassen met een waterput voor water voor het begieten.


Raphanus sativus 'Hortensis'

We komen bij de tempel Tonosin, de eerst Boedhatempel die ooit gebouwd is. Nog helemaal gebouwd in de vorm van een vroegere Shintotempel. Hier is een kolossale toren helemaal uit hout opgericht; genaamd (Gozunoto) Dr Bürger en ik bestegen deze [toren] tot aan de 4de verdieping, waar 77 treden naartoe voeren; dit gebouw schijnt zijn stevigheid te ontlenen aan een in het midden staande zeer dikke boom, net als de grote mast van een schip; ik schatte de hoogte van het gebouw op 120 Parijse voet [xx m]. Wij genoten vanuit het gebouw van een uitgebreid uitzicht op dit vlakke landschap: waar het nu wemelde van de mensen, deels stedelingen die de tempel bezochten, deels boerenlieden die bezig waren met de oogst. We gebruikten het middagmaal in een zeer mooi theehuis in de buurt en keerden naar huis terug, waar we nog enkele handelaren in planten bezochten en door de straten trokken waar men levende dieren verkoopt. Ik vond helaas weinig voor mij interessante gewassen. Het is onbegrijpelijk, hoe de Japanse plantenhandelaren in ieder jaargetijde hun tuingewassen verplanten en de gewassen zijn zo gewend aan het verplanten dat ze op ieder moment uit de aarde genomen kunnen worden en niet een keer treuren. De aarde waarin met ze gezet heeft, is voor hen alleen maar een tijdelijke rustplaats die hen vaak slechts enkele dagen of zelfs voor een overnachting is gegund – overdag worden de planten er weer uitgenomen en rondgedragen om ze te verkopen. Aan dieren vond ik naast een gazelle, beren, herten, apen, tanuki, ook nog huiden van Ottaria en Pterinis petarista [*?]; ook had ik hier eerder (( op de heenreis)) een wolf (Ogame) en een wilde hond (jamainu) gekocht. – De volksklasse Eta houdt zich uitsluitend bezig met het verzorgen en verkopen van wilde dieren.

maandag 9 juni 2008

de 8e en 9de breng ik door met het kopen en bestellen van dingen die ik nodig heb voor mijn onderzoek.

zaterdag 7 juni 2008

de 7de

VERTREK NAAR OSAKA
Vandaag zouden we vertrekken: We trekken over de mooie Sansioobas brug naar de Tsionin tempel, een zeer groot gebouw van 3000 matten. – de Keizerlijke familie ter plaatse; Dan naar de Shintotempel Giwon, waar we ons wat verfristen in een restaurant, van alle kanten omgeven door toeschouwers, daarna naar de Kioms tempel, waar we genieten van een prachtig uitzicht op het NW deel van de stad; dat wijd uitgespreid voor ons ligt, rondom met tempels die met hun brede massieve daken uitsteken boven de honderdjarige boomtoppen.

Van hier voert een smal paadje langs een groot en zeer goed onderhouden kerkhof naar de mooie Odai tempel; vandaaruit naar de zo bekende Daibuts tempel,die honderden jaren geleden is afgebrand(?) men laat ons hier nog overblijfselen van de brand zien, zoals ringen en ijzers waarmee vroeger de zuilen en balken met elkaar waren verbonden. – Een enorme hangring van een tempeltoren. Een kolossale van korenaren gemaakt blad van de heilige Bloem Nelubium,


Nelumbo nucifera Gaertn.

daktegels en dergelijke, alles met het stempel van een kolossaal gebouw nog met zich mee dragend: We bezochten het graf van de beroemde Daiko, dat tot mijn grote verwondering zeer slecht onderhouden – -- helemaal vergeten leek te zijn, uiterst eenvoudig op een vierkante stenen muur slechts een ongeveer 8 voet verheven opschrift. Het geheel omgeven door een bamboehaag. De plek heeft een romantische schoonheid, vlakbij een bekoorlijke bamboehaag.

Hierna verfriste ik me in een nabijgelegen theehuis met een glas rijnwijn en selterwater en bekeek een zeer grote klok ongeveer 8 voet [2,4 m] in doorsnede, de mond met een dikte van een sjak (Beschrijving van Japanse klokken), en bezochten de Sansju san gen doo tempel. Een van de oudste tempels gebouwd door Daiko die ik hier heb gezien, beroemd door de 333333 goden. In werkelijkheid zijn het 10001 godenbeelden, één levensgroot dansend (Sensjukwanon), één kolossaal – Daarnaast nog 28, pasosesin genoemd. Deze goden staan 10 man hoog in twee lange rijen met in het midden het kolossale beeld. Achter deze tempel plegen de aanzienlijke personen van het rijk te boogschieten, waarbij de schietschijven op een afstand van 66 ken staan. (iets over het boogschieten).
– We zetten hierna onze reis voort naar Fusimi, waar mijn vriend Hikonoske me opwachtte. Ik bekeek samen met hem nog enkele zaken die te maken hadden met mijn onderzoek, we aten ’s nachts en scheepten ons in op de beroemde Jode gawa naar Osaka. Men heeft voor de regelmatige passage van de verschillende vorsten uit het ZW van Japan zeer goed ingerichte boten, die in vergelijking met de zogenaamde trekschuiten in Hollend er bijna nog beter afkomen. De al bijna een uur geleden aangebroken nacht onttrok het uitzicht op dit zo prachtige landschap dat al eerder mijn aandacht had getrokken
Met het aanbreken van de dag waren we niet ver van Osaka, wat te zien was door de witte torens van het kasteel, die hier en daar blinkend boven het in prachtig groen geklede landschap uitstaken. De meeste steden en met name de voorsteden zien er door de vele tuinen, bosschages, en beschaduwde tempels doorgaans uit als uitgebreide bosschages. We voeren onder meerdere grote bruggen door, aan beide kanten waren de oevers van de rivier begrensd door huizen, en zo bereikten we de stad, waar wij een korte tijd later aan land gingen.

vrijdag 6 juni 2008

de 6de
De misselijkheid van onze gezant had de audiëntie bij de Sosidai en de beide stadhoudersvertraagd tot op vandaag. Na de middag trokken we begunstigd door heerlijk zomerweer uit onze hof naar de kastelen van de groten. Voor onze herberg had zich veel volk verzameld dat over het algemeen echter het stempel van behoeftigheid droeg: want men kan het publiek bij dergelijke stoeten niet vergelijken met het Europese publiek waar groot en klein, hoog en laag zich mengen. Hier houdt de gemaakte grootheid van voorname personen ze ver van zulke oploopjes.
– We trokken eerst naar het noorden daarna naar het westen door de straten die veel smaller en minder schoon zijn dan in Edo – Er worden voor de apothekerswinkel zelfs medicijnen gedroogd: waaronder zich een groot aantal hertenfoetussen bevond die vanuit China hierheen gebracht worden: (iets over artsenij). We trokken door een groot deel van het westen van de stad, waar we in de tussenruimten op kruispunten een tamelijk vrij uitzicht hadden op de bergen die de stad omgeven.We kwamen tenslotte bij het kasteel van de Soisdai, dat omgeven met een niet al toe goed ondehouden gracht en een lage muur, waarop oude, nauwelijks‘6 voet hoge palissaden dienst deden als verschansing, een armzalig entree bood. – dat echter door een mooie laan van dennenbomen gedeckt werd. Hier opende zich een brede straat, die rondom het nu tevoorschijnkomende eigenlijke kasteel van Miako lag, waarvan d muren en ijzeren toren nu bij het voorbij trekken voor ons verscheen, naar de woning van de Sisidai voerde. De dragers en bedienden moesten onze norimono met geweld door het van alle kanten opdringende volk werken dat zich hier voor de woning van de Sosidai verzameld had.
– Omhuld door een stofwolk stapten we uit onze draagstoelen in het voorhof van deze aanzienlijke persoon waar aan de rechterkant de vrouwelijke schoonheden en links het mannelijke volk en de onderdanen van deze vorst ons aanstaarden. Nu komt men, met pantoffels zonder hoed bij een hitte van 85º Fahr over de met stenen bestraatte hof bij het portaal, trekt de pantoffels uit – maakt de hier in uiterste stijfheid zittende bedienden een compliment, gaat langs een rij bogen, geweren en andere oude wapens – daar zit weer een bediende die ons verwelkomt, voor hem maakt de gezant op de grond knielend een compliment. Men gaat nu in strenge volgorde van rang, op de matten zitten, er wel voor zorgend dat zijn voeten met de mantel te bedekken. Als eerste verwelkoming van de vreemdelingen die op de grond zijn gaan zitten, wordt er door stijve bedienden rookgerei gebracht. – Men wordt zelf ook stijf van het gedwongen zitten. We drinken gemalen groene thee (eigenlijk een theebrei).
– Nu komt de secretaris van de vorst, die wij Europeanen weer op Japanse wijze een compliment maken. We spreken weinig woorden met te veel omslag en eindeloos veel complimenten: een beleefd gesprek is hier onmogelijk want de tolk vertaal toch wat hem tijdens zijn uitbarsting van complimenten invalt of liever, wat hij pro forma uit zijn hoofd geleerd heeft en van oudsher gewend is om hier te zeggen, en dat alles‘zeer langzaam – gesproken. Ieder woord van de secretaris met een Ja – (he! – he! – hehe!he! – ) als begrepen bekrachtigend en ons zijdelings niet erg nauwgezet vertalend, in enkele afgebroken zinnen, bij de uitvoering waarvan het op tijd naar lucht happen heel belangrijk is. Hierna gaan we naar de audiëntiekamer zitten er ultimo loco. Onder een door de bedienden geboden St! St! komt van de zijkant de Sosidai die op een verhoogde plaats gaat staan en wij buigen het hoofd diep naar de grond.
Een bij de deurzittende heraut roept met luide stem ”Daar komen de Hollanders op audiëntie” en deelt de rangorde van het gezantschap personeel en de tolken mee. De gezant maakt via de tolk en een intermediair zijn compliment, deze wordt overgebracht aan de Sosidai, – Deze laat zijn tegencompliment maken en verlaat met zijn talrijke gevolg de kamer.
We gingen nu naar een andere zaal, waar we onthaald werden met thee en suikergebak en vanaf de zijkanten door doorschijnende matten door de vrouwen en de familie van de vorst bekeken werden. – Er werden ons door tolken verschillende vragen gesteld; men brengt klokjes om te bekijken en aan te geven uit welk land ze komen; – vogels – men vraagt over de nachtegaal en dergelijke. Intussen merkte ik de vorst op die ons nader bekeek vanuit de vrouwenzaal – na een kwartier we verlieten dit paleis van de Sosidai– dat zoals alle woningen eenvoudig en proper van hout was gebouwd. We gingen bij de beide stadhouders op bezoek, deze bezoeken verliepen op dezelfde manier. – en kwamen vermoeid door het maken van de Japanse complimenten in onze herberg aan. – De straten waar we doorheen trokken, zagen er doorgaands onvriendelijk uit, veraadden geen bijzondere welstand en enkele zelfs behoeftigheid, want de huizen waren voor het grootste deel slecht onderhouden. Maar er waren veel winkels en kraampjes met porcelijn, tabak en rookgerei, lantaarns, gedroogde vissen en algen – godsdienstige dingen als godenbeeldjes, rookvaten, rozenkransen etc. – oude en nieuwe kleding, haartoiletartikelen, kleurstoffen – ijzerwaren , suiker (kurosaton) . lakwerk, strowerk, matten e.d., boeken – oude haarwekjes van lakwerk en metaal, sabels, stoffen, penselen, papier, messing- en koperwaren, schaak- en andere spellen, suikergebak, boekbinders, muziekinstrumenten, uithangborden, speeltuig, payong, dun, slecht glaswerk, geschenkbandjes, tabak, pijpen, schoenen, plumeaus, groene groenten, vruchten, hennep, prenten, apotheken, keukengerei, bloemisten. Men gebruikt hier vaak karren die worden getrokken door ossen. Door een over de ossen gespannen zeil probeert men deze te beschermen tegen de hitte van de zon.

donderdag 5 juni 2008

de 5de
Breng de avond door met mijn vriend Hikonoske en zijn beminnelijke gezin. De jonge dames van stand zijn, zoals gezegd zeer goed opgeleid, en men kan zich met hen heel goed op Europese manier onderhouden (Ik leerde de jonge meisjes ons vaderlandse zwikspel, waarbij ik zo vaak mogelijk laatste werd, om de afgesproken straf te mogen ondergaan – NB. (Ik speelde op mijn oude dag om kussen.) Levensmiddelen, etenswaren zijn hier goedkoper dan in Edo, maar in vergelijking met andere steden duur. – Sake daarentegen is zeer goedkoop en goed.

woensdag 4 juni 2008

de 4de
Er worden verschillende vogels gebracht om te bekijken, waaronder ook een Francoline, een soort veldhoen met sporen: Men vraagt er 10 kobang voor; [ik kan deze vogel niet kopen, hoewel hij zeldzaam is] Onderhoud me ’s avonds met mijn vriend Hidejoske. Hij laat zijn hofkleding van huis halen om me het kostuum van de keizer en de overige groten in de daili duidelijk te maken. Een soort van broek sasinuki genaamd. Een wijd-armige mantel, kaiginu, een smalle sleepmantel, kioo, een sjerp isinobi, een muts, jebosi, zijn de belangrijkste kledingstukken van de kinri en zoals van alle groten in de daili. De isinobi dient als onderscheidingsteken voor de rang: de kinri draagt hem bezet met (edel)stenen de kambak met schildpad (karet), de daizin met granaten. Minderen in rang [hebben er een] met buffelhoorn en horens van andere dieren, Bildstein1 etc. Sabels worden alleen gedragen door de kinri en zijn eerste hovelingen zoals de kambak, en de daizin, en wel slechts een. Ook deze sabel draagt rangkentekens.
Aan het hof heeft iedere dienaar in de dairi een houten spatel, sjak genaamd in de rechterhand. Hij wordt zo vastgehouden dat de hand nauwelijks te zien is; daarmee wijst en duidt iedereen in de dairi, het is een gebruik dat vergelijkbaar is met de veldstaf onze van militairen. De kleding van de kinri is wit van kleur: hij draagt ieder kledingstuk slechts een dag, daarna geeft hij het als geschenk aan zijn otsubone.
De kleding van de keizerin (haar titel is kugun-sama of nijogo) wijkt wat het voorkomen betreft niet veel af van die van andere Japanse vrouwen. Maar de haarstijl die bij de Japanse vrouwen zo’n grote rol speelt, is zeer eenvoudig, de haren zijn slechts naar achter gekamd, met tussenruimten gebonden, en vals haar er ingevlochten; over de rug tot op de voeten hangend en vaak over de grond meegesleept. De wenkbrauwen zijn bij de keizerin en de bijvrouwen afgeschoren. NB zodra ze een kind krijgen, boven de wenkbrauwen dragen ze twee op ogen lijkende tekeningen genaamd tensjomaju. De wenkbrauwen verwijderen alle japanse vrouwen, zodra ze vruchtbaar zijn, maar dat doen ook onvruchtbare matrones en oude juffrouwen (de laatste zijn zeldzaam in Japan), om niet met hun steriliteit te koop te lopen. De otsubonen dragen een eigen broekachtig gewaad hi no hakama dat vuurbroek betekent, omdat hij rood van kleur is.

dinsdag 3 juni 2008

de 3de
Vervolg.
De stad Miako wordt bestuurd door twee stadhouders, de matsibugjo, die door de shogun uit Edo gestuurd zijn: Ze wisselen elkaar iedere maand af als bestuurder en na 3-5 jaar worden ze van Edo uit afgelost door anderen: De eerste persoon, eigenlijk de plaatsvervanger van de shogun in Miako is Gosjosidai, altijd een vorst met de titel mats’daira, deze behartigt alle aangelegenheden tussen de beide hoven en de andere landsvorsten en alle vreemdelingen die Miako bezoeken. Ook deze post wordt om de 3 tot 5 jaar gewisseld: de kinri heeft een wettige vrouw, de dochter van de eerste grote aan het hof van de kambak, en naast deze nog 12 bijvrouwen utsuboni genoemd, maar dit vrouwelijk gezelschap stijgt vaak tot boven de twintig mannelijke en vrouwelijke kinderen, met rechten of verwekt bij de bijvrouwen, worden naast troonopvolgers bestemd als priesters en priesteressen (miasama) van belangrijke tempels zoals in Niko etc. Sterft de erfprins, dan volgt zijn jongere broer hem op, ook als hij al priester is geworden. Ook zonen verwekt bij bijvrouwen kunnen troonopvolger worden. Als de kinri geen mannelijke nakomelingen heeft, dan neemt hij de zoon van de eerste grote aan het hof van de kambak etc aan als aangenomen kind.

Bij de overname van de Keizerlijke waardigheid (dai-sjo-e) worden er in de daili grote feesten gehouden, waaraan de stad Miako en het hele rijk deelnemen: Er komen afgezanten van alle landvorsten en de feestelijkheden duren vaak meer dan een jaar, ook de naam van het jaar, nengo, wordt bij een troonovername veranderd. Jaarlijks worden door de kinri aan de shogun en omgekeert gezanten gestuurd: In de daili woont de kinri in een paleis dat op een shinto-tempel lijkt, die oude religie speelt ook een belangrijke rol in het leven van de kinri; na zijn dood wordt hij beschouwd als aanhanger van de Buddo godsdienst en bijgezet [in de] Sennijosi –tempel in Miako; op het keizerlijke graf rust een gedenksteen met 13 treden2 en de gestorvene wordt vereerd als een halfgod, kami, en in gedachtenis gehouden, maar er wordt voor hem geen mia opgericht. Tijdens zijn regeerperiode bezoekt de kinri geen andere shinto- of Boeddha tempel; maar als hij is teruggetreden, kan de sentoo Boeddhatempels bezoeken. De kinri mag met zijn voeten de aarde niet aanraken, daarom legt men matten neer als hij buiten het paleis gaat wandelen: hij wandelt hier alleen begeleid door zijn bijvrouwen en buiten zijn eerste dienaars zoals de kambak etc. mag niemand hem zien. In het paleis wordt hij alleen door vrouwen bediend: Dekinri en de sento hebben het hoofd niet kaalgeschoren, maar hun haar is met gouddraad bijeengebonden als een bundel met een naar voren gerichte vlecht3. De snorrebaard en knevel zijn niet meer gebruikelijk. In de daili kunnen zonder toestemming wel vrouwen, maar geen buitenlandse mannen komen. Aan de zes torens van de diari bevindt zich een wacht die rok-mon heet.

maandag 2 juni 2008

de 2de
Vandaag kreeg ik bezoek van mijn vriend de keizerlijke arts Hikonoske, Liodai, Lioozun, Siogen, en verschillende anderen. Ik maakte van de gelegenheid gebruik om enkele inlichtingen over Miako te verzamelen, die ik hier neerschrijf in willekeurige volgorde. Miako is van oost naar west 2½ ri (Jap. mijl) en van N naar Z één ri lang. Deze stad heeft 170.000 huizen, buiten de dienaren en ambtenaren van de mikado, de soldaten van de landheren, de monniken, en artsen wonen er 78.000 mensen en de totale bevolking kan wel 1.200.000 zielen belopen. Het aantal straten, en bruggen werd overdreven, maar van het aantal woningen van landheren, kura jasiki telt men er ongeveer 200. Het keizerelijke slot wordt daili genoemd, hier woont de erfkeizer met de zijnen; dit slot heeft een oppervlakte van 8 ‪ tsjo (straten). De erfkeizer voert gewoonlijk de naam kin-ri, dat betekent “hemel zoon”, ook in de Chinese taal is het Ten-si4. De huidige erfkeizer heet Hotoje en is 24 jaar oud5 – de Vader van de regerende erfkeizer wordt sento genoemd: die van de tegenwoordige leeft nog en heet Singi [*?] en is 60 jaar oud. De erfkeizer kan, als hij een zoon van 7 jaar heeft, zijn waardigheid neerleggen en zich terugtrekken, en zo geschiedde het 9 jaar geleden. De groten in de dairi zijn: a) kambak (1) b) Daisin (5) en Goseke (5).
De kambaku is hoger in rang dan de shogun (de wereldlijke keizer) in Edo, die de rang van daisin heeft, maar naar verdiensten een hogere rang kan krijgen. De erfkeizer en alle groten in de daili worden door de wereldlijke keizer voorzien van inkomsten. Maar deze zijn klein in vergelijking met [de inkomsten van] de andere groten van het rijk. De kinri krijgt jaarlijks 100.000 Koku, in Hollandse guldens ongeveer 1.200.000. In de daili zijn zes ambtenaren van de wereldlijke keizer, die zich allemaal bezighouden met aangelegenheden tussen de kinri en de wereldlijke keizer (tot zover vandaag). Er komen twee zeer knappe meisjes, de dochter van een rijke koopman en die van mijn vriend Hikonoske bij me. De voorname ongetrouwde vrouwen dragen lange mouwen, zijn zeer subtiel in hun gedrag en op hun manier werkelijk goed gevormd, zeer netjes gekleed. [Ze] maken zich op en gedragen zich net zo schuchter als onze jonge vrouwen, zonder echter de minste arrogantie of pretenties te laten merken door hun houding. Hun wetenschappelijke vorming bestaat uit schrijfkunst, muziek en wat poëzie. Enkelen van hen verstaan Chinees.

zondag 1 juni 2008

de 1ste juni.
Trekken in gala met slecht weer over een slechte weg naar de oude residentie. Men gebruikt hier in dit land vaak door ossen getrokken karren, waarvan de plompe wielen met een breed spoor de weg zeer bederven. Men zoekt de sterke en taaiheid van deze karren slechts in de verhoogde verhoudingen van grootte en dikte en zo worden deze karren tot zulke buitengewoon logge en massieve apparaten verheven, die juist door ondersteuning door middel van ijzeren banden, assen en dergelijke in tegenstelling staan met onze vrachtwagens. Bij het dorp Jamisina was men juist bezig om een grote boom weg te slepen en de daarvoor gebruikte kar, waarvan de wielen een meer dan 1½ voet [45 cm] dikke krans hadden en meer dan 8 voet [2,4 m] hoog waren, had men uit de verte eerder voor een schavot dan voor een wagen gehouden. Spoedig kwamen we bij de voorstad van Miako, Santsio, waar wij over de osansiohas en kohansiohas bruggen in de residentie kwamen, hetgeen wij merkten aan de vrienden en de waard, de ons hier begroetten, maar niet aan de aanblik van de straten, die er in vergelijking met die van Edo en Osaka zeer slecht uitzagen. Enkele onbeduidende winkels, en veel, meestal slecht gekleed, volk was alles, en na het doortrekken van enkele straten kwamen we bij de herberg aan waar we al eerder logeerden. –

VERBLIJF IN MIAKO
Spoedig na aankomst kreeg ik bezoek van mijn vrienden en leerlingen die mij door het bezorgen van de opdrachten die ik ze eerder gegeven had, het bewijs van hun aandacht en zorg gaven: het was voor mij onder andere zeer welkom te vernemen dat mijn leerling Kletaro gelijk na mijn vertrek de zeldzaamste gewassen van de flora van Miako levend had verzameld en ze had opgestuurd naar de botanische tuin [in Deshima]. Ook onze oude pseudohollander van Gulpen was hier aanwezig en bracht me als oude theebroeder de lang beloofde verhandeling over het feestelijk drinken van de gemalen groene thee. – –

zaterdag 31 mei 2008

de 31ste
Vroeg opgebroken uit Itsibe kwam ik, de stoet snel vooruitlopend, in Mumenoki aan, waar de vroeger genoemde geneesmiddelenkraampjes stonden. Ik had de waard bij ons vertrek de opdracht gegeven de merkwaardigste gewassen uit de omgeving te verzamelen en te laten opsturen naar de tuin in Deshima. Met genoegen hoorde ik dat hij al een maand geleden een aanzienlijke verzameling daarheen had gestuurd, waarvan hij me de lijst overhandigde. Hierna bezocht ik in het volgende dorp …. een monnik, die mij bekend was als bloemist. [Ik] vind een mooie tuin waarin enkele zeldzame gewassen zoals Nymphaeen, Aralia’s, Bladhien, Acer, Lelies en dergelijke geliefde gewassen staan.


Lilium auratum

We houden middagrust in Kusats’, een zeer druk bezocht stadje vanwege de walvisvangst in het buurtschap Ise. Voor dit stadje, waar de weg naar Ise kruist met de grote landweg, zijn verschillende grote vierkante‘zuilen opgericht die als wegwijzer dienen. Veel hotels, waar bij ingang op linnen stijve uithangborden de namen van de bekendste goden uit Ise staan.
In Kuwats’ worden uitsluitend bamboestokken verkocht. Het zijn de wortels van een bamboe genaamd Bambus Moosoo, die het best in de winter opgegraven kunnen worden, deze wortels, die meestal krom zijn, worden met olie bestreken en boven een kolenvuur gestrekt.


Bambus moosoo

De Japanner gebruiken de dunste stokken alleen als rijzweep. De dikke zijn zelden zonder vlekken en met gelijke knobbels.
Trekken daarna de Setabrug over, waar men een betoverend uitzicht op de grote zee heeft. Gaan door Zeze, de mijlenlange stad met een kasteel, waar ik achter de stoet aanlopend de opperbanjoost tegenkom, en hem uitnodig in een theehuis, dat daar beroemd is vanwege het prachtige uitzicht, met mij een verfrissen te nemen. Ik breng met deze man die mij zo begunstigt, een zeer aangenaam uurtje door. Men eet hier als bijzonder lekkernij een soort versgevangen karper (genaamd …?…). Zeze en Ots’ lopen haast ongemerkt in elkaar over en ik trok door de lange straten en kwam met invallende avondschemering in Otsu aan bij het zeer propere hotel van de al meer genoemde vorst van Nakats. Genoot [vanuit een hiervoor speciaal gebouwde kamer] op de van tinnen het dak van het huis van een heerlijk uitzicht op de ondergaande zon, die, met spaarzame stralen op de glanzende sneeuw op de rug van de berg Hira, de hoogte en de noordelijke ligging van deze berg duidelijk maakt.

Ik had onderweg een tegelbakkerij bezocht en nu kwam op mijn verzoek deze tegelmaker bij mij op bezoek om de manier waarop de tegels vervaardigd worden nader te leren kennen. De daktegels in Japan zijn zeer goed en sierlijk bewerkt en geven grote gebouwen met name de Boeddhatempels waarvan de daken naar Chinese smaak ook nog doorgebogen zijn een zeer goed voorkomen. Ze worden niet zoals de Europese meestal uit een stuk vervaardigd, maar uit verschillende stukken gemaakt, aangepast aan verschillende doelen. De pijpaarde wordt nadat ze meerdere dagen met de voeten is gekneed, in grote vierhoekige stukken gevormd naar verhouding van de te maken tegels; nu snijdt men met een door een boog gespannen koperdraad een voor een schijven van de gewenste dikte af. Deze worden met een breed stuk hout op een bolle plank, genaamd mojagata, die de vorm van de tegel heeft, geslagen en dan in een rij gezet om te drogen. Dan neemt men ze een voor een en besnijdt en vormt ze op een andere concave, net als een pottenbakkersschijf op een vaste voet bewegende plank genaamd arasi, en vormt zo de gewone daktegel, genaamd sitsinino narabi, en daarna worden naar believen versierde randen en eindstukken op een speciale plank (kirikata) tegen de gewone tegel gelegd en eraan vastgemaakt.
De vormen uit hout worden in de leem geslagen en door het bestrooien met gipspoeder (kirikara) wordt het vastkleven verhinderd: Naast het genoemde gereedschap gebruikt men nog enkele andere eenvoudige zoals een gekromd mes, een getand hout om bij het aanzetten van de randen de vlakken van die randen ruw te maken, een kluit van in water gedoopt leer om de tegel tenslotte aan de randen nog iets gladder te maken, etc. Deze tegels worden hierna gedroogd en 5 bij 5 op elkaar gestapeld, en, al naar gelang de kwaliteit van de aarde, 3-5 uur gebakken. In de regel hebben de gebakken tegels een glanzend zwarte kleur, net zoals bij on het gebruikelijke ovenzwart, dat nu eenmaal in de aarde zit. De tegel zijn uiterst zorgvuldig en mooi bewerkt, daarom zeer duurzaam en precies aan elkaar passend). Maar juist vanwege de moeizame manier van bewerking kan een man er niet meer dan 150 per dag maken.
Ik liet hierop de tegelmeesters de manier zien waarop wij onze eenvoudige platte dakpannen maken door middel van ijzeren rand die de vorm eraan geeft, en ze waren zeer verbaasd toen ik hen aangaf dat een man er 600-1000 per dag zou kunnen maken. Ze hadden me goed begrepen en probeerden enkele toepassingen van de ijzeren rand op hun eigen vormen te maken.
’s Avonds kreeg ik nog bezoek van enkele vrienden uit Miako. –

vrijdag 30 mei 2008

de 30ste
Ga haastig [lopend] vooruit naar Sakanosta, waar een bekende van Dr Tsoan planten en andere naturaliën verzameld heeft en me hierover gisteren heeft ingelicht. [Ik] vind daarbij onder andere een zeer grote levende Triton, enige kruiden en stenen. Zet mijn reis voort door het plantenrijke gebergte Suzukajama. Zeer veel zeldzame planten. Prachtige uitzichten, [we] worden in Zusuka zeer plezierig verwelkomd door leuke bergmeisjes. Harde regen verhindert me dieper het gebergte in te gaan. De flora van dit gebergte, voor het grootste deel eiken, beuken, esdoorns, cypressen, Thuja’s, Sassafras, Aralia’s, Weigelia’s,


Weigela coraeensis

Ligustrum, Smilaceeën, Deutzia’s, Taxus baccat[a] (zeldzaam),


Taxus cuspidata Sieb. & Zucc.


Taxus cuspidata Sieb. & Zucc.


Evonimus, Mimosa arborens. [*?]verschillende mij nog onbekende niet bloeiende bomen, en struiken. Houden middagrust in Tsutsijama, bekijken in het dorp Natsumi veel fonteinen en komen met zeer slecht weer laat aan in Isibe.


Euonymus

donderdag 29 mei 2008

de 29ste.
Zetten onze reis voort van Jokaitzi over S’ono en het kasteel Kamejama naar Seki. Het landschap is in de regel vlak, rijstvelden, gerstbouw, lichte sparrenbossen, hier en daar kleine meertjes, verschillende Nymphaea’s. –

woensdag 28 mei 2008

de 28ste
Gaan even na 7 uur onder zeil naar K’wana over de Bocht Miawatasi naar Sagawatasi westelijk sturend, [varen met?] lichte bootjes zonder snavel, [krijgen?]een mooie hut. Sterke tegenstroom. Na enige uren hadden we de tegenoverliggende kust bereikt en liepen de monding binnen van de rivier Nabeta, die hier zijn loop vanuit Kiso beëindigd. West zuid west en later WNW sturend, de rivier is ongeveer 400 voet [120 m] breed en meestal niet dieper dan 10 voet [3 m]. Van het westen naar het oosten stromend met enkele onbeduidende krommingen. Men vaart met kleine boten, die een zeil, vaarstaken en een roer hebben en zich onderscheiden van andere zeeschepen doordat ze in plaats van een breed gekielde snavel een vlak afgesneden voorkant hebben. In het midden van het vaartuig waar wij ons in bevonden, was een mooie, ongeveer vier matten grote hut. Deze boot was in ieder geval groter dan alle andere die we tegenkwamen.

We genoten van een prachtig uitzicht dat begunstigd werd door een heldere hemel. Recht vooruit hadden we het hoge land van Nippon, Tatajama waar de landstreken ... van noord naar zuid liepen Tegen 12 uur naderden we het Kasteel van Kuwana, waar we dicht langs voeren, wat mij de gelegenheid gaf de buitenwerken van dichtbij te bekijken en te zien dat door het trapsgewijs vooruitsteken van de bastions het ene het andere dekt, maar dat het laatste natuurlijk helemaal ongedekt is door het kasteel zelf, maar wel vanaf de kant van het land bestreken kan worden.
De rivier loopt door de stad Kwana en met een grote oploop van mensen kwamen we in de woning waar we ons middagmaal gebruikten.

– zetten onze reis in de namiddag voort. De stad kwam me vandaag uiterst levendig en groot voor. Naast de hoofdstad bemerkte ik twee duidelijke voorsteden en ze eindigden zoals gebruikelijk in dorp-achtige straten. Door vruchtbare velden met gerst, raapzaad en dergelijke, doorsneden met hoog afgedamde rivieren en hier en daar onderbroken door lichte sparrenbossen. Kwamen te voet tegen 5 uur aan in Jokaitzi.

dinsdag 27 mei 2008

27
Breken vroeg op bij Akasaka terwijl het hard regent, komen tegen de middag bij Okazaki, –middagmaal – gaan over de grote Jabakihas’ (zonder de ongeveer 24 voet lange tot op de weg lopende leuning 912 Parijse voet [ca 270 m] lang, 26 Parijse voet [8 m] breed) trekken door lichte sparrenbossen. {We zien] in de meren bij Onohama veel Nympaen. Castalia blanda D.C. Nupar japonica …?… Kalmania.


Nuphar japonica DC.

Veel gerstbouw. In de sparrenbossen vaak fazanten. Cucurb lagenar. [*?] Tegen de avond in Narumi, late aankomst in Mia. Hier komen mijn botanische vrienden, brengen veel gedroogde planten uit deze flora mee. [Ze hebben ook] tekeningen van verschillende gewassen, viooltjes, tot 3 uur ’s nachts bezig met het bekijken en determineren van naturaliën.


Viola sp.

Maken afspraken om te corresponderen en heb dit volgehouden tot mijn vertrek uit Japan.

maandag 26 mei 2008

De 26ste
Verlaten Hamamats zeer vroeg, veel witte en rozenrode Tantalus op de rijstvelden die zich hier uitbreiden in een wijde vlakte. Op afzonderlijke verhoogde heuveltjes van aarde wordt gerst, Vica faba, Brass. Orient. verbouwd. Een prachtige weg voert naar Maisaka, een lang, maar overigens armzalig vissersdorp. Hier rusten we wat en staken met het bovengenoemde vaartuig van de landheer van de wacht van Arai over naar Arai, waar mij middagpauze hielden. Vandaar naar Sirosuka, van waaruit de weg door een uiterst plantenrijk woud voert.Veel zeldzame gewassen gevonden. In Futakawa ruste ik wat en sloeg, terwijl ik voor de stoet uitliep, een zeer bekoorlijke zijweg in die uitkwam bij het op een hoge rots opgerichte, van korenaren gemaakte, beeld van de god Iwaja Kwanon. Hier vond ik veel zeldzame gewassen, en een zeer gevreesde adder genaamd hirakuts, bij een meer waaruit ik zelfs de Nymphaea blanda liet verzamelen. Deze komt hier met een andere oort uit deze familie vaak voor. Daarna moesten we ons haasten om de stoet die al voorbij gekomen was, weer in te halen. Op een moerassig weiland zag ik veel Drosera muscipulpa een zeldzame mooie orchidee. Vermoeid kwam k tegen de avond aan in Josita, verfriste me in een theehuis en zette nu in de kako [kago?] de reis naar Akasaka voort. – over de ook al beroemde brug Jositabas over de rivier Isegawa. (97 afdelingen van de leuning geteld, 562 Parijse voet [= ca 180 m}) Bar regenweer, tot diep in de nacht bezig met onderzoeken en drogen van planten. –

zondag 25 mei 2008

De 25ste
Gisteren was de broer van mijn student Riosai naar me toegekomen, en ik beloofde hem in Kakagawa‘te bezoeken, ik haastte me daarom vroeg voor de stoet uit en verbleef enige tijd bij deze vriend, die me stenen en andere naturaliën cadeau gaf. Kakagawa en de eromheen liggende dorpen zijn beroemd vanwege een stof die geweven wordt uit Dolichos hirsutus. Juist nu was men bezig met het snijden van de jonge scheuten – deze werden in grote bundels gebonden, en kort gekookt – de schil/bast van de houtkern geschraapt – dan in stromend water uitgewassen en voldoende van kleurstoffen gezuiverd in de zon gebleekt, dan tot fijne lange draden getrokken, en zo geweven. Maar alleen als inslag. Bij het dorp Mitsuke vond ik een vliegenvangende Drosera, een laag moerasplantje.


Drosera peltata Sm.

In de nacht kwamen we met zeer slecht regenweer aan in Hamamats. Sinds ons vertrek uit Edo was vooral in de ochtend de hemel doorgaans betrokken en daarom had ik tot mijn spijt nog geen gelegenheid gehad om een lengtewaarneming te doen. –

zaterdag 24 mei 2008

24ste
In de morgen trekken we uit Futsiu, gaan over de rivier de Abegawa, komen door het …?…. gebergte en houden middagpauze in Futsijeda. In de dichte wouden van dit gebergte bevonden zich nog veel voor mij nieuwe gewassen, waaronder Acer-soorten en Atragenen mij mooie sierplanten leken. Veelvuldig kwam hier ook Laurus sassafras Linn. voor, die echter geen Laurus is. Het voorkomen van deze boom bevestigt weer de overeenkomst van de N. Amerikaanse flora met die van Japan. Over dit zo interessante geneesmiddel informeerde ik in Edo ook de K[eizerlijke] artsen. Japan heeft in zijn flora enkele van de in Europa meest gebruikelijke plantaardige geneesmiddelen als Valeriaan, Rad. China, Cort. Hypocastan. – Mentha – foeniculum – Calmus en verschillende Umbelliferen etc. De flora van dit gebergte onderscheid zich van die van zuidelijk Japan en men vindt weinig Lauria’s – Euria’s – Mirthe, terwijl de wouden grotendeels gevormd worden door Hydrangia’s, Lindera, Deutzia’s,


Deutzia

Bumalda [* ?], Sambuccus pubescens, Ligustrum, Quercus dentata, Ulmus Keaki, Fagus en Acersoorten. Bij enkele dorpen vond ik Aleurites (een grote boom) geplant. Uit de noten van deze boom perst men olie om te branden [voor verlichting?]. Na het middagmaal in Futsijeda zetten we onze reis voort door het bergachtige landschap, via Simada tot aan de oever van de beruchte Oigawa, waar we net zoals tijdens onze heenreis overheen werden gedragen. De rivier lag ongeveer een voet [ 30 cm] lager dan de vorige keer. Het water had een zeer melkachtige kleur. In het Fabelgebergte Nitsitakatooge sloeg ik nu hier en daar zijwegen in, verfriste me met thee en honing in een in het gebergte liggend theehuis terwijl ik genoot van een prachtig uitzicht op dit veelheuvelig landschap en mij lustig onderhield met leuke bergmeisjes die ik ringen en haarsieraden gaf.


Hydrangea luteo venosa

Daarna wandelde ik met enkele van mijn bedienden in de stille koele avond door het gebergte naar ons nachtlogies, waar de anderen al een uur eerder aangekomen waren – (ik geniet alle mogelijke vrijheid). Ben tot diep in de nacht bezig met het ordenen en drogen van mijn botanische schatten.


Hydrangea involucrata
Sieb.

vrijdag 23 mei 2008

23.
Zetten onze reis voort naar Futsju. Op de weg kwamen veel karren bespannen met ossen ons tegemoet: deze zijn zeer plomp gebouwd. De wielen zijn zeer verschillend van de Europese door de veelheid van dwarsbalkjes en de brede krans die van dwarsbalk naar dwarsbalk met een tussenhout verbonden is. Op de plaats van de banden waren er uitstekende knoppen op de krans in de vorm van een ∞ met bamboe vervlochten, om zo de krans dichter bij elkaar te houden en slijtage ervan te voorkomen (overigens een gebrekkige manier). De manier waarop de ossen de kar moesten trekken, is voor de dieren zelf zeer bezwaarlijk. Een aan de dubbele dissel bevestigde jukboog rust tussen de nek en de schoft , waar zich een tamelijk grote knobbel gevormd heeft, waartegen het juk bij het trekken aanzet,en omdat juk zich er bijna vrij over heen en weer beweegt, is deze plek vaak ingedrukt. Men gebruikt geen leidsels, door de neus loopt een ring waarmee het dier door middel van een touw geleid wordt: Het zijn doorgaans onbesneden ossen.
Rond Futsiu zijn veel rijstvelden en de onlangs op kleine veldjes gezaaide rijst is nu enkele duimen (centimeters) hoog opgeschoten en nu maakt men de grote rijstvelden klaar voor het verplanten; een zeer moeizaam werk,de overstroomde grond met een hak (….) open te hakken en in voren te leggen. ( Men noemt dit werk …..).We kwamen vroeg in Fitsiu aan en bekeken en kochten wat vlechtwerk en houtwerk, dat in heel Japan beroemd is.