woensdag 14 april 2010

Vrijdag 14.

De Opper Tolk berigtte mij dat hij belast was, mij namens den Goevr aan te zeggen, dat daar het gewoonlijk te laat wierd, wanneer het Opp.hoofd op eenen dag bij alle den Rijks Raatsh Regters rondging, bepaald ware, dat dit maal bepaald was dat het Compliment bij den Raadsheeren in twee achtereenvolgende dagen zal worden afgelegd.

Daar ik vergeefs om eenige geschikte werklieden gevraagd heb, en mij niet dan zeer ongeschikte waren toegezonden, die door den Hospes moeten bezocht worden, hetwelk bij alle de op alle plaatsen waar wij gelogeerd hebben een verregaande in het oog loopend misbruik is, door de Hospesen in het werk stellen, om een voordeel te vinden op de goederen dien wij koopen of doen vervaardigen en hetgeen oorzaak is dat wij alles veel duurder moeten betalen, en het dan nog soms zeer slecht is, Schreef ik den Onder Banjoost deze brief.

Inseratur Kbb: N° 12

Eenigen tijd nadat ik dien verzonden had, kwam de ambtenaar bij mij en na eene onderhandeling waarbij den Hospes wierd geroepen, bepaalde de Opper Banjoost dat ik wanneer ik geen genoeg mogt nemen met den werklieden die mij de Hospes bezorgt, ik andere zou kunnen doen roepen mits den Hospes daarvan te verwittigen wanneer er een onderbanjoost bij zal tegenwoordig wezen, hetwelk voor de werklieden van den Hospes door den Opp. Banjoost wordt verschoond. – Daar echter de Hospes die een slecht en doortrapt voorkomen heeft, zijn zaak zelf de bij den Opp banjoost kan bepleiten en ik mij van een Tolk moet bedienen, die het steeds met hunne Landslieden tegen ons eens zijn, zie ik wel in dat ik daardoor weinig gemak zal hebben. — Intussen spijt het mij, dat ik bij de h: Regering geïntercedeerd heb, om deze Hospes Vijftig Knasters Suiker te mogen geven die tot gemoedkoming van het verlies van zijn huis door den brand, daar hij zulks slecht xxxxxx en dus niet verdiend. Daarom rade ik ook mijnen opvolgers zeer af om immer diergelijke giften aan den Regering voor te dragen ten zij dan als belooning van goed gedrag der Hospezen en dan eerst na volbrachten Hreis om niet altijd den dupe te wezen van de Speculaties dier Menschen en der Tolken die steeds zamen heulen.

Namiddags wierd ik door den Opperbanjoos bezocht zijnde een der genen die in het paleis alles regelt en bezorgt ten aanzien onzer Geschenken.

Voorts kwamen drie Docters van de Landsheer van Satzuma mij uit deszelfs naam complimenteren en bedankten mij nogmaals voor het op gisteren gestuurde gebak. Tevens kondigden zij mij tegen morgenavond het bezoek aan en vragen belet voor dien Landsheer en zijne bijvrouwen. Ik antwoordde dat mij zijn bezoek even vererend als aangenaam zou wezen, dat ik echter bij voorraad verschooning bad, omdat ik niet behoorlijk was ingerigt om hem behoorlijk te ontvangen, daar de verre reis die ik afgelegd had, mij niet toegelaten had, vele meubelen enz. mede te nemen, dat ik echter alles zou aanwenden om hem wel te ontvangen.

Ook een Dienaar van een Bloedverwant des Keizers Simizoe Skibikio die mij een Waaijer van denzelven welke bij den Keizerlijke Dans gebruikt worden, aanbood.

Geen opmerkingen: