De 7de maart dinsdag.
Met het aanbreken van de dag het anker gelicht. – Door dezelfde roeiboten als gisteren verder gesleept. Laten bij een gunstige Z.W. wind tegen 8 uur de sleepbootjes achter, zeilen het eiland Nao voorbij, voor ons ligt S’otu. – De oude Japanse kaarten zijn hier, oppervlakkig gezien, tamelijk goed – de nieuwe van de keizerlijke astronomen zijn voor ons Europeanen niet te overtreffen en met name in dit labyrint van eilanden schijnt het raadzamer te zijn, de opgaven van de Japanners zo precies mogelijk te volgen, dan zich uitsluitend te richten op onze eigen hydrografische beschrijvingen, die we tijdens het snelle voorbijzeilen beperken moesten tot enkele punten die tot nu toe, in vergelijking met het werk van de Japanners slechts als opnamen, als onderbroken lijnen beschouwd kunnen worden. (Die toch door de zo zorgvuldig mogelijk bepaalde lengte en breedte mettertijd kunnen dienen als vaste ankerplaatsen voor verdere verbetering van deze vroeger zo weinig bekende Straat).
Japanse schepen, uit Nippon
Met een nieuwe koele wind O.N.O. sturend, bevonden wij ons ’s middags langs het eiland S’jotsusima, dat ik (zijn N.O. punt) peilde S+ O 29º – met Jesima en Ako in zicht op een afstand van ongeveer 2 Japanse mijlen (bij de middag observatie zag dit eiland juist in de horizon, misschien is dat de observatie daardoor enige minuten te hoog ?) N+ O zag men hoogland dat wij in het noordoosten voor Owari en meer oostelijk voor Sikoku hielden. –
Tegen drie uur veranderde de wind die frisser, uit het noorden ging waaien. Wij laveerden met enkele slagen tot we op een afstand van een Japanse mijl voor de kust van Muro lagen, vanwaar enkele gereedliggende sleepbootjes ons tegemoetkwamen en ons helemaal de haven binnensleepten, waar we na [.?.] uur de ankers lieten vallen. Korte beschrijving van de haven en de stad. Bij het inzeilen van de haven nam ik enkele kompasobservaties.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten