donderdag 12 juni 2008

de 12de
We bezoeken vandaag het beroemde toneel van Osaka. De ingang is versierd met een rij opgehangen, grof geschilderde scènes, een duistere gang voert naar het toneel, dat tamelijk groot gebouwd is over het algemeen in de stijl van onze Europese theaters, maar ruwer en zonder versiering en daarbij oud, eigenlijk alleen vergelijkbaar met een skelet van een Europese bühne. Ook vond men hier niet de netheid en schoonheid die de Japanners overal zo eigen is, voor het ontbreken ervan zijn de toneelspelers persoonlijk aansprakelijk. Men heeft hier, net als bij ons een parterre, parterre loges en hogere loges; maar op de plaats waar bij ons gewoonlijk de galerij is, is hier voor het binnenvallen van het daglicht een ringvormige opening gelaten. Men speelt hier namelijk de hele dag door. Langs de parterre lopen twee wegen, naar het toneel waarover, al naar gelang de voorstelling, de toneelspelers zich tijdens de act naar het toneel bewegen of zich ervan verwijderen, en zo wordt de parterre als het spel dat verlangt vaak zelf een toneel en dan zit men tussen de spelers.

Wij gingen in de parterre zitten. Nu begint men met een trommel en enkele fluiten naar Chinese smaak slechte muziek te maken wat ongeveer een kwartier duurde.
Hierna kwam een toneelspeler naar voren, die door het oplezen van een korte proloog het toneel(stuk) opende. Er werd vandaag een stuk opgevoerd met de titel “Imose Jama”. De toneelspelers waaronder verschillende uitblinkers in hun vak waren, zouden zelfs in Europa algemene bijval gehad hebben. Hun mimiek en hun voordrachtskunst, waarin hun volksaard met de vaak ongekunstelde uitdrukking van hartstocht zich tot een harmonisch geheel vormden, verdient alle lof, en hun vaak kostbare kostuums vergoeden veel van de armoedige inrichting van het theater, waarmee ze in scherp contrast staan. Er wordt alleen geacteerd door mannen, waardoor de voorstelling toch altijd iets (aan kracht) verliest, hoe goed de vrouwenrollen ook ingestudeerd zijn, en des te meer omdat de voorstellingen bij dag plaatsvinden, en geen kunstgreep in staat om is bij helder zonlicht het bekoorlijke van het vrouwelijke geslacht aan te brengen. Toch verliest de voorstelling van het Japanse toneel hierdoor minder dan onder dezelfde omstandigheden in Europa het geval zou zijn: en wel om de reden dat de vrouwen en afgeleefde bijvrouwen van de keizer en de landvorsten, die het meest gebruikelijke onderwerp van Japanse toneelstukken zijn, zo ver ik heb gezien over het algemeen niet bijzonder prikkelend zijn en onder de gebeurtenissen waarbij hun noodlot op het toneel de herinnering waard is, meestal afgetobd en afgeleefd verschijnen, en zo in de ook hier zeer losbandig levende toneelspelers een aansprekend ideaal vinden. Het toneel zelf lijkt overigens op het Europese en het doek dat niet naar beneden valt, maar van beide zijden naar het midden getrokken wordt – sluit de scènes af, de toneelspelers bezig met de voorstelling van een beslissende acte, aan het oog onttrekkend. –

De toneeldecors, die in het algemeen goed bij het stuk horen, bestaan uit samenvoegingen van verschillende staketsels, die de bij de omstandigheden passende voorstelling geven. Men kent hier niet het gebruik van coulissen, daarentegen kan de vloer van het toneel als een draaikruis horizontaal in het rond gedraaid worden, waardoor men een zeer snelle verandering van het decor kan bewerkstelligen. Aan beide kanten van het toneel zijn met bamboematten dichte loges aangebracht,waarin een toneelspeler, op de manier van een koraalzanger de gaten, die de toneelspelers open laten, opvult en de handeling waar het pm gaat nader uitlegt. Het wordt sioorokikatari genoemd; in een andere loge zitten muzikanten meestal samisenspelers die sjamsen hiki worden genoemd.

Het toneelstuk Imos Jama heeft het volgende verhaal tot onderwerp van de opvoering: Een mikado (erfkeizer), Ten Si Ten noo, werd, omdat hij blind was, door een van zijn hoogwaardigheidsbekleders van de troon gestoten, en beroofd van de belangrijkste insignes van de troon; de spiegel en de oude wapens. De blinde mikado vluchtte met enkele trouw gebleven dienaren en bijvrouwen en vind in het Nara gebergte bij Kaska bij een oude jager, hoewel deze arm is, een gastvrije ontvangst. De oude jager kent een middel om de erfkeizer het gezicht weer terug te geven, namelijk het bloed van een hert. Op het doden van een hert staat in de landstreek Nara de doodstraf omdat ze heilig zijn voor de god Kaska Dai Mioosin. Maar de oude jager gaat met zijn jonge knecht en zijn stiefzoon eropuit om het wild op te sporen, doodt een hert en brengt het verse bloed naar de blinde erfkeizer. Intussen wordt de jachtovertreding bekend: de oude jager wordt gegrepen en naar het gerecht gesleept. Zijn stiefzoon, wiens moeder vroeger dagelijks probeerde eerbied, liefde en gehoorzaamheid voor zijn vader dieper in te prenten, besloot zijn vader van het levensgevaar te redden door zichzelf op te offeren. Dialoog van deze zoon met zijn jongste broer, aan wie hij de zaak uitlegt en die hij opdraagt een brief waarin hij zichzelf als de stroper aangeeft zo spoedig mogelijk naar de rechter te brengen. Hij schrijft – de broer haast zich op weg met de brief. Er komen gerechtsdienaren om de stiefzoon te grijpen. Verdriet van de moeder – de zoon herinnert haar aan de vroeger gegeven opvoeding en opdracht van zijn vader te houden. – het verdriet van de moeder wordt hierdoor alleen maar erger: De gerechtsdienaren rukken de zoon uit de armen van de moeder, die een harde strijd met de moederliefde moet strijden: monoloog van de moeder, in vertwijfeling het zesde uur (de tijd waarop de zoon berecht zal worden) tegemoet ziende – de vertwijfeling wordt met toenemende slagen van de klok opgevoerd: (deze rol werd voortreffelijk gespeeld door de toneelspeler) en met de zesde slag verstomt ook de weemoedige stem van de in elkaar zakkende moeder.—ze ligt in onmacht – de vader wordt door het gerecht onschuldig verklaart en uit blijdschap hierover, zonder echter de oorzaak van zijn vrijlating te kennen, een beetje beschonken keert hij naar huis terug en vind daar zijn vrouw in vertwijfeling – Hij krijgt van haar de oorzaak van haar tostand niet te horen. Komt zo bij de dienaren van de keizer – die het opvalt de oude jager bijna dronken door her gerecht vrijgesproken van straf te zien. – Ze krijgen argwaan dat de oude jager misschien het geheime toevluchtsoord van de mikado heeft ontdekt en vragen hem ernaar. – Hij kan op geen andere manier zijn trouw aan de erfkeizer bewaren dan door de opoffering van zijn echte zoon (die de brief naar het gerecht heeft gebracht). Hij vermoordt hem om te bewijzen dat hij de keizer niet verraden heeft. De moeder komt bij uit haar eerdere verdriet en zinkt met haar vermoorde tweede zoon in haar armen nog dieper in vertwijfeling terug.: Nu krijgt de vader het hele verhaal te horen – maar intussen komen voorname personen die vroeger aan het hof van de blinde mikado geleefd hebben met de blijde boodschap dat men bij het graven van de kuil waarin de stroper levend begraven zou moeten worden, een schat, namelijk de insignes van de keizerlijke troon, die de troonrovers in het gebergte hadden verborgen, gevonden heeft, waardoor het leven van de zoon van de jager gered is. Daarop komt de stiefzoon met een feestelijk gevolg de spiegel en de oude wapens van de mikado brengen, die ook juist genezen van zijn blindheid, met de hem toebehorende insignes het recht op de troon weer op kan eisen, erop uittrekt. – Wordt vervolgd.

Geen opmerkingen: