donderdag 3 juni 2010

Zaterdag 3.

Voormiddags kwam den Opp. Banjoost. Hij en de Tolken drongen aan op dat ik mij zou verklaren of ik overmorgen al dan niet ter Audiëntie zou kunnen gaan. Zij sloegen mij voor om alleen de twee andere Heeren in mijne plaats te sturen indien het ongemak aan mijn’ voet mij belette te gaan. Dit laatste weigerde ik echter en na lange woordenwisseling werd bepaald, dat de Opp Banjoost morgen mijne decisie deswegens zou komen vernemen. Den Tolken gaven mij te kennen dat de Opp Banjoost zeer verlegen was daar ons verblijf alhier langer dan gebruikelijk moest plaatshebben.
Namiddags kwamen drie Docters van den Geestelijke (of zoo als den Japanner hem noemen, Erf) Keizer waar onder een die mij aangekondigd wierd als hoger in rang dan de N: Gouverneurs. Zij boden mij eenige geschenken van fraaije Japansche teekeningen enz. aan.
Een dier Heeren bragt eenen schilder van Den Dairi mede die mij eenige teekeningen van zijn werk aanbood en nog eenige schetsen in mijn bijzijn teekende.

Geen opmerkingen: