zaterdag 29 maart 2008

De 29ste maart woensdag.
Met het aanbreken van de dag vervolgden wij onze reis, die werd begunstigd door voortreffelijk voorjaarsweer: we trokken door een vruchtbare vlakte met rijstvelden die op dit moment echter met bieten waren beplant. De doelmatige manier waarop deze rijstvelden tijdelijk met andere economisch belangrijke gewassen worden beplant, viel mij des te meer op, omdat men hierdoor een middel verzonnen heeft om bij een dubbele oogst eerder bij te dragen aan verbetering, dan verarming van de velden. Het is bekend dat de rijstvelden (uitgezonderd die van de zogenaamde bergrijst) tijdens het groeien van planten onder water gezet worden. Het water wordt kort voor de oogst weer afgevoerd. De fijnkorrelige, modderige grond vormt met de veel verdrukte wortels van de rijst een harde massa waarin het na de oogst van de rijst overstromende water niet genoeg doordringt en de volledige verrotting van de wortels en de stoppels niet voldoende kan bevorderen. Daarom steekt men de grond enige voeten diep om in grote kluiten, die men langs de akkers gooit in drie tot vier voet van elkaar afliggende, lange, smalle, op bedden lijkende, hopen. Op die manier wordt de verrotting van de wortels en de stoppels bevorderd. Langs de rug van deze aardhopen is nu een rij bieten geplant die welig opgroeit. De heuveltjes steken ongeveer anderhalve voet boven het water uit en maken zo zelfs op waterrijke plaatsen een dubbele oogst mogelijk.

Hierna voerde een goed onderhouden brug ons over de Nikogawa, die omdat hij aan beide zijden was voorzien van een dijk, in een veel hogere bedding als het vlak van de rijstvelden stroomde. Ik zag tijdens de reis vaak riviertjes en beekjes met zo hoog opgeworpen dijken, die de noodzaaak [laten zien] van de bewatering van de rijstvelden bij een plotselinge droogte en als voorzorgsmaatregelen [dienen] bij overstromingen tijdens de regentijd en bij onweer, Honderdjarige vlijt schijnt in de gezegende velden de loop [van beken en rivieren] uit het wilde gebergte langzaam aan gewijzigd en begrensd te hebben. De rechte en parallel lopende groene oevers, regelmatig met bomen beplant, herinnerde mij aan de Hollandse kanalen, überhaupt heeft dit landschap veel van het vlakke, met kanalen doortrokken Hollandse gebied, en ik betreurde slechts, dat in er dit landschap dat zo leek op dat van mijn tweede vaderland, tijdens deze zo vermoeiende reis geen verkwikkende rust was ter begunstiging van mijn onderzoek. Wij hadden in opdracht van onze gezant bijna dagelijks meer dan 10 Japanse mijlen [ca 40 km] afgelegd, om vooral op tijd in Jedo aan te komen.

Uit hetgeen dat in mijn dagboek kort beschreven is, is makkelijk op te maken, met welke voortdurende inspanningen ik de weinige voor het doortrekken van een zo merkwaardig land geplande dagen en nachten moet doorbrengen, om te kunnen voldoen aan het doel van mijn zending en de verwachtingen van de regering, terwijl men toch van de kant van de Japanners met een kleine aandrang de toestemming had kunnen krijgen om tenminste de reistijd van Miako tot Edo wat te verlengen.!!!

– Ik was samen met Dr. Bürger enkele mijlen voor de stoet uitgelopen, om tijd te winnen voor een lange observatie waarvoor wij bij de mijlboom bij het boerendorp Sonots’ 3 mijl 9 straten hiervandaan een goede gelegenheid vonden. Hierna voeren wij met bootjes over de Sanogawa rivier. In de brede bedding, die door veel zandbanken onderbroken was (ik zeg niet te veel) wemelde het van duizenden wilde eenden die naar ik hoorde op bevel van de landheer verzorgd worden. We kwamen in een zeer hoog tempo tegen half 12 uur aan in de voorstad van Mia. Buiten deze voorstad ligt een groot magazijn voor hout, doorgaans Hinoki (Thuja orientalis) dat uit het omliggende gebergte op vlotten hierheen gebracht wordt. Ook gebruikt men hier karren met twee wielen, heel goed gemaakt van fijn gepolijst Keakihout – die getrokken worden door mensen. – Ik bezichtigde hier in grote haast de tuin van een plantenhandelaar, waar ik tussen andere sierplanten de symmetrische Daphne papyrifera in volle bloei vond en ik bereikte enige minuten voor 12 uur de ons aangewezen woning waar we onmiddellijk de middagbreedte namen.

Nu kwamen mijn Japanse vrienden en vroegere leerlingen uit deze streek waaronder ook Mizutani Zukuroku, een zeer ervaren kruidenkenner, met wie ik vanuit Deshima een briefwisseling had, en Tookaku, een leek in de geneeskunde, die ik vroeger de opdracht gegeven om naturaliën te verzamelen.
– Hier leerde ik de later voor mijn onderzoek zo nuttig geworden Ito Keiske en Okutsie Sonsin kennen.


Herbarium gemaakt door Ito Keisuke

M. Sukerok, de grote vriend van de natuurlijke historie, bracht verzamelingen uit alle takken van de natuurlijke historie mee – waaronder zich met name enkele van de zeldzaamste gewassen uit de omgeving van Mia bevonden in zeer goed en karakteristiek gedroogde exemplaren met daarbij gevoegd de Japanse en Chinese namen. enkele vruchten uit Japan en China, versteningen [= fossielen], waaronder een volkomen gevormde kever, kristallen en andere fossielen, en een paar vissen; – gedroogde soorten van Tetraodon en Ostracion – Hippocampus, in hun omineuze verzamelingen zijn dit de meest gezochte vissen van de Japanners. Ook waren er enkele kevers en vlinders bij. Veel zeldzame planten en dieren, die hij zelf in staat was om te onderzoeken, had hijzelf tamelijk nauwkeurig afgebeeld. Daarbij waren ook afdrukken van gedroogde planten die ik zeer treffend vond.


Herbarium gemaakt door Ito Keisuke

In het bijzonder echter trokken twee bandjes van met de hand gemaakte tekeningen mijn aandacht. Het was een verzameling tekeningen van Japanse planten, alle nauwkeurig benoemd met de Lineaanse namen: onder iedere plant was de geslachtsnaam geschreven, en onder de 102 exemplaren kon ik er slechts vier vinden die foutief benoemd waren. Veel van de genoemde geslachten zijn nog door Kaempfer, noch door Thunberg ingevoerd in de huidige flora: en enkele ervan waren zelfs mij nog niet bekend Ik was dan ook nieuwsgierig van hem te horen, op welke literatuur hij zich had gebaseerd, en hoorde, dat hij slechts een oude Nederlandse uitgave van Linaeus ter beschikking had gehad.


Herbarium gemaakt door Ito Keisuke

De tweede band bevatte afbeeldingen van de meeste insecten en allerlei amfibieën uit de omgeving van Mia. Hierna bood mijn vriend mij aan om zijn botanische tuin die ongeveer 2000 planten bevatte, te gaan bekijken en er naar believen de nodige planten uit te zoeken. Maar het overhaaste opbreken uit deze plek, een dorp waar alle vorige gezanten een avond en nacht doorbrachten – liet mij niet eens genoeg tijd om de zo juist voor mij uitgestalde naturaliën zelfs maar oppervlakkig te bekijken. – daarom besloten mijn vrienden, mij te volgen naar de plaats waar wij zouden overnachten. – Ze brachten daarom alle naturaliën in mijn draagstoel, waarin ik vervolgens de hele middag doorbracht met ze te bekijken en, op verzoek van mijn vriend M.Z., het determineren van de mij bekende objecten. Ik stuurde alle mineralen ter controle naar Dr Bürger om ook hem er naar te laten kijken.

Men zal zich hier afvragen: of men in de Japanse draagstoelen wel zo gemakkelijk kan schrijven, lezen en dergelijk werk kan verrichten? Dat is zeer goed mogelijk als men eenmaal gewend is aan het ritmisch schommelen en schokken van deze reisdraagstoelen Het schrijven is voor mij tenslotte zeer gemakkelijk geworden, maar alleen met een vast potlood: iets dat mijn onderzoek gedurende de reis ontzettend heeft vergemakkelijkt. Daarbij ben ik tot groot ongenoegen van mijn dragers, in mijn vliegende studeerkamer voorzien van de benodigde boeken, instrumenten, en alle gemakken een reiziger. Alleen het zitten op de bodem van een norimoro maakt het lastig om er langdurig in te reizen, en men is gedurende de hele reis stijf en lamlendig.

Onderweg zag ik op de rijstvelden weer verschillende witte ibissen langzaam voortschrijdend, net als reigers, hun voedsel zoekend. Ik liet bij de otona van het nabijgelegen dorp het verzoek indienen om tegen een beloning een aantal van deze zeldzame vogels voor mij te laten schieten, maar ik kreeg te horen dat de landheer hier het gebruik van vuurwapens verboden heeft.
Ik bracht de avond tot diep in de nacht door met mijn vrienden. Onder de mineralen bevond zich een heel bijzondere verstening van een zeer goed geconserveerde kever, een Agaatnier, groene obsidiaan, en dergelijke. En onder de tekeningen vielen mij een zwarte kraanvogel op, die gevonden wordt in het landschap …..?…., en een Fistularia met een lengte van van 5 Parijse voet. Ik gaf aan M.Z. een korte oppervlakkige instructie over de hoofdzaken van de plantenanatomie – en gaf hem opdracht alle zeldzamer planten uit deze streek te verzamelen, en bevestigde met deze opgewekte man een voor mij zo’n welkome band voor mijn botanisch onderzoek; een verbinding, waaraan een beduidende groei van de Japanse flora grotendeels te danken is, want deze M. Sukeroku, Ito Keiske en O. Sonsin hielden zich vanaf dat moment tot aan mijn vertrek uit Japan zeer ijverig bezig met het opzoeken, drogen en tekenen van de zeldzaamste planten uit midden Nippon.

Geen opmerkingen: