zaterdag 13 maart 2010

Maandag 13.

Vertrokken uit Nisinomia [Nishinomiya] in sneeuw en regen. Omstreeks elf Ure trokken [we] door den Stad Amagazakki [Amagasaki] vertoefden eenigen tijd te Sjoezio [Juso] in een zeer gering Theehuis, alwaar de dragers van Moero [Muro] mij verlieten en die van Ozaka [Osaka] hun vervingen. – Omstreeks drie Ure kwamen wij in onzen Herberg in gen. Stad dien vrij Slecht is, zijnde de vrtrekken zelfs niet zindelijk. – Wij wierden hier wezenlijk opgesloten terwijl de Opp Banjoos op mijne aanvraag mij te kennen gaf dat wij volgens Zoogen Kapittel bij den opreis [= heenreis] gedurende ons verblijf alhier niet vermogten uit te gaan, maar dat bij de terugreis ons zulks konden vergund worden.

Nadat wij gegeten hadden, kwam de Opp. Tolk dien te Sjaeozio vooruit was gegaan om onze aankomst den Gouverneurs bekend te maken, ons volgens gewoonte met den behouden aankomst gelukwenschen. Daar hij op mijne aanvraag daarover mij zegde dat den geschenken voor hier volgens Kapittel, aan den Hospes wierden afgegeven, zegde ik hem dat ik hem naar de Gouvr had willen zenden, om volgens gebruik hun namens mij te complimenteren en te vragen of zij thans, dan bij onze terugkomst de geschenken verkozen te ontvangen. Hij zegde mij zulks gedaan te hebben, waarop ik hem mijn ongenoegen te kennen gaf, en vroeg waarom hij mij zulks volgens zijne pligt niet had gezegd, maar mij enkel gezegd had, dat hij vooruit moest gaan om onze aankomst bekend te maken en dat ik thans moest veronderstellen, dat hij opzettelijk den Gouvr zoodanigen beleefde boodschap uit mijnen naam niet had gedaan daar ik, toen hij ten Sjoezio van mij afging niet dadelijk bedacht was geweest hem dat op te dragen en hij niet tijdig genoeg was teruggekomen om het alsnog te kunnen doen en dat hij, die beter dan ik den Kapittels kende mij in alle geval daarover had moeten herinneren. Volgens zijn gewoonte had hij veel daar tegenin te brengen, dat uit elendige uitvlugten, in hollandsche brabbeltaal voorgedragen bestond, en hij eindigde met mij ten willen dietsmaken, dat hij alnogmorgen ochtend de gedachte boodschap aan den Gouvr zou doen. – Ik antwoordde hem dat ik wel wist dat hij niet ten tweede maal bij den Gouvr zou durven verschijnen. En na nog eenigen woordenwisselingen voortrok hij, doch...

Geen opmerkingen: