zaterdag 6 februari 2010

Maandag 6.

Omstreeks 2 Ure kwam de Onder Rappr mij de komst van den Hofr Opper Banjoost aankondigen die ook een half Uur later met eenen anderen Opp banjoost bij mij verscheen, -- De Tolken gaven mij te kennen, Dat het de decisie was op mijn den verzoek bij missieve van den 2e dezer aan het Tolken Kollegie en bij naderen brief op gister aan den Poortwachter afgegeven beide betrekkelijk den Hofreis bark. – Nadat ik het gewone Compliment had afgelegd, las de eerstgend Banjoost de oorspronkelijke Jap: Order of antwoord van den Gouvr hard op voor. Toen dat geëindigd was gaf ik te kennen, dat ik denzelve een papieren zoude overgeven en ging in eene andere Kamer om het te Schrijven, Doch den Opp Tolk Foekizeimon volgde mij en zegde dat ik vooraf de order te maken de mondelinge vertaling daarvan door de Tolken xxxxxxxxxxxxxx xxxxxxxxxx moest aanhooren, dat het zeer onbeleefd was (die niet te willen aanhooren). Ik ging toen dadelijk naar den Opp Banjoost terug en hoorde met betooning van eerbied den vertaling derzelve order aan, xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx die door den Opp Rappr gedaan wierd wordende mij tevens mijne brief van gister terug gegeven, waarna ik heen ging en maakte een papier op, in substantie inhoudende

“Het Opph van den Nederl: handel vezoekt eerbiedig den Weledele Heer Opp Banjoost hem gelieven te ecuseren, dat hij niet mondeling kan antwoorden, al zoo hij redenen heeft te vreezen, dat de Tolken de gezegdens of antwoorden niet goed zouden overzetten, terwijl ook de meeste onder hen niet genoeg het hollandsch verstaan om getrouwelijk te kunnen vertalen, al wilden ze zulks. Ik moet daarom denWE Heer Opp Banjoost eerbiedigst verzoeken mij tot voorkoming van verkeerde vertaling of misverstanden, mij alles Schriftelijk te willen geven. Wanneer ik volgaarne op alles almede Schriftelijk zal antwoorden, zullende ik insgelijks alle de geëerbiedigde van den Orders van den WedGeAchtb. Heer Gouverneur Stiptelijk zal opvolgen welke Zijn WEd Actb: mij zal gelieven te geven.

Ik verzoek om de bovenaangehaalden redenen de Orders van heden Schriftelijk te mogen hebben dewijl het de intentie derzelve nauwkeurig wenschte te kennen, om daaraan gelijkerwijs te kunnen voldoen.

Ik heb de eer enz.,,”

Het welk ik ondertekend en van mijn cachet in lak voorzien, aan den Hofr Opp Banjoost overhandigen. Hij gaf dat papier ter lezing aan den Opp Rappr over, die het las en vervolgens hem in het Japansch mondeling vertaalde.

De Opp. Banjoost liet mij zeggen dat overmorgen de voor de Hofreis ingehuurde bark zou geladen worden of zegden dat zulks des noods nog heden dan wel morgen kon geschieden.

Den Tolk vroeg mij of zoo het overmorgen Sterk regende dan toch geladen zou worden. Ik

antwoorde dat al bedierf al mijn goed door de regen ik zoo men goed vond, het nogtans zou doen laden.— Doch men gaf mij de verstaan, dat zoo het hard regende, den Opp Banjoost dan niet zoukomen.— Kort waarna xxx de Opp Banjoost vertrok, die in het heen gaan de kisten waarin mijn Beddegoed en andere benoodigdheden voor de Hofreis was, bezigtigde en zegde, dat hij zag dat ik met alles reeds gereed was.

‘S avonds om zes Ure bragten mij de Tolken het Translaat van den Order of liever van het antwoord van Den Gouvr.

'S avonds meldde Dr v. Siebold mij Schriftelijk dat hij Sedert eenige dagen een Goud horlogie vermist hebbende, heden den Rappr Tolk en Ottona daarvan kennis had gegeven mij verzoekende de Opper Tolk op te dragen zulks aan het Jap: Gouvt bekend te maken, aan welk verzoek ik om xxxxx xxx van den 2e Kassaris voldeed.

Geen opmerkingen: