donderdag 3 april 2008

de 3de april
Tegen 6 uur verlaten we Fusieda, een tamelijk grote plaats waarvan de slecht onderhouden huizen een geringe welstand deed vermoeden. Op de straten werden ruwe vellen van verschillende soorten haaien en roggen te koop aangeboden. Japanners kunnen de vellen van de meeste kraakbeenvissen zoals haaien, roggen en steuren voortreffelijk bewerken, en de scheden en handgrepen van hun sabels worden voornamelijk daarvan gemaakt, de eerst genoemde fijn afgeslepen en gelakt in veel kleuren, de laatst genoemde ruw en grofkorrelig. Het zijn echter met name de door Nederlanders en Chinezen hierheen gebrachte roggevellen die bij de Japanners in hoog aanzien staan (Zijn ze een monopolie van de keizer? Welke zijn het meest gezocht? Hoeveel kosten de beste?) – Ook komen er uit Matsmai op Jezo verschillende visvellen, waaronder die van de sterrensteur, Acipenser stellatus L., bijzonder veelgevraagd/gezocht is.
Nu voerde de weg, die steeds maar smaller werd, omhoog naar het met dichte bossen bedekte Utsunomijama gebergte, waar een weelderige vegetatie de zeldzaamste gewassen van de mij tot nu toe bekend geworden flora zich voor en over mij uitspreidde. Ik verzamelde een Osyris, Lindera, Skimmiaen enkele mij vreemd voorkomende geslachten voor nader onderzoek. Ook kreeg ik hier een ondersoort van de tanuki en werd er een muilwolf gevangen, die tamelijk goed van de Europese te onderscheiden is door de kleur van zijn vel en zijn grootte.


Skimmia japonica

Tegen elf uur kwamen we aan in Mariko, waar we de middagmaaltijd gebruikten. Daarna gingen we verder naar Futsju.
Bij het dorp Awegawamura staken bij de Awegawa rivier over, waar we op dezelfde wijze als beschreven bij de oigawa, overgezet werden.


De oversteek bij Oigawa, uit Nippon

Het was vandaag kouder dan gisteren 48° F.[8,3° C], en ik verwonderde me erover deze geharde lieden te zien bibberen van de kou terwijl men mij verzekerde dat ze in de winter zelf minder van de invloed van de koude te lijden hadden dan op dit moment, waarop ze zich eigenlijk aan de rivier konden warmen.
Vlak hierna kwamen we aan in Futju, waar we te voet door de lange straten gingen om het hier zo beroemde werk van de houtwerkers en metselaars te bekijken. Deze plaats is door het hele rijk beroemd vanwege uit bamboe gevlochten, uiterst kunstig bewerkte mandjes en dergelijke en verschillende van meerdere en vaak kostbare houtsoorten vervaardigd huisgerei en andere lakwerk, poppen, bewerkte stenen en dergelijke. In de namiddag bracht men ons een grote hoeveelheid van dit soort handwerk, dat inderdaad alle lof voor bewonderenswaardige kunstvlijt verdient maar deze handelslieden overvragen de waarde van hun goederen eindeloos, en men kan zonder verlegen te worden doorgaans een kwart daarvan bieden.
Zelden gebeurt er in dit eeuwige eentonige berustende rijk iets nieuws, maar zojuist hoorde ik dat er ongeveer 60 dagen geleden bij Okits, slechts enkele mijlen hiervandaan, een Chinees schip (jonk) gestrand zou zijn door een grote navigatiefout van deze zeelieden, die gewoonlijk in 18 tot 12 dagen overvaren van Saho naar Nagasaki. Behalve voor het repareren en de het klaarmaken van hun noodzakelijke tuigage werd het de bemanning niet toegestaan aan wal te komen, en ze liggen nu klaar om over een paar dagen uit deze baai naar Nagasaki gesleept te worden, want Nagasaki is de enige haven van Japan waar de vreemde naties mogen binnenlopen en handel drijven.
Men zal zich verwonderen, dat ik het hier heb over het slepen van een schip over een afstand van verschillende lengte- en breedtegraden, maar de strenge wetten van dit Rijk laten het niet toe de reis van mensen van een vreemde natie naar de keizerlijke handelsplaats op een andere manier voort te laten zetten. Er zouden aan boord van het schip ook enkele Japanners zijn die eerder op de kunst van China gestrand zijn.


Skimmia japonica

Geen opmerkingen: