zondag 14 februari 2010

Dingsdag 14.

Worden de Goederen gevisiteerd en verzegeld ook den twee overgebleven Glaze Stolpen

ingepakt.

Tegen den avond, komen de Dwarskijker en de Onder Rapporteur mij de Translaat

Order waarbij aan mij ik, als voor de erste maal de Hofreis doende, gewaarschuwd worde om gedurende de reis eendragtig met de Tolken te zijn, de oude Kapittels in acht te nemen en den Raad van den Opp Banjoosten te volgen en den twee andere Hollanders den Vrede en eendracht te bevelen.

Ik zag duidelijk aan den inhoud van het Translaat dat het door de kruiperijen der Tolken geprovoceerd was. Ik gaf de zulks niet onduidelijk den Dwarskijker te kennen en zegde, dat ik wel inzag dat zij den Gouvr, wederom, als naar gewoonte, verkeerd omtrent mij onderrigt hadden, doch dat ik hoopte eenmaal denzelve de waarheid te doen kennen, dat er tusschen het

Opperh en de Tolken geen eendracht kon plaats vinden, wanneer hij dat moest hoog vernemen door alle hunne onredelijke vorderingen van lichtingen enz. in te willigen, dat wanneer zij hunnen pligt deden dat alles was, dat ik van hun verlangde, doch dat zoo zij dachten, dat ik mij door hun zou laten regeren, zij zich zeer zouden bedriegen, dat, hoezeer zij gaarne zouden zien dat ik mij even als den zogenoemde Kapitein der Chinezen onderwierp, om op het Kollegie de bevelen der Tolken te komen vragen, ik als gezant der hooge Indische Regering mijnen waarde te zeer gevoelde, om mij met jun gelijk te stellen, dat zoo de Tolken, die ik als dienaren van het Opph beschouwde, op reis zich wel gedroegen en mij reden to tevredenheid gaven, ik hun eene belooning zou toeleggen, en hun mijne Gunst betoonen, en anders niet – De Dwarskijker had zeer weinig in te brengen, de Ond Rappr die het Translaat had overgezet zegde dat hij misschien niet goed had overgezet. Dan ik zeide dat ik den geest van hetzelve genoeg begreep en daarmede gingen zij heen.

Geen opmerkingen: