De 27ste maart vertrokken uit Tsutsiyama en door het gebergte Kanikasaka getrokken. Het had streng gevroren; we rusten in Susuka en komen via steile maar goed onderhouden bergwegen bij Sakanosita, waar mij door de enkele dagen voor ons uit gereisde Dr Tsooan vooruit bestelde bergplanten, enkele petrefacten en een uiterst merkwaardig lijkende salamander gebracht werden.
Afbeelding van de Reuzensalamander die door Siebold levend naar Nederland werd gebracht, collectie Naturalis
Deze amfibie genaamd san sjoo no-iwi, dat betekent “op de berg levende vis” – leeft hier in het Suzukajama gebergte en voornamelijk op de berg Okunde in bronbeken van waaruit hij af en toe vochtige plaatsen bezoekt. Een kleinere soort salamander, die bekend is onder dezelfde naam, wordt vaak gebruikt als geneesmiddel tegen cachectische ziekten, de kop doorstoken aan een houtje geregen en zo gedroogd verkocht in de apotheek. Deze salamander (Triton., Laureat.) wordt tot 13”6’’’lang. De kop is zeer plat en 1”19”’ breed, staart samengedrukt 4”6”’. Groenig tot donkergrijs met kleine onregelmatige zwarte vlekken. Voorpoten met vier tenen, onder de duim een wrat. Achterpoot met vijf tenen (dit exemplaar had aan zijn linkerachterpoot maar vier volgroeide tenen; boven 2. phalang (vingerkootje) aan de buitenkant van de duim zag ik duidelijk in de vorm van een wrat de vijfde teen uitsteken. (voortplantingspotentiaal van deze dieren?) Onder de duim ook een wrat als bij de voorpoten. Buik gelig groen, ongevlekt. Aan beide kanten vormt de huid langs het lichaam een rand, de die geplooid (crispus‘margo) lijkt door vouwen in deze rand. In levende dieren geeft deze rand de salamander een hoekig aanzien als je het lichaam van de zijkant bekijkt. Deze salamander lijkt veel op de Triton giganticus Cuv. die in Noord Amerika voorkomt. We zullen hem voorlopig opnemen onder de naam Triton japonicus.
De vegetatie van dit gebergte bestaat hoofdzakelijk uit naaldbomen, zoals Pinus- en Taxussoorten; Cupressus jap. Thuja oriental. Daar onder groeien Quercus glauca, Th. Aukuba jap. Eleagnus, Camellia’s, Ilex elliptca. m.
Camellia rusticana Honda
De bodem is bedekt met een dunne hoogstens 5 voet hoge Bamboesoort, waaronder aan de grens Bladien ook enkele andere struikjes voorkomen. Langs de weg en de terrassen ziet men Deutzia, Rozen, bloeiende Armeniaca – ook vond ik hier bloeiende Scilla japonica Th., enkele viooltjes Gluchoma – en Sarmentoso
Viola sp.
– Hier wordt een berg fute sute jama genoemd, dat betekend “penseel weggooien berg” dat is gebaseerd op een sage dat een schilder Kanokohoogen die van plan was de berg te schilderen, zijn penseel wegwierp omdat de berg tijdens het tekenen een steeds andere vorm had.
We hielden middagpauze bij Seki – braken om half een daar weer op, trokken langs de rivier Sekigawa, waar het landschap in het O. en Z. tamelijk vlak werd en spoedig daarna gingende hier vaak voorkomende wouden van Bamboebossen over in vruchtbare rijstvelden. Tegen 2 uur bereikten we Kamajama met een kasteel – tegen de avond Isijakusi en tegen 11 uur ’s nachts kwamen we in Jokaitsi, waar we overnachtten. Ik was, omdat ik alleen de nacht over had voor mijn onderzoek,’s middags in slaap gevallen in mijn norimono, waardoor mij misschien veel interessante dingen ontgaan zijn. – Dit verlies sterkte mij echter voor nieuw werk tot diep in de nacht: (2 uur).
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten